Rijksoverheid


8 december 2010

Voorstellen taskforce Antibioticumresistentie Dierhouderij

Geachte Voorzitter, De ministers Verburg en Klink hebben op 24 maart 2010 met uw Kamer gesproken over de problematiek van antibioticumresistentie in relatie tot de veehouderij. Minister Verburg heeft vervolgens aan de taskforce Antibioticumresistentie dierhouderij, onder leiding van de heer Werner, gevraagd om voorstellen te doen om het antibioticumgebruik in de veehouderij terug te dringen met 20% in 2011 en 50% in 2013. Die voorstellen zijn door de taskforce op 25 november jl. gepresenteerd (bijlage). In deze brief geef ik u, mede namens de minister van VWS, mijn standpunt over de voorstellen. Ook informeer ik u hoe ik zal waarborgen dat de taskforce de toegezegde reductiedoelstellingen zal realiseren. De aanpak volgens de taskforce De taskforce stelt een aanpak voor die gebaseerd is op het verkrijgen van transparantie in het antibioticumgebruik door veehouders en dierenartsen en vervolgens het benchmarken en beoordelen van dat gebruik. Transparantie wordt verkregen door de cent rale database Vetcis die gegevens uitwisselt met de databases van de afzonderlijke veehouderijsectoren. Dit moet een goed inzicht verschaffen in het gebruik per sector en de mogelijkheid bieden om afzonderlijke veehouders of dierenartsen te spiegelen aan vakgenoten. Een onafhankelijke stichting Diergeneesmiddelenautoriteit (SDa) zal vorm geven aan het benchmarken en veehouders en dierenartsen zullen dat zelf in de praktijk uitvoeren. De SDa zal normen ontwikkelen voor verantwoord antibioticumgebruik en daarmee zullen veelgebruikers en veelvoorschrijvers worden aangesproken op hun gedrag. Samen vormt dit de spil van de aanpak. Daarnaast ontplooien de afzonderlijke dierhouderijsectoren diverse initiatieven die alle tot doel hebben het gebruik van antibiotica in de praktijk te verminderen. De SDa zal aan de ministeries van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) en Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) rapporteren over de tendensen in het gebruik, zodat vastgesteld kan word en of de reductiedoelstellingen worden behaald.

De reactie van EL&I en VWS op die aanpak Ik ben het eens met de door de commissie voorgestelde plannen voor reductie van antibioticumgebruik in de veehouderij. De minister van VWS en ik houden onverkort vast aan de toegezegde vermindering van het antibioticumgebruik met 20% in 2011 en een halvering in 2013 ten opzichte van 2009. Ik zal samen met de SDa en de taskforce tussenresultaten benoemen die noodzakelijk zijn om te waarborgen dat de doelstellingen tijdig worden behaald. Ik onderschrijf dat de centrale registratie van het gebruik cruciaal is. De Wet Dieren die nu bij de Eerste Kamer ligt, biedt de mogelijkheid om centrale registratie van antibiotica algemeen verbindend (avv) te verklaren. Daarmee moet een brede deelname worden gewaarborgd aan dit systeem dat door het bedrijfsleven zelf is opgezet. De totstandkoming van deze wet zal echter nog de nodige tijd vergen. Daarom zal ik een wetsvoorstel indienen waarmee, vooruitlopend op de Wet dieren, afspraken door een representati eve groep over centrale registratie van antibiotica algemeen verbindend verklaard kunnen worden. De nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit (nVWA) zal toezicht houden op de naleving van de wet- en regelgeving bij de onder de avv-vallende partijen. Ik verwacht anderzijds dat alle veehouderijsectoren ook zelf in hun kwaliteitssystemen het centraal registreren van antibiotica door dierenartsen verplicht zullen stellen. Ik zal hen daarop aanspreken. Ik zal de aanpak die de taskforce nu gaat uitvoeren versterken door de controle en handhaving van bepalingen ingevolge de Diergeneesmiddelenwet te intensiveren. Die intensivering spits ik toe op dierenartsen die niet centraal in het systeem Vetcis registreren. Ook zal de nVWA intensiever controleren bij dierenartsen en veehouders die niet deelnemen aan de kwaliteitssystemen van de veehouderijsectoren. Ik zal met de taskforce bezien of en hoe de nVWA deze controles met gerichte informatie van de SDa verder kan worden versterkt. Behalve dat overt redingen van de Diergeneesmiddelenwet strafrechtelijk afgedaan kunnen worden zal de nVWA als daartoe aanleiding bestaat, overtredingen door dierenartsen voorleggen aan de klachtambtenaar van het Veterinair tuchtcollege. Dit tuchtcollege zal de zorgvuldigheid van het veterinaire handelen toetsen en kan in ernstige gevallen de bevoegdheid om het beroep van dierenarts uit te oefenen, tijdelijk of voorgoed intrekken. Verder zal ik een aantal wettelijke eisen rondom het toepassen van antibiotica aanscherpen en de handhaving daarop richten. Ik noem hierbij de volgende punten. · De Wet Dieren die thans bij de Eerste Kamer voorligt, biedt de mogelijkheid tot het opleggen van bestuurlijke boetes. Hiermee kan slagvaardiger worden opgetreden bij overtredingen van bepalingen over diergeneesmiddelen. · Ik zal dierenartsen die de 3e/4e generatie cephalosporinen en fluorchinolonen gaan toepassen, verplichten om te voldoen aan aanvullende voorwaarden zoals een gevoeligheidstest. Dit zijn voor de volksgezondheid cruciale antibiotica. · Ik zal de mogelijkheid voor dierenartsen inperken om in uitzonderingssituaties andere dan toegelaten antibiotica toe te passen; de zogenaamde cascaderegeling.

