Gemeente Utrecht


2010 SCHRIFTELIJKE VRAGEN
152
Vragen van de heer M.G.M. Rottier
(ingekomen 6 december 2010)


Al geruime tijd wordt gewerkt aan de architectonische ontwerpen van de verschillende gebouwen in het centrum/stationsgebied. Het gaat dan om de bouwwerken met de werktitels: entreegebouw, poortgebouw, stadskamer, Catharijneknoop. Gebouwen op en aan het Vredenburg en de Catharijnesingel. GroenLinks maakt zich ernstig zorgen over de beslotenheid waarbinnen deze ontwikkeling plaatsvindt. Het gaat hier om een gebiedsontwikkeling, die voor het aanzien van Utrecht en en voor de verbinding tussen de historische binnenstad en het moderne stationsgebied gedurende tientallen jaren beeldbepalend zal zijn. Over kwaliteit is discussie mogelijk, dus ook over architectonische kwaliteit, waarbij het voor ieder helder moet zijn, dat uiteindelijke beslissingen en producten geen massaproductie en geen gemiddelden mag opleveren. Wel mag transparantie gevraagd worden over criteria die gelden en over wie er nu eigenlijk sturen en beslissen. GroenLinks heeft uw college al gevraagd om een discussie daarover in de raadscommisie.

Ter voorbereiding daarvan heeft GroenLinks de volgende vragen.

1. Hoever staat het met de architectonische ontwikkeling van genoemde gebouwen; wanneer is gepland dat er daarover onomkeerbare besluiten genomen gaan worden?

2. Zijn er criteria waaraan deze ontwerpen worden getoetst; zo ja welke en door wie wanneer vastgesteld? Behoren tot de criteria ook de aansluitingen op de openbare ruimte en de bestaande (binnenstads)bebouwing? Hoe doet u uw invloed gelden?

3. In de discussie rond de architectonische kwaliteit van genoemde gebouwen komen we de volgende instanties tegen: het college van B&W, de gemeentelijke Projectorganisatie Stationsgebied, Corio Vastgoedontwikkeling, de ingehuurde architectenbureau's; daarnaast het Atelier Stedebouw, een supervisor en de commissie Welstand. Kunt u van elk aangeven wat ieders taak, bevoegdheid en verantwoordelijkheid is en wie feitelijk beslist.

4. Hoeveel feitelijke en/of juridische ruimte heeft u als college om bij een particuliere ontwikkeling zoals deze invloed uit te (laten) oefenen op de architectonische kwaliteit; en hoeveel nog concreet in deze genoemde bebouwing, zeker nu u daar geen bestemmingsplan voor heeft vastgesteld?

5. Bent u bereid om - alvorens u op welke wijze en op welk moment dan ook instemt - een openbaar debat in de stad aan te gaan (met medeneming van alle bovengenoemde instanties erbij) over de geleverde kwaliteit en eventuele suggesties daaruit mee te nemen in uw uiteindelijke beslissing?


---- --