Rijksoverheid
Betreft TSEstappenplan 2
Geachte Voorzitter,
Bij deze bied ik u de antwoorden aan op vragen van de vaste Kamercommissie
voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het TSEstappenplan 2 van de
Europese Commissie (ingezonden 12 oktober 2010).
1. Volledige uitschakeling van risico's wordt gezien als een onrealistisch
doel. De regering wordt verzocht meer inzicht te geven in de
overwegingen ten aanzien van het gevoerde risicomanagement inclusief
een definitie van aanvaardbaar geachte risico's en de monitoring
daarvan;
Zoals bekend worden beslissingen over de aanpassing van BSEregelgeving op
Europees niveau genomen. De discussies over risicobeleid vinden ook op dat
niveau plaats. Uitgangspunt van de EU, inclusief Nederland is dat bij BSE niet
getornd mag worden aan het hoge beschermingsniveau en dat eventuele
aanpassingen van de bestaande maatregelen stapsgewijs dienen plaats te vinden
op basis van solide wetenschappelijk advies. Nederland onderschrijft het beginsel
van de Europese Commissie dat BSE ook in het licht moet worden gezien van
andere gezondheidsbedreigingen en dat dat effect kan hebben voor de prioritering
van verdere acties op EUniveau. Daarnaast streeft Nederland ernaar om risico's
ook nadrukkelijk af te wegen tegen andere maatschappelijke waarden. Nederland
heeft daarom altijd benadrukt dat naast volksgezondheid, ook de gevolgen van
BSEvoorschriften voor andere maatschappelijke waarden betrokken moeten
worden zoals dierenwelzijn, biodiversiteit en milieu. Deze zogenaamde brede
risicoafweging komt tegemoet aan de kabinetsreacties over 'Nuchter omgaan met
risico's' van 29 mei 2006 (TK 30 300 XI, nr. 15), het advies WRR 'Onzekere
veiligheid' en het advies van de Gezondheidsraad 'Voorzorg met rede' van 2 april
2009 (TK 28 089, nr. 23). De brede risicoafweging is met name van belang in de
discussie over het gebruik van diermelen in diervoeders.
Ter nadere toelichting wil ik over de specifieke Nederlandse standpunten over de
herziening van het verbod op diermelen in diervoeders en de herziening van de
BSEmonitoring nog het volgende opmerken.
Herziening van het verbod op diermelen in diervoeders.
Het standpunt van Nederland om onder strenge voorwaarden toe te staan dat
diermelen op basis van slachtafvallen van varkens in pluimveevoeders worden
verwerkt en vice versa, is mede gebaseerd op onderstaande conclusie van het
Europese voedselveiligheidsagentschap EFSA.1
'To date, no Transmissible Spongiform Encephalopathies (TSEs) have been
identified as occurring in pigs or poultry under natural conditions. Taking account
of the epidemiological situation of BSE in cattle in the EU, which indicates a
decreasing trend, together with the current control measures in place to avoid
exposure of pigs and poultry to BSE contaminated material, the EFSA Scientific
Panel on Biological Hazards (BIOHAZ) concluded that the risk of transmitting BSE
to pigs utilizing poultry PAPs and vice versa is negligible. Consequently in this
scenario any increase in the exposure risk of BSE to humans would be negligible.'
Dit was ook voor de Europese Commissie en meerdere andere lidstaten aanleiding
voor eenzelfde standpunt.
Daarnaast is Nederland van mening dat een versoepeling van de Europese
voorschriften ten aanzien van diermelen kan leiden tot meerdere positieve
effecten op het terrein van duurzaamheid. Daarbij valt te denken aan betere
benutting van een hoogwaardige grondstof, een verminderde vraag naar soja op
de wereldmarkt, een betere vertering van voeders waardoor verbeterd dieren
welzijn, verminderde mestproductie en verlaging van de kostprijs van veevoeders.
Dit zijn relevante overwegingen in het kader van de gewenste brede risico
benadering.
Herziening van de BSEmonitoring.
Nederland is ook voorstander van een verlichting van de monitoring van BSE bij
runderen. Reden is dat BSE bij met name jonge runderen zo goed als nooit meer
wordt vastgesteld en dat op basis van statistische overwegingen volstaan kan
worden met minder testen zonder dat een minder betrouwbaar beeld van de BSE
epidemie wordt verkregen. Ik wil daarbij opmerken dat het grootschalig testen
van runderen primair bedoeld is om zicht te houden op de ontwikkeling van de
BSEepidemie. De volksgezondheid wordt vooral gewaarborgd door de EU
voorschriften om specifieke risicomaterialen uit slachtdieren standaard te
verwijderen en te vernietigen. Welke materialen dat zijn is vastgesteld door EFSA
op basis van een wetenschappelijke risicoevaluatie.
2. Eveneens wordt de regering verzocht meer inzicht te geven in de wijze
van toezicht op en sanctionering van de illegale handel in diermeel%
stromen en het toezicht op diermeelstromen naar herkomst/diersoort;
De Europese Commissie heeft het voornemen om in 2011 met voorstellen te
komen voor regelgeving voor de toelating van "nonruminant to non ruminant"
diermelen in diervoeders waarbij de intraspecies recycling (kannibalisme) wordt
uitgesloten.
Die voorstellen zullen onder andere een systeem van kanalisatie inhouden voor de
productie, handel en verwerking van diermelen bestemd voor diervoeders. Naar
verwachting zal één van de eisen daaraan zijn dat de productie, het transport en
de verwerking van diermelen die bestemd zijn voor de verschillende diersoorten,
volledig gescheiden plaatsvindt. Hiermee moet vermenging van diermelen of
diervoeders, en dus kannibalisme, uitgesloten worden. Bovendien heeft de
Europese Commissie aangekondigd dat er controle dient plaats te vinden met
adequate analysemethodes.
Nederland zal die voorstellen beoordelen vanuit de noodzaak om effectief toezicht
te kunnen houden op illegale of onbedoelde bijmenging van niet toegelaten
diermelen.
In uw vragen refereert u tevens aan recente bevindingen van illegale bijmenging
van runderdiermelen in partijen diermeel die bestemd waren voor export naar
landen buiten de EU. Ik wil opmerken dat deze kwestie mijn aandacht heeft. Voor
de specifieke punten zou ik willen verwijzen naar mijn brief aan de Tweede Kamer
van 18 november 2010.
3. Tot slot verzoekt zij de regering meer inzicht te geven in kruiselingse
besmettingsmogelijkheden met prion%ziekten via onderscheiden
diermeelstromen;
Kruislingse besmettingen door de vermenging van diervoeders voor verschillende
diersoorten zal worden voorkomen door de eis van een gescheiden productie voor
de verschillende diersoorten.
Een kruislingse besmetting doordat een eventuele prionenziekte van pluimvee
langs de weg van diervoeders kan worden overgedragen op varkens of omgekeerd
acht ik vooralsnog uitgesloten. Daarvoor verwijs ik naar bovenstaande conclusie
van EFSA uit 2007.
De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
dr. Henk Bleker