De toepassing van antibiotica in groepen dieren zonder dat sprake is van klinisch zieke dieren (zogenaamde preventieve behandelingen) zal in beginsel niet meer worden toegestaan. Ik zal het aanbieden in het slachthuis van slachtdieren die een overschrijding vertonen van de toegelaten residulimieten voor antibiotica, strafbaar stellen. Ik zal mij in de EU inzetten voor een Europese norm voor toelaatbare gehaltes aan versleping van resten antibiotica en/of gemedicineerde voeders naar een volgende productiecharge in de veevoederfabriek. Vooruitlopend daarop zal ik, op basis van het laatste advies van Bureau Risicobeoordeling (nVWA) de nVWA alvast handhavend laten optreden wanneer zij aanlopen tegen een percentage versleping van 2oe% of meer van de laagste toegestane dosering in diervoeders. Ik zal het verbod op reclame voor antibiotica in vakbladen voor de veehouderij strikter handhaven.

Verder ben ik voornemens de SDa in de fase van totstandkoming financieel te ondersteunen. Na die fase dienen de direct betrokken partijen de financiering zelf op zich te nemen. Ook ben ik bereid om onderzoek en innovatie rondom antibioticumgebruik en antibioticumresistentie te blijven ondersteunen. De sectoren vroegen daar om en ik zal met hen bezien hoe overheid en bedrijfsleven daaraan invulling gaan geven. Voorts zal ik het gebruik van antibiotica inbrengen in de besprekingen rondom het tussensegment (convenant Marktontwikkeling Verduurzamen Dierlijke Producten). Een verminderde afhankelijkheid van antibiotica en daarmee gezondere dieren, past namelijk naadloos in het streven naar een duurzame voedselproductie. Zodoende kan een zorgvuldige omgang met antibiotica een rol spelen bij de vraag naar dierlijke producten. Volgens de huidige wetenschappelijke inzichten moet het gebruik van antibiotica in de veehouderij over de gehele linie fors verminderen. Toch is het nog de vraag of dat volstaat en of op onderdelen specifieke maatregelen nodig zijn om de volksgezondheid beter te kunnen beschermen. De ministers Verburg en Klink hebben daarom aan de Gezondheidsraad nader advies gevraagd over de risico's van het gebruik van antibiotica in de veehouderij voor de volksgezondheid. Dit advies kan aanleiding zijn om de aanpak zoals beschreven in deze brief, aan te scherpen. Wij verwachten dit advies medio 2011. Overwegingen bij standpunt van EL&I en VWS Alle convenantpartners in de taskforce hebben aangegeven hun uiterste best te doen om de reductiedoelstellingen te behalen. Dat is positief. Het benchmarken en toetsen van veehouders en dierenartspraktijken zijn naar mijn mening een belangrijke succesfactor voor de totale aanpak. Deze aanpak heeft tot effect dat vakgenoten elkaar praktische kennis kunnen aanreiken om antibiotica te kunnen verminderen en tegelijk gezondheidsproblemen te voorkomen. Voor de veelgebruikers of ­voorschrijvers komen de sectoren met flankere nde maatregelen om het gebruik alsnog te verminderen. Ik vind die aanpak van en voor vakgenoten van groot belang omdat een flinke vermindering van antibiotica hand in hand moet gaan met een verbreding van de praktische kennis om gezondheidsproblemen vóór te zijn.

