ChristenUnie


Bijdrage André Rouvoet plenair debat over de situatie in Eindhoven en omgeving

Bijdrage André Rouvoet plenair debat over de situatie in Eindhoven en omgeving

dinsdag 07 december 2010 14:00

De heer Rouvoet (ChristenUnie): Voorzitter. Ik dacht eerst nog dat we het over de marechaussee hadden, maar toen de heer Dibi vroeg om man en paard te noemen, dacht ik: kennelijk gaan we inmiddels de cavalerie eropaf sturen. Het gaat snel in zo'n debat.

Ik hoef de situatie in Brabant niet te schetsen; dat hebben anderen al gedaan. De situatie is inderdaad zorgwekkend. Je merkt dat burgers en buurten het slachtoffer worden, inclusief dreigementen en chantage om medewerking te verlenen aan de drugscriminaliteit, een burgemeester die is ondergedoken enzovoorts. In de kern onderstreept dit natuurlijk de onhoudbaarheid van het Nederlandse drugsbeleid, het gedoogbeleid zoals we dat kennen. Ik waag me aan de veronderstelling dat we dat in essentie allemaal vinden, maar alleen de oplossing in verschillende richtingen zoeken. We hinken nog altijd op twee gedachten.

Dat heeft geleid tot een drugsbeleid waarbij er een schemerzone is tussen legaal en illegaal, tussen gewone detailhandel en criminaliteit. De burgemeester van Eindhoven, de heer Van Gijzel, zei dat Brabant dankzij het tolerante drugsbeleid is verworden tot de graanschuur van Nederland. Dat geeft al iets aan van de aard van die problematiek. Daardoor zijn dingen niet meer wat ze lijken. Mij valt altijd het volgende op. Als de Engelsen het hebben over een drugstore, klinkt dat fout, maar is het oké. Als wij het over een coffeeshop hebben, klinkt dat oké, maar is het dat niet.

Vanuit mijn fractie is altijd gewaarschuwd tegen het beleid van liberalisering of legalisering. Er is zelfs een tijd geweest waarin de PvdA-fractie de term "regularisering" probeerde te introduceren. Het komt allemaal neer op normalisering van iets dat wij niet normaal moeten vinden: drugsgebruik. Drugsgebruik is slecht voor de mens en slecht voor jongeren. Daarom hebben wij daar ook altijd voor gewaarschuwd. Ik ben een beetje verrast dat een aantal fracties nog steeds bevangen is door de wat naïeve en romantische ideeën over criminaliteit de wind uit de zeilen nemen door normaliseren, regulariseren, liberaliseren of legaliseren. Alsof de leden van georganiseerde misdaadbendes zich na legalisering van softdrugs of het reguleren van de achterdeur opgewekt melden voor een re-integratiecursus of een melkertbaan, waar die nog beschikbaar is. Dit zijn echt jarenzeventigoplossingen. Ik hoopte dat wij die voorbij waren.

Ik zeg het nog maar eens. Ook softdrugs zijn niet onschuldig, zeker nederwiet. Als wij die nu op een lijst moeten zetten, zijn die wat mij betreft ongetwijfeld een harddrug, gezien de effecten van gebruik van deze drug. Het antwoord moet dan ook niet een softe aanpak zijn, maar een stevige handhaving. Ook daarvan zijn voorbeelden te vinden in het Brabantse. Kijk naar Roosendaal en Bergen op Zoom. Daar worden alle coffeeshops gesloten. Tegen de heer Van Raak zeg ik: daar heb je geen boeven meer die aan welke achterdeur dan ook kunnen rammelen. Er is geen achterdeur meer. Dat is ook opgelost!

De heer Van Raak (SP): Dan vindt de handel gewoon op straat plaats. De heer Rouvoet schetst een raar beeld. Ik vind het goed dat hij een keuze maakt. Het is prima dat hij coffeeshops wil sluiten. Ik maak een andere keuze. Ik wil burgemeesters de mogelijkheid geven om ervoor te zorgen dat de boeven buiten spel komen te staan. Er moeten producenten komen waarmee afspraken te maken zijn en die wel deugen. Zo kunnen wij de boeven hun brood ontnemen. Is de heer Rouvoet het met mij eens dat er in ieder geval een keuze moet worden gemaakt? Is hij het ermee eens dat de minister geen keuze maakt en dat daardoor de achterdeur open blijft staan?

