Europees Hof v Justitie


Hof van Justitie van de Europese Unie PERSCOMMUNIQUÉ nr. 119/10 Luxemburg, 9 december 2010

Pers en Voorlichting

Conclusie van de advocaat-generaal in zaak C-324/09 L'Oréal en andere / eBay

Advocaat-generaal Jääskinen is van oordeel dat eBay in het algemeen niet aansprakelijk is voor merkinbreuken die door de gebruikers van haar elektronische marktplaats worden gepleegd Wanneer eBay echter van het inbreukmakende gebruik van het merk op de hoogte wordt gesteld, en dezelfde gebruiker de inbreuk voortzet of herhaalt, kan de internetmarktplaats-onderneming aansprakelijk worden gehouden eBay exploiteert een wereldwijde elektronische marktplaats op internet waar particulieren en ondernemingen een breed assortiment goederen en diensten kunnen kopen en verkopen. Om nieuwe klanten voor haar website aan te trekken heeft de onderneming zoekwoorden, waaronder zeer bekende merken, aangekocht bij betalende zoekmachineadvertentiediensten op internet (zoals AdWords van Google) om zo klanten naar haar elektronische marktplaats te leiden. L'Oréal, de eigenaar van een groot aantal zeer bekende merken, beschuldigt eBay ervan betrokken te zijn bij merkinbreuken die door verkopers op haar internetmarktplaats worden gepleegd. L'Oréal stelt dat eBay, door zoekwoorden te kopen die met L'Oréal-merken overeenstemmen, haar gebruikers leidt naar inbreukmakende goederen die op haar website te koop worden aangeboden. L'Oréal meent bovendien dat de inspanningen die eBay verricht om te voorkomen dat inbreukmakende goederen op haar internetmarktplaats worden verkocht, ontoereikend zijn. L'Oréal heeft verschillende vormen van inbreuken vastgesteld, waaronder handel in namaak- en onverpakte producten en de verkoop van niet uit de Europese Economische Ruimte (EER) afkomstige producten in de EER-landen1, alsook de verkoop van productmonsters die niet voor de verkoop aan consumenten zijn bestemd. De High Court, waarbij het geschil aanhangig is in het Verenigd Koninkrijk, heeft het Hof van Justitie een reeks vragen voorgelegd over de aard van de door L'Oréal geïdentificeerde inbreukmakende producten. Daarnaast wil de High Court vernemen wat van de uitbater van een internetmarktplaats mag worden verwacht dat hij doet om merkinbreuken door zijn gebruikers te voorkomen. In zijn conclusie van vandaag komt advocaat-generaal Jääskinen allereerst tot de bevinding dat testers en testflacons, waarop vaak de woorden ,,niet voor de verkoop bestemd" of ,,niet voor individuele verkoop" zijn aangebracht, die niet voor de consumentenverkoop zijn bestemd en gratis ter beschikking worden gesteld aan de door de merkhouder erkende wederverkopers, niet kunnen worden beschouwd als goederen die met toestemming van de merkhouder op de markt zijn gebracht. Het staat dus nog steeds aan de merkhouder om te beslissen of hij deze producten op de markt wil brengen en hij kan ook de verkoop van dergelijk producten verbieden. Evenzo kan de merkbescherming ook worden ingeroepen wanneer op de elektronische marktplaats goederen te koop worden aangeboden die nog niet binnen de EER op de markt zijn gebracht door of met toestemming van de merkhouder voor zover het aanbod is gericht op klanten binnen EER-landen.


1

De 27 lidstaten van de EU plus IJsland, Liechtenstein en Noorwegen.