Het simpelweg van bovenaf opleggen van minder antibioticumgebruik zou zonder die kennisverbreding immers kunnen leiden tot onaanvaardbare gezondheids- en dus welzijnsproblemen bij dieren. Al met al verwacht ik van deze aanpak een wezenlijke gedragsverandering bij alle betrokkenen. Zonder gedragsverandering is een succesvolle aanpak uitgesloten. De taskforce benadrukt dat goed gecontroleerd en gehandhaafd moet worden. Ik onderschrijf het belang daarvan. Zoals hiervoor vermeld zal de nVWA zich richten op de controle van wettelijke bepalingen van met name de Diergeneesmiddelenwet en handhavend optreden bij overtredingen. Onjuist handelen door dierenartsen kan daarnaast ook via het veterinaire tuchtrecht worden aangepakt. De SDa ontwikkelt private normen voor zorgvuldigheid bij het gebruik van antibiotica. Deze normen kunnen een rol spelen bij de beoordeling van het handelen van de dierenarts door de tuchtrechter. Ik verwacht ook dat de veehouderijsectoren zelf sanctiebepalingen opne men in hun kwaliteitssystemen voor deelnemers en dierenartsen die de zorgvuldigheidsnormen van de SDa overtreden. Met haar gerichte controle-inspanningen bij dierenartsen en veehouders die niet deelnemen aan de kwaliteitssystemen, komt de nVWA tegemoet aan het signaal van de taskforce dat onwilligen het draagvlak onder deelnemers kunnen doen afbrokkelen. Ik wil nog aantekenen dat de plannen van de taskforce de mogelijkheid bieden om exacter en accurater gegevens te verzamelen over het antibioticumgebruik in de diverse veehouderijsectoren. Tot nu toe waren slechts cijfers voorhanden van de farmaceutische industrie (FIDIN) en van de rapporten van het LEI over steekproeven bij bedrijven. Die cijfers vormen de basis voor de nulmeting van het gebruik anno 2009. Dit betekent dat het bepalen van de reductie tot en met 2011 met de oude manier van meten zal worden vastgesteld en dat vanaf 2011 de nieuwe manier zal worden bepaald. Ik verwacht zo spoedig mogelijk een eerste meting volgens de nieuwe systematiek van het antibioticumgebruik. Ik zal de taskforce daarop aanspreken. De gevolgen van deze maatregelen voor de regeldruk en uitvoeringslasten De huidige regels op het terrein van diergeneesmiddelen bevatten regels op het terrein van diergeneesmiddelen registratieverplichtingen voor ondernemers, handelaren, dierenartsen en houders van dieren. De bestaande administratieve lasten liggen rond de 11 miljoen. Het private centrale registratiesysteem, zoals hiervoor geduid, komt daar in beginsel naast te staan. Het brengt lasten met zich voor de deelnemers, die zij vrijwillig willen dragen in het licht van de verantwoordelijkheid die zij zelf voelen om antibiotica te verminderen. Met een algemeen verbindend verklaring nemen de administratieve lasten voor het bedrijfsleven toe. Immers, van overheidswege wordt een ieder verplicht aan de oorspronkelijk private centrale registratie deel te nemen. Deze verplichting dient te worden nageleefd en daarop wordt toegezien, ook van overheidswege. Het betreft in ieder geval een extra last boven de bestaande administratieve lasten van het wettelijk verplichte administratiesysteem en daarmee ook een kop op EU-verplichtingen.

De precieze omvang van die extra last is onder andere afhankelijk van het aantal in te voeren gegevens. De maatregel moet nog nader worden uitgewerkt maar een ruime opzet zou een verdubbeling kunnen betekenen van de bestaande administratieve lasten op basis van de Diergeneesmiddelenwet van 11 miljoen. Ik zal die extra last zoveel mogelijk beperken, bijvoorbeeld door synergiewinst tussen het bestaande administratiesysteem en de gecentraliseerde registratie. Verder zijn er nalevingkosten en toezichtkosten. De nalevingkosten voor de uitvoering van een gecentraliseerd systeem bedragen naar schatting 5,3 miljoen eenmalig en daarnaast zijn er jaarlijkse kosten voor alle doelgroepen gezamenlijk. De toezichtkosten bedragen naar schatting jaarlijks 300.000,- voor het gecentraliseerde systeem. Deze toezichtkosten zijn onderdeel van de intensivering van het toezicht op de naleving voor de gehele aanpak van antibioticaresistentie dierhouderij, die circa 1 miljoen op jaarbasis bedraagt. De aanpak in de Europese Unie De toenmalige vaste Kamercommissie voor LNV heeft mij op 13 oktober 2010 gevraagd om nadrukkelijk in te gaan op de wijze waarop in andere lidstaten wordt omgegaan met de vermindering van het gebruik van antibiotica in de veehouderij. Ik kan u daarover melden dat in slechts weinig Europese landen wettelijke maatregelen bestaan die tot doel hebben om de verkoop van antibiotica door dierenartsen te verminderen. Dat neemt niet weg dat de meerderheid van de lidstaten overtuigd is van de noodzaak om het antibioticumgebruik te doen verminderen. Ten opzichte van andere EU-lidstaten kent Nederland een hoger antibioticumgebruik. Hierbij dient de kanttekening te worden gemaakt dat er wezenlijke verschillen zijn in de gehanteerde berekeningsmethoden die vergelijkingen lastig maken. Bij het behalen van de doelstelling van een halvering van het antibioticumgebruik in 2013 zou Nederland van een grootverbruiker tot de middenmoot van Europa gaan behoren en terug zijn op het gebruiksniveau van circa tien jaar geleden. Op 20 oktober 2010 hebben de veterinaire diensthoofden van de lidstaten gezamenlijk aanbevelingen gedaan voor de verdere Europese aanpak van antibioticumresistentie in de veehouderijsectoren. Onder de diensthoofden was brede overeenstemming over de noodzaak om te komen tot een geharmoniseerde monitoring van het antibioticumgebruik en het voorkomen van resistentie in de Europese lidstaten. Naar mijn mening komen deze aanbevelingen in hoge mate overeen met de weg die Nederland is ingeslagen. Een effectieve Europese aanpak is misschien wel het allerbelangrijkste streven op de lange termijn. Een strikte Nederlandse aanpak zal onvoldoende vruchten afwerpen als niet ook andere landen de ontwikkeling van resistentie zullen tegengaan. Op 11 november 2010 heb ik de urgentie van de problematiek van antibioticumresistentie in mijn gesprek met Eurocommissaris Dalli nader onder de aandacht gebracht van de Europese Commissie. De problematiek heef t een hoge prioriteit bij de Commissie. Ik zal ook bij andere gelegenheden in de EU aandacht blijven vragen voor de aanpak van antibioticumresistentie.