De heer Rouvoet (ChristenUnie): Ik ben het ermee eens dat er een keuze moet worden gemaakt. Ik ben het er niet mee eens dat de minister geen keuze maakt. Ik ben het niet op alle punten eens met het kabinetsbeleid. Dit is juist een thema dat ik al bij het debat over de regeringsverklaring heb genoemd als een waarbij ik de inzet van het kabinet, een steviger drugsbeleid, van harte steun. Laat dat ook gezegd zijn. Ik krijg immers niet iedere dag de kans om het kabinet bij te vallen. De heer Van Raak is bij uitstek een van degenen die nog steeds de naïeve, wat romantische gedachte koestert dat legalisering van softdrugs of het reguleren van de achterdeur ervoor zorgt dat criminelen met de handen in haar komen te zitten en niet meer weten hoe zij hun brood moeten verdienen. Mevrouw Berndsen ondergroef zo-even haar eigen stelling door te zeggen dat wij te maken hebben met internationaal vertakte bendes. Dan red je het inderdaad niet met inzet van een paar agenten extra. Dan red je het ook niet door in Nederland de boel te reguleren. Of dacht de heer Van Raak dat wij zo de criminele organisaties in het buitenland brodeloos zouden maken? Dat gelooft hij zelf niet.

De heer Van Raak (SP): Weet de heer Rouvoet wat ontzettend naïef is? Denken dat als je coffeeshops sluit, dat dan de boeven onderduiken of dat dan de boeven verdwijnen. Dat is geen jarenzeventigdenken, dat is denken van ver voor de jaren vijftig. Zo naïef is dat! Ik heb echter respect voor de keuze van de heer Rouvoet. Ik maak ook een keuze, maar welke keuze maakt de minister volgens de heer Rouvoet?

De heer Rouvoet (ChristenUnie): Als wij ver voor de jaren vijftig uitkomen, zijn wij waar wij wezen moeten. Toen hadden wij namelijk nog geen drugscriminaliteit. Is dat ook weer opgelost!

In alle ernst. De Kamer heeft in 1996 een rapport van de commissie-Van Traa besproken. Een van de hoofdconclusies van de onderzoekers -- vier wetenschappers inclusief de door de heer Van Raak genoemde Bovenkerk -- is dat wat je politiek-ideologisch ook vindt van reguleren of legaliseren, duidelijk is dat het legaliseren van softdrugs leidt tot een verschuiving naar harddrugs en dat het legaliseren van harddrugs leidt tot een verschuiving naar wapenhandel, mensenhandel of handel in verrijkt uranium. Het gaat de boeven, waar de heer Van Raak zo romantisch over spreekt, niet om het handelen in softdrugs, maar om handelen in dingen die verboden zijn. Het legaliseren van het een leidt tot een verschuiving naar het ander. Een verschuiving naar harddrugs moet de heer Van Raak ook niet willen.

De voorzitter: Mijnheer Van Raak, ik wil naar mevrouw Berndsen.

**

De heer Van Raak (SP): Natuurlijk ga ik de boeven bestrijden. Daarover ben ik begonnen.

De voorzitter: Mijnheer Van Raak, mijnheer Van Raak, u hoort mij toch wel of niet?

**

De heer Van Raak (SP): Wij hebben allemaal de gewoonte om drie keer te interrumperen.

De voorzitter: Dat merk ik ook tot mijn ontsteltenis. Het is al bijna tien uur. Ik ga nu naar mevrouw Berndsen.

**

De heer Van Raak (SP): Dat is een beetje selectief, voorzitter.

De voorzitter: Ik troost u straks. Ik weet ook niet wat ik moet zeggen. Ik zeg maar wat!

**

Mevrouw Berndsen (D66): Ik vind het wel heel charmant van de heer Rouvoet dat er op mijn leeftijd nog romantische ideeën worden aangereikt. Hij zei ook dat ik mijn eigen stelling ondergraaf door te zeggen dat die bendes vertakkingen hebben, vermoedelijk over heel Europa. De vraag is dan hoe dit is ontstaan, mijnheer Rouvoet. Dit is ontstaan doordat wij hier de zaak niet goed geregeld hebben. Als wij de zaken hier wel reguleren, om het dan toch maar zo te noemen, regel je de achterdeur en is Nederland niet langer een exportland voor die 80%. Ze wijken dan waarschijnlijk uit naar andere landen. Ik ben van mening dat je dit Europees moet aanpakken en regelen, maar als dat niet kan, moeten wij maar beginnen in Nederland.

