Rijksoverheid


2 december 2010

Geannoteerde agenda van de Raad voor Concurrentievermogen van 10 december 2010

Hierbij bied ik u de geannoteerde agenda aan van de Raad voor Concurrentievermogen van 10 december 2011. In de bijlage treft u per onderwerp een nadere toelichting.
Tijdens de Raad worden industrie! en interne marktonderwerpen besproken. De Raad streeft naar een akkoord over de verordening voor een tijdelijke staatssteunmaatregel voor steenkolenmijnen, en zal waarschijnlijk conclusies aannemen over industriebeleid, de Interne Markt Akte en kansspelen. Onder het agendapunt diversen zal de Commissie de Raad informeren over de vierde editie van het scorebord voor de consumentenmarkten, de consultatie over een samenhangende Europese aanpak inzake collectief verhaal (gezamenlijke handhaving van mededingingswetten), het verslag over de uitvoering van de aanbevelingen van de groep op hoog niveau voor het concurrentievermogen van de chemische industrie en over de implementatie en wederzijdse evaluatie van de dienstenrichtlijn. Dit laatste onderwerp is geagendeerd op verzoek van Nederland. Het Belgische voorzitterschap zal informatie geven over de richtlijn Consumentenrechten en de conclusies van de conferentie over de omzetting van Europese richtlijnen in nationaal recht. Het aankomende Hongaarse voorzitterschap zal de Raad informeren over haar werkprogramma.

(w.g.) drs. M.J.M. Verhagen

Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

A/BE / 10180371
AGENDA VAN DE RAAD VOOR CONCURRENTIEVERMOGEN VAN 10 DECEMBER Industrie - Interne Markt
Staatssteun steenkolenmijnen Politiek akkoord
EU!octrooi Gedachtewisseling
Industriebeleid Raadsconclusies
Interne Markt Raadsconclusies
Kansspelen Raadsconclusies
Verordening Staatssteun Steenkoolmijnen

Politiek akkoord
De Raad streeft naar een politiek akkoord over het voorstel dat de Commissie in juli 2010 uitbracht voor een verordening betreffende staatssteun ter bevordering van de sluiting van niet!concurrentiekrachtige steenkoolmijnen. Het doel van de verordening is het faciliteren van de sluiting van onrendabele mijnen met oog voor de sociale gevolgen. De bestaande verordening loopt af per 31 december 2010. De nieuwe voorgestelde verordening regelt de voortzetting vanaf 1 januari 2011 van de bestaande verordening, die lidstaten toelaat staatssteun te verstrekken aan onrendabele kolenmijnen. Als voorwaarde is in deze verordening opgenomen dat er een sluitingsplan voor de mijnen is die steun ontvangen. Het betreft zowel exploitatiesteun als steun voor de langlopende verplichtingen van de gesloten mijnen.
De Raad voor Concurrentievermogen zal tot een akkoord moeten komen over de uiterlijke sluitingsdatum voor steenkoolmijnen die steun zullen ontvangen onder de voorziene verordening. De uiterlijke sluitingsdatum die de Commissie voorstelt in de nieuwe verordening is 2014. Verschillende lidstaten wensen echter een latere uiterlijke sluitingsdatum, bijvoorbeeld 2018. Het Europees Parlement, dat in dezen een adviserende stem heeft, deelt deze wens. Het Europees Parlement sprak zich 23 november met een grote meerderheid uit voor het verlengen van de termijn voor steun tot 2018.
Nederland steunt het voorstel van de Commissie om het sluiten van onrendabele kolenmijnen mogelijk te maken door een tijdelijk vangnet (in de vorm van staatssteun) te bieden voor de sociale en milieugevolgen van sluiting. In de ambtelijke onderhandelingen in Brussel over het Commissievoorstel heeft Nederland, conform de aangenomen Tweede Kamermotie1 Van Veldhoven (D66) c.s., ingezet op een snellere afbouw van de voorgestelde steunmaatregel dan voorzien in het Commissievoorstel. Nederland heeft ervoor gepleit om de steun af te bouwen met minimaal 33% per 12 maanden, in plaats van de door de