Zodra in de EU een besluit is genomen over een communautaire aanpak zal ik bezien of de Nederlandse aanpak daarmee in overeenstemming kan worden gebracht. Tot slot Zoals al in de brief van 9 april 2010 werd aangegeven is ook na 2013 een verdere afname van het antibioticumgebruik nodig. Een structurele verbetering van diergezondheid is daarom noodzakelijk. Structurele verbetering van diergezondheid vormt ook een fundamenteel onderdeel van dierenwelzijn, bedrijfseconomische resultaten en een integraal duurzame veehouderij. Ik roep betrokken partijen dan ook op om zich hier voor in te blijven zetten en ook de lopende trajecten binnen mijn agenda voor integraal duurzame veehouderij hiervoor te benutten. Gezien de belangrijke plaats die de veehouderij in onze samenleving inneemt, is het van belang dat zij het vertrouwen van de Nederlandse samenleving herwint. Het is daarom des te meer van belang dat de Nederlandse veehouderij op korte termijn een concrete vermindering van het antibiot icumgebruik zal laten zien als haar bijdrage aan de vermindering van de resistentieproblematiek. De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

dr. Henk Bleker



=NOTA=
Van: Betreft: Convenantspartners Antibioticaresistentie Dierhouderij Extra maatregelen ter bestrijding van antibioticaresistentie in de Nederlandse dierhouderij, bovenop het Convenant antibioticaresistentie dierhouderij Opgesteld: September 2010

ALGEMENE ACHTERGROND

Antibacteriële middelen (antibiotica) hebben sinds hun ontdekking door Alexander Fleming in 1928 een enorme bijdrage geleverd aan de gezondheid van mens en dier. De ontwikkeling ervan wordt beschouwd als één van de grootste medische innovaties ooit. Antibiotica worden reeds decennialang succesvol toegepast en hun beschikbaarheid levert een belangrijke bijdrage aan de gezondheid en levenskwaliteit van mens en dier.

Naast deze positieve aspecten kent het gebruik van antibiotica ook een schaduwzijde, namelijk de ontwikkeling van resistentie. Door Darwiaanse selectie zullen micro-organismen, bij blootstelling aan een antibioticum, na enige tijd een ongevoeligheid voor het middel ontwikkelen.

Eind jaren veertig, slechts vier jaar nadat penicilline in massaproductie werd genomen, werd al resistentie bij bepaalde bacteriestammen waargenomen. Sindsdien worden steeds complexere resistenties bij bacteriën aangetroffen en worden frequenter pathogenen geïsoleerd die voor meerdere soorten antibiotica ongevoelig zijn geworden (multiresistentie). Met name multiresistente pathogenen kunnen vanwege hun moeilijke behandelbaarheid tot zorgwekkende problemen leiden in de humane en veterinaire gezondheidszorg. Derhalve heeft de beheersbaarheid van resistentie-ontwikkeling hoge prioriteit, om nu en in de toekomst verzekerd te kunnen blijven van veilige en werkzame antibiotica voor de succesvolle behandeling van infecties bij mens en dier.