De heer Rouvoet (ChristenUnie): Ze zullen uitwijken naar andere landen of naar andere producten. Dat is mijn stelling en dat was ook de stelling van de wetenschappers die destijds het rapport van de commissie-Van Traa hebben onderbouwd. De heer Thom de Graaf was daarvan de vicevoorzitter. Dit rapport is Kamerbreed stevig besproken, maar de conclusie hebben wij met elkaar gedeeld. Dit is serieus mijn analyse en het is waar, want je kunt het nalezen in het rapport en alles wat daarna is verschenen, onder andere de rapporten van het WODC en dergelijke. Het is niet alleen een Brabantse of een Noord-Hollandse bende. Die bendes hebben vertakkingen in de hele wereld. De aanvoerlijnen lopen over de hele wereld. Dit betekent dat als wij in Nederland zeggen: kom wij gaan iets aan de achterdeur regelen in Brabant, de rest van de organisatie wereldwijd niet met de handen in het haar zit, maar in Nederland uitwijkt naar de harddrugs en dan zijn wij verder van huis.

Mevrouw Berndsen (D66): Het is naar mijn mening een illusie te veronderstellen dat als je de coffeeshops sluit, je daarmee ook alle drugsbendes in Nederland hebt uitgeroeid.

De heer Rouvoet (ChristenUnie): Dat is niet mijn stelling, want daarnaast hebben wij een harde bestrijding van de georganiseerde criminaliteit nodig. Maar wij lossen het probleem niet op door te zeggen: laat het maar gebeuren. Wij leven niet meer in het jaar 1966.

Dit gezegd hebbende ben ik dan ook tevreden met de hoofdlijnen van het antwoord van de minister op de vragen van de Kamer en van de brief die hij aan de Kamer heeft geschreven. Ik zou graag zien dat hij nog eens expliciet de stelling bevestigt die ik naar ik meen ook in het antwoord op de vragen tegenkwam, namelijk dat bij de bestrijding van de georganiseerde drugscriminaliteit de oplossing niet kan worden gevonden in het tegemoetkomen aan de wensen van de sector of de markt. Dit probleem kan niet worden opgelost door liberalisering van het drugsbeleid. Ik krijg dit graag expliciet bevestigd door de minister.

Hoewel het enthousiasme van mevrouw Hennis over dit punt van het regeerakkoord nog niet echt overhoudt, is het toch winst als de VVD-fractie nu eindelijk aan de goede kant van de streep komt te staan na een periode dat zij op de dwaalweg van de liberalisering verkeerde. Ik zou echter iets meer enthousiasme, iets meer overtuiging van mevrouw Hennis als woordvoerder van de VVD-fractie op dit punt van het regeerakkoord verwelkomen.

Het moet mij van het hart dat ik de indruk heb dat de heer Marcouch iets te gemakkelijk voorbijgaat aan het regeerakkoord. De discussie over de wietpas komt nog, maar ik heb de brief van 3 december in ieder geval zo gelezen dat dit niet het antwoord van de regering is op de georganiseerde criminaliteit, maar wel op de overlast en de criminaliteit rond de coffeeshops. Dat is nog wel iets anders en in dat opzicht kan de wietpas een nuttig instrument zijn. Op 16 december weten wij of dit in Europees verband mogelijk is. Het blijft natuurlijk wel binnen de kaders van het gedoogbeleid, maar ik heb er in bestuurlijke zin begrip voor dat wij niet in een keer een draai van 180 graden kunnen maken en een streep onder alles zetten. Wat nu als die wietpas er Europees niet mag komen of als die toch niet blijkt te werken? Gaan wij dan metterdaad over tot een consequenter sluiten van de coffeeshops?

De brief van 3 december is nogal gedecideerd van toon en dat spreekt mij wel aan. Hoewel, als je drie keer hebt gelezen: wij gaan doen wat nodig is, denk ik: nu weet ik het wel. Het klinkt wel ferm, maar op één punt na, want daar is de brief wat minder gedecideerd, een aantal collega's heeft er al op gewezen, namelijk het punt van de capaciteit. Wij doen wat nodig is, maar leveren wij ook wat nodig is? Op dit punt sluit ik mij aan bij de collega's die daarover meer helderheid hebben gevraagd aan de minister. Leveren wij ook in capaciteit wat nodig is? Het zou goed zijn als wij dan niet in het taalkleed van een aanstaande herijking van het budgetverdeelsysteem terechtkomen. Die bestuurlijke formulering herken ik wel, maar ik zou graag horen dat gewoon wordt gezegd: wij leveren wat nodig is, ook in capaciteit van de recherche.

André Rouvoet