Commissie voorgestelde 33% per 15 maanden, òf een hoger percentage dan 33% per 15 maanden, waarbij de steun in maximaal drie jaar wordt afgebouwd. Ook heeft Nederland ingezet op de door de Commissie voorgestelde uiterlijke sluitingsdatum van 2014. Daarnaast heeft Nederland de zorg uitgesproken dat de tijdelijke steunmaatregel kan leiden tot concurrentieverstoring op de elektriciteitsmarkt, en gevraagd om aanvullende voorwaarden in de verordening op te nemen om deze mogelijke marktverstoring te voorkomen. Nederland heeft in de onderhandelingen geen steun ondervonden voor haar pleidooi voor snellere afbouw van de tijdelijke steunmaatregel, noch voor haar pleidooi voor aanvullende voorwaarden ten aanzien van mogelijke marktverstoring. Ook de inzet op een uiterlijke sluitingsdatum van 2014 kon op weinig steun rekenen van andere lidstaten.
Nederland zal, gezien haar geïsoleerde positie, een akkoord niet in de weg staan. Nederland zal wel aandacht vragen voor het risico van concurrentieverstoring op de elektriciteitsmarkt.

Vertaalregeling EU!octrooi
Gedachtewisseling
De Raad zal de onderhandelingen over het EU!octrooi continueren met een debat over versterkte samenwerking. Nederland zal samen met een aantal andere lidstaten een formeel verzoek voor versterkte samenwerking doen aan de Commissie. Minstens negen lidstaten zullen uiteindelijk het verzoek aan de Commissie voor versterkte samenwerking moeten steunen. De Raad neemt, na goedkeuring van het Europees Parlement, een beslissing over versterkte samenwerking op basis van gekwalificeerde meerderheid. Op 1 juli jl. heeft de Commissie het voorstel tot een verordening voor de vertaalregeling van het EU!octrooi gepresenteerd. Het Commissievoorstel voor de vertaalregeling gaat uit van het huidige talenregime van het (niet! communautaire) Europees Octrooi Bureau (EOB), te weten Duits, Engels en Frans. Dit betekent dat het EU!octrooi wordt getoetst en verleend in één van deze drie talen (bijvoorbeeld Engels), en de conclusies worden vertaald in de andere twee van die drie talen (bijvoorbeeld Frans en Duits). Alleen de taal waarin het octrooi wordt getoetst en verleend heeft juridische binding. Dit is relevant voor de rechtszekerheid.
De Raad voor Concurrentievermogen van 25 november jl. sprak wederom over de talenregeling, onder het punt Diversen. Het voorzitterschap constateerde dat een akkoord met alle lidstaten binnen afzienbare tijd niet mogelijk is. Op verzoek van onder meer Nederland en Zweden gaven de Commissie en de juridische dienst van de Raad een toelichting op de juridische details van versterkte samenwerking. Zij bevestigden dat versterkte samenwerking op dit terrein strookt met het Verdrag, de beginselen van de interne markt en het non!discriminatiebeginsel. Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, Zweden, het VK en Duitsland gaven aan, in navolging van de brief van Nederland, Zweden, het VK, Ierland en Slovenië, een formeel verzoek aan de Commissie te zullen richten om over te kunnen gaan op versterkte samenwerking.
Nederland hecht sterk aan vooruitgang in het octrooidossier. Een EU!octrooi is belangrijk voor het bedrijfsleven dat wacht op een goed en betaalbaar EU!octrooi. Dit levert vele voordelen op voor innovatieve bedrijven en voor het Europese concurrentievermogen. Nu duidelijk is dat een akkoord met 27 lidstaten binnen redelijke termijn niet mogelijk is wil Nederland het instrument van versterkte samenwerking inzetten. Dit houdt in dat doorgegaan wordt met het EU!octrooi met alleen die lidstaten die daaraan mee willen doen. Steeds meer lidstaten spreken zich openlijk uit over de mogelijkheid