Het staat vast dat, naast andere factoren zoals mondialisering en onzorgvuldig humaan gebruik, ook het huidige antibioticumgebruik in de Nederlandse dierhouderij een bijdrage levert aan de antibioticaresistentie-ontwikkeling in micro-organismen. Derhalve zal een deel van de oplossing van dit vraagstuk in de Nederlandse diersector moeten worden gezocht én gevonden.

In 2008 is door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) een Taskforce Antibioticaresistentie Dierhouderij ingesteld, waarin alle partijen uit de dierlijke productieketens ­ inclusief de verwerkende bedrijven- zijn betrokken. De vier belangrijkste diersectoren (varken,
-1-



runderen, vleeskalveren en pluimvee) hebben ­samen met een reeks van andere partijen en in samenspraak met het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL) - eind 2008 convenantsafspraken gemaakt, waarin een groot aantal maatregelen zijn vastgelegd om tot oplossing van het resistentievraagstuk te komen. Deze maatregelen richten zich op de verankering van de relatie tussen dierenarts en dierhouder en hun verantwoordelijkheden in het voorschrijven, leveren en toedienen van antibiotica. Tevens is het volledig transparant maken van het antibioticumgebruik door registratie op dierhouderijen en dierenartsenpraktijken en de vergelijking (benchmarking) hiervan in deze convenanten vastgelegd, naast de invoering van bedrijfsgebonden behandelplannen voor antibioticumgebruik ­op basis van wetenschappelijk onderbouwde formularia- en overige trajecten voor diergezondheidsverbeterende maatregelen.

Onder het toeziend oog van de Stuurgroep Antibioticaresistentie Dierhouderij (commissie Werner) en de sectorele werkgroepen wordt hard gewerkt aan de implementatie van deze convenantsafspraken en lijken de eerste, hoopvolle signalen van de gewenste trendbreuk in antibioticumgebruik zich af te tekenen. VRAAG VAN DE MINISTER VAN LNV

Vanwege de zorg over het voorkomen van multiresistente organismen in dieren en een mogelijke relatie met de humane gezondheidszorg, heeft de Minister van LNV in samenspraak met de Minister van VWS, na een debat in de Tweede Kamer en op basis van de adviezen van een deskundigenberaad, aangegeven te willen komen tot aanzienlijke reducties in het antibioticumgebruik van de Nederlandse dierhouderij.

In haar brief van 16 april jongstleden verzoekt de Minister van LNV de convenantspartners om met voorstellen te komen ­bovenop de bestaande afspraken uit 2008- die zullen leiden tot een afname van het totale antibioticumgebruik in 2011 van tenminste 20% en een reductie van tenminste 50% in 2013 beide ten opzichte van 2009- in de Nederlandse dierhouderij. ANTWOORD VAN DE CONVENANTPARTNERS

De convenantpartners herkennen en erkennen de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de Nederlandse dierhouderij en de noodzaak om tot een substantiële afname van het totale antibioticumverbruik te komen, ter terugdringing van de antibioticaresistentie. Hiertoe is de uitvoering van de convenanten voortvarend ter hand genomen.

Door het LEI wordt een geringe afname van het gebruik in 2009 gerapporteerd. Om deze gewenste trend een extra impuls te geven, ondersteunen de convenantpartners de door de Minister
-2-



geformuleerde reducties van tenminste 20% en 50% -ten opzichte van het normjaar- en maken genoemde reducties tot ambities van het te voeren beleid.

De convenantpartners willen bovendien nog een extra inspanning leveren en komen met voorstellen om het gebruik van antibiotica die van kritisch belang zijn voor de volksgezondheid sterk te reduceren. Daarmee committeren zij zich om de aankomende jaren een pro-actieve en constructieve bijdrage te leveren om tot verantwoord antibioticagebruik in de dierhouderij te komen. VOORGESTELDE AANPAK

De voorgestelde aanpak om gericht tot verantwoord antibioticagebruik te komen is een combinatie van kwantitatieve vermindering én kwalitatieve verbetering. In deze aanpak speelt de zorgvuldige registratie van antibioticagebruik door dierhouders en dierenartsen een sleutelrol, omdat verantwoord gebruik begint bij het gebruik te meten én te verantwoorden. Tevens zal een op te richten onafhankelijk, toezichthoudend instituut ­de Stichting Diergeneesmiddelenautoriteit- normen definiëren voor verantwoord antibioticumgebruik, op basis waarvan zowel het antibioticumgebruik op dierhouderijen als het voorschrijfgedrag van dierenartsen, getoetst kan worden.