www.curia.europa.eu



Ten aanzien van de gevolgen van het uit de doos halen van cosmetische producten die van een merk zijn voorzien, verklaart de advocaat-generaal dat het in het geval van luxecosmetica niet kan worden uitgesloten dat de buitenverpakking van het product onderdeel is van de toestand van het product vanwege het specifieke ontwerp ervan waarin het merk voorkomt. Volgens de heer Jääskinen mag de merkhouder zich in dergelijke gevallen tegen de verdere verhandeling van de onverpakte goederen verzetten aangezien het verwijderen van de verpakking afbreuk doet aan de functies van het merk om de herkomst en de kwaliteit van de goederen aan te geven, of de reputatie ervan schade berokkent. Vervolgens analyseert de advocaat-generaal de rol van eBay bij de merkinbreuken. Hij is in dat verband van oordeel dat hoewel eBay niet zelf goederen van L`Oréal op haar website verkoopt, zij niettemin een alternatieve bron voor de aankoop ervan verschaft die naast het distributienetwerk van de merkhouder bestaat. Door bijgevolg L`Oréals merken te reserveren als zoekwoorden die klanten naar de internetmarktplaats leiden, gebruikt eBay deze merken met betrekking tot goederen die van deze tekens voorzien door L'Oréal in de handel worden gebracht. Volgens de advocaat-generaal leidt het gebruik van de in geding zijnde merken als zoekwoorden er echter niet noodzakelijk toe dat de consument wordt misleid ten aanzien van de herkomst van de aangeboden goederen. Hij meent dat in gevallen waarin de reclame zelf niet misleidend is ten aanzien van het soort aanbieder dat de reclamemakende uitbater van een internetmarktplaats is, het niet waarschijnlijk is dat afbreuk wordt gedaan aan de functie van het merk om de herkomst van het product aan te geven. De advocaat-generaal maakt ook duidelijk dat wanneer het gebruik waarover de merkhouder klaagt erin bestaat dat het teken op de website van een uitbater van een elektronische marktplaats zelf wordt getoond, en niet in een gesponsorde koppeling van een zoekmachine, dit niet kan worden beschouwd als gebruik van het merk met betrekking tot goederen door de uitbater van de marktplaats, maar door de gebruikers van de marktplaats. In dergelijke gevallen biedt de uitbater van de marktplaats zijn klanten immers enkel de mogelijkheid om tekens te gebruiken die identiek zijn aan merken, zonder dat hij deze tekens zelf gebruikt. De mogelijke nadelige gevolgen voor het merk als gevolg van het tonen van een lijst van goederen die onder merkbescherming vallen door de gebruikers van een elektronische marktplaats, kan dus krachtens het EU-merkenrecht niet aan de uitbater van de marktplaats worden toegeschreven. Ten slotte bespreekt de advocaat-generaal de uitlegging die het Hof heeft gegeven in de zaak Google2, volgens welke een aanbieder van informatiediensten die op verzoek van zijn klant gegevens opslaat, slechts dan van aansprakelijkheid voor die gegevens bevrijd is wanneer hij neutraal blijft ten opzichte van de gegevens die gehost worden. Hoewel hij opmerkt dat eBay wellicht niet neutraal is in die zin, omdat zij haar klanten aanwijzingen geeft over hoe de advertenties moeten worden opgesteld en de inhoud van de lijsten controleert, is de heer Jääskinen niet van mening dat een dergelijke betrokkenheid bij de voorbereiding van de lijsten van de klant zou moeten leiden tot het verlies van de bescherming die wordt geboden aan ondernemingen die door gebruikers geüploade gegevens opslaan. De advocaat-generaal wijst er niettemin op dat hoewel eBay in het algemeen is vrijgesteld van aansprakelijkheid voor gegevens die door haar klanten op haar website worden opgeslagen, zij wel nog aansprakelijk blijft voor de inhoud van de data die zij in haar hoedanigheid van reclamemaker aan de exploitant van een zoekmachine meedeelt. De vrijstelling van aansprakelijkheid geldt evenmin voor gevallen waarin de uitbater van de elektronische marktplaats van het inbreukmakende gebruik van een merk op de hoogte is gesteld, en dezelfde gebruiker de inbreuk voortzet of herhaalt. In dat laatste geval kan ook tegen de uitbater van de elektronische marktplaats een rechterlijk dwangbevel worden uitgevaardigd om de voortzetting of herhaling van de inbreuk te voorkomen.


2

Gevoegde zaken C-236/08 tot en met C-238/08, Goofle (zie ook perscommuniqué nr. 32/10)

www.curia.europa.eu



NOTA BENE: De conclusie van de advocaat-generaal bindt het Hof van Justitie niet. De advocaten-generaal hebben tot taak, het Hof in volledige onafhankelijkheid een juridische oplossing te bieden voor het concrete geschil. De rechters van het Hof beginnen vandaag met de beraadslagingen over de zaak. Op een latere datum zal arrest worden gewezen. NOTA BENE: De prejudiciële verwijzing biedt de rechterlijke instanties van de lidstaten de mogelijkheid, in het kader van een bij hen aanhangig geding aan het Hof vragen te stellen over de uitlegging van het recht van de Unie of over de geldigheid van een handeling van de Unie. Het Hof beslecht het nationale geding niet. De nationale rechterlijke instantie dient het geding af te doen overeenkomstig de beslissing van het Hof. Deze beslissing bindt op dezelfde wijze de andere nationale rechterlijke instanties die kennis dienen te nemen van een soortgelijk probleem.

Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Hof van Justitie niet bindt. De volledige tekst van de conclusie is op de dag van de uitspraak te vinden op de website CURIA. Contactpersoon voor de pers: Stefaan Van der Jeught (+352) 4303 2170 (+32) 2 2964106

Beelden van de uitspraak van het arrest zijn beschikbaar via "Europe by Satellite"

www.curia.europa.eu