KWANTITATIEVE VERMINDERING

De vermindering van antibioticumgebruik richt zich op zowel profylactische, metafylactische als curatieve therapiëen. Naar verwachting zal een restrictievere inzet van groepsmedicaties substantieel bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen. Enerzijds vermindert zo'n restrictievere inzet het totale antibioticumgebruik, anderzijds kan het ook een sterke bijdrage leveren aan de beperking van resistentie-ontwikkeling, door verminderde blootstelling en derhalve beperktere selectiedruk. Per diersector zal het gebruik van antibiotica in (groeps)medicatie aan duidelijke en strikte criteria moeten gaan voldoen, betreffende therapeutische noodzaak, benodigde diagnostiek, type antibioticum, dosering en therapieduur.

Ter vervanging van genoemde medicaties dienen extra flankerende maatregelen te worden ontwikkeld om de diergezondheid en het dierenwelzijn te waarborgen. Hierbij moet gedacht worden aan verdere optimalisatie van onder andere huisvesting, hygiëne, voeding, vaccinatie en diermanagement, ter verlaging van de infectiedruk én verbetering van de weerstand van het dier, naast bijvoorbeeld snelle en complete uitwisseling van diergezondheidsdata tussen verschillende schakels in een keten.

Alleen het antibioticumgebruik verminderen middels verboden en resitricties kan leiden tot onaanvaardbare ziekte en sterfte onder dieren.


-3-



KWALITATIEVE VERBETERING

Door het diergeneeskundig gebruik van groepen van middelen die van kritisch belang zijn voor de humane gezondheid -zoals aangegeven in het WHO-rapport van 2007- aan strenge voorwaarden te laten voldoen, wordt de kans op antibioticaresistentie-ontwikkeling tegen deze therapeutica in de dierhouderij geminimaliseerd. Als voorwaarden voor gebruik zullen toedieningen op individuele basis, uitsluitend in gezondheid- of welzijnsbedreigende situaties, op basis van uitgebreide veterinaire diagnostiek en monitoring en op geleide van gevoeligheidstesten plaatsvinden. Per sector zal - binnen de eisen van de kwaliteitssystemen van de primaire sector en binnen de kwaliteitssystemen van de dierenartsen en geruggesteund door de overheid - worden voorzien in een niet dan wel uiterst restrictief en slechts onder stringente voorwaarden inzetten van voor de volksgezondheid kritische therapeutica; dit alles in nauwe samenspraak met de op te richten Stichting Diergeneesmiddelenautoriteit (SDa). TRANSPA RANTIE DOOR REGISTRATIE & BENCHMARKING

Een cruciaal onderdeel van de gekozen aanpak is volledige transparantie van het antibioticumgebruik in de dierhouderij, door registratie van alle voorgeschreven, toegediende en gebruikte antibiotica door dierenartsen en dierhouders. Alle gebruikte antibiotica dienen te worden geregistreerd in een centrale database (VetCis), zodat er op dierenartsenpraktijkniveau controle en vergelijking op kwantiteit en kwaliteit van het gebruik plaats kan vinden. Alles is er op gericht eind van dit jaar de registratie van gebruikte antibiotica gerealiseerd te hebben.

Daarnaast dienen alle toegediende antibiotica door dierhouders centraal geregistreerd te worden, waardoor het antibioticumgebruik op dierhouderijniveau in beeld kan worden gebracht. Zo kan sectoraal het gebruik tussen individuele dierhouderijen worden gekwantificeerd en vergeleken (benchmarking). Deze benchmarking moet dierenartsen en dierhouders stimuleren tot weloverwogen en verantwoorde inzet van therapeutica. Voor zogenaamde `veelgebruikers' worden speciale programma's of flankerende maatregelen ingesteld om tot reductie van antibioticumgebruik te komen. DIERGENEESMIDDELENAUTORITEIT

Essentieel in deze gekozen aanpak is de instelling van een onafhankelijk en slagvaardig panel van deskundigen dat normen voor antibioticumgebruik kan vaststellen. De KNMvD heeft het voortouw genomen door de Stichting Diergeneesmiddelenautoriteit (SDa) op te richten. Onderdeel van deze stichting is een volledig onafhankelijke groep van deskundigen die per diersector normen vaststelt voor de kwantiteit van het gebruik, maar ook voor de keuze van de te gebruiken therapeutica. Deze normen zullen leidend zijn voor de kwaliteitssystemen bij de toetsing van het antibioticumgebruik op


-4-



dierhouderijen en het toezicht op het voorschrijfgedrag van dierenartsen. Over de uitgangspunten voor de op te richten SDa bestaat overeenstemming (zie bijlage). BELANGRIJKE PUNTEN VAN AANDACHT · Voeders op attest en versleping Ter beheersing van antibioticaresistentie in de dierhouderij, is speciale aandacht vereist voor mengvoeders die op dierenartsattest worden geproduceerd en de daarmee samenhangende verslepingsproblematiek in mengvoederfabrieken. De diervoederfabrikanten richten zich op het uitfaseren van deze vorm van gebruik en proberen tot die tijd versleping tot een minimum te beperken. · Communicatie en cultuuromslag De convenantpartners hechten groot belang aan goede communicatie met alle partijen over doelen, voorstellen en maatregelen. Dierhouders, dierenartsen, voorlichters, adviseurs en alle andere direct betrokkenen moeten het grote belang van een verminderd en verantwoord antibioticagebruik in de Nederlandse dierhouderij gezamenlijk omarmen. Dit vraagt om een cul tuuromslag waarin de begrippen `kwantitatieve vermindering', `kwalitatieve verbetering' en `transparante registratie' centraal komen te staan; minder, beter ÷n transparanter.

Om maatschappelijk draagvlak voor de doelstellingen te verkrijgen, achten de covenantpartners het van belang om aan de samenleving zichtbaar te maken dat de dierhouderij op verantwoorde en pro-actieve wijze resistentie-ontwikkeling aanpakt. Hiertoe zijn meerdere acties geïnitieerd en zullen op korte termijn verdere communicatieplannen, -acties en -middelen worden ingezet. In dit kader is recentelijke een nieuwsbrief onder 70.000 dierhouders en stakeholders verspreid. BELANGRIJKE RANDVOORWAARDEN · Wetenschappelijk onderzoek Middels nader wetenschappelijk onderzoek op het gebied van antibioticagebruik en antbioticaresistentie in de Nederlandse dierhouderij kan een duidelijker en gedetailleerder inzicht worden verkregen in de aard, vorm en samenhang van de huidige en toekomstige resistentieontwikkeling. Tevens dient te worden geïnvesteerd in initiatieven en alternatieven die kunnen bijdragen aan de vermindering van antibioticagebruik en resistentie-ontwikkeling in het algemeen. Te de nken valt bijvoorbeeld aan onderzoek op het gebied van diagnostiek, diergezondheidsmonitoring, huisvesting, voeding, verzorging en vaccinatie. De overheid wordt gevraagd dit mede te ondersteunen.


-5-



· Aanpak van veelgebruikers, onwilligen, free-riders en circuits buiten bedrijfsdierenarts om Om de geformuleerde reductie-ambities te realiseren is een voortvarende en effectieve aanpak van onwilligen en overtreders cruciaal. Niet alleen kan door hun onverantwoord antibioticumgebruik de volksgezondheid in gevaar worden gebracht, maar geen of weekhartige vervolging zal het draagvlak onder welwillenden voor de reductie-ambities ondermijnen. De convenantpartners constateren dat bij onderzoek, opsporing, vervolging en sanctionering van overtreders -naast een rol van de sector zelf- ook een zeer belangrijke taak en verantwoordelijkheid is weggelegd voor de overheid. Ook wordt actieve steun van de overheid gevraagd bij de verplichting voor dierhouders en dierenartsen om zich te committeren aan systemen ­zoals IKB, SKV, KKM, VetCis, etc.- om de effectiviteit hiervan te verbeteren en een actieve rol te spelen in regelgeving ter ondersteuning van de door de convenantpartners ontwikkelde voorstellen en maatregelen. SAMENVATTEND

De convenantpartners (zie bijlage) herkennen en erkennen de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de Nederlandse dierhouderij en de noodzaak om tot een substantiële afname van het totale antibioticaverbruik te komen, ter terugdringing van de antibioticaresistentie. Derhalve ondersteunen de convenantpartners de door de Minister geformuleerde reducties van tenminste 20% en 50% -ten opzichte van het normjaar- en maken genoemde reducties tot ambities van het te voeren beleid.

De convenantpartners kiezen voor een aanpak van kwantitatieve vermindering én kwalitatieve verbetering van het antibioticumgebruik. Transparantie door registratie, benchmarking van het gebruik, de opzet van een toezichthoudende onafhankelijke Stichting Diergeneesmiddelenautoriteit en de ontwikkeling van flankerend beleid vormen het fundament voor het succes van deze aanpak.

Daarnaast is onderzoek op het gebied van antibioticagebruik en antbioticaresistentie in de Nederlandse dierhouderij gewenst om een duidelijker en gedetailleerder inzicht te krijgen verkregen in de aard, vorm en samenhang van de huidige en toekomstige resistentieontwikkeling. De overheid wordt verzocht hieraan een constructieve bijdrage te leveren.

De convenantpartners constateren dat ook bij onderzoek, opsporing, vervolging en sanctionering van overtreders -naast een rol van de sector zelf- een zeer belangrijke taak en verantwoordelijkheid is weggelegd voor de overheid. Daarnaast verzoeken de convenantpartners de overheid een actieve rol te spelen in de totstandkoming van wet- en regelgeving ter ondersteuning van de ontwikkelde voorstellen en maatregelen voor verantwoord antibioticumgebruik in de dierhouderij.


-6-



Bijlage 1

Basisdocument
Stichting Diergeneesmiddelenautoriteit in oprichting

Dit document verwoordt de visie van leden van de taskforce Antibioticaresistentie op de Stichting Diergeneesmiddelenautoriteit (SDa) in oprichting. Essentieel in de aanpak is een onafhankelijk panel van volledig onafhankelijke deskundigen die per diersector normen vaststelt voor de kwaliteit en kwantiteit van het gebruik van de in te zetten middelen. Deze normen zullen leidend zijn voor het controleren van voorschrijvende dierenartsen en voor de ketenkwaliteitssystemen bij de controle van het gebruik op de bedrijven

Doel Verantwoorde toepassing van diergeneesmiddelen door het aanspreken van dierhouder en dierenarts op basis van kwalitatieve en kwantitatieve beoordeling door experts vanuit een objectief systeem van benchmarking. De SDa betrekt in haar oordeelsvorming en richtlijnen de kennis van en de ontwikkelingen in de hele keten en richt zich primair op de dierenarts en de dierhouder. Het eerste aandachtsgebied is antibiotica.

Werkwijze De SDa stelt per diersector richtlijnen en rekenregels op voor de analyse van antibioticagebruik op bedrijven als ook voor dierenartsenpraktijken waarmee eenduidige benchmarkindicatoren kunnen worden vastgesteld. De indicatoren worden 'gevuld' met behulp van gegevens uit de VetCISdatabank en de private kwaliteitssystemen. Voor het normeren van benchmark-indicatoren stelt de SDa een expertpanel in. Het expertpanel stelt per indicator en per diersector kwalitatieve en kwantitatieve normen vast zoveel mogelijk op basis van wetenschappelijk onderzoek en (internationale) richtlijnen en beoordeelt het voorschrijfgedrag van individuele dierenartsen op voorschrijven dat niet voldoet aan de norm. Voor het kunnen aanspreken van dierenartsen wordt een nadere regeling ontwikkeld. Het antibioticumgebruik op dierhouderijbedrijven wordt vanuit de ketenkwaliteitssystemen getoetst aan de hand van de norm. Het aanspreken van dierhouders of dierhouderijsectoren gebeurt door de ketenkwalite itssystemen. Met deze organisaties onderhoudt de SDa contacten over individuen, bedrijven of sectoren die naar het oordeel van het expertpanel extra aandacht behoeven. Voor de handhaving op de bedrijven wordt gebruik gemaakt van het sanctioneringsinstrumentarium van de ketenkwaliteitssystemen. De overheid is verantwoordelijk voor de bedrijven welke niet deelnemen aan een kwaliteitssysteem. Indien vormen van antibioticumgebruik worden gesignaleerd die buiten de wet- en regelgeving vallen wordt dit gecommuniceerd aan de daarvoor geldende overheidsinstanties. De SDa communiceert op basis van standaardanalyses en rapportageformats richting dierenartsen en veehouders, alsmede hun organisaties, en de overheid.



Bijlage 1

Samenstelling expertpanel Het expertpanel bestaat uit deskundigen afkomstig van wetenschappelijke instituten die geschraagd door publicaties en (praktijk-)ervaring grote kennis en autoriteit hebben inzake verantwoord antibioticagebruik. In het expertpanel is ten minste aanwezig de veterinaire, de methodologische en de humaan-infectiologische discipline. Het expertpanel wordt samengesteld door een selectiecommissie onder leiding van een onafhankelijke voorzitter. Het panel heeft een secretaris die zorg draagt voor de benodigde ondersteunende uitvoerende werkzaamheden.

Randvoorwaarden Het ministerie van LNV zal worden gevraagd financieel bij te dragen aan de SDa. Hierover zal nader overleg gevoerd moeten worden met het ministerie. Tevens dient het algemeen verbindend verklaren van overeenkomsten te worden geëffectueerd teneinde free riders aan te kunnen pakken.



Bijlage 2

Lijst van deelnemende partijen aan het Convenant Antibioticaresistentie Dierhouderij

Centrale Organisatie voor de Vleessector (COV) Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD) Land- en Tuinbouw Organisatie Nederland (LTO) Nederlandse Organisatie van Pluimveehouders (NOP) Nederlandse Vakbond Varkenshouders (NVV) Nederlandse Vakbond Pluimveehouders (NVP) Nederlandse Vereniging Diervoederindustrie (NEVEDI) Nederlandse Zuivel Organisatie (NZO) Productschap Vee en Vlees (PVV) Productschap Pluimvee en Eieren (PPE) Stichting Kwaliteitsgarantie Vleeskalversector (SKV) Vereniging van de Nederlandse Pluimveeverwerkende Industrie (NEPLUVI)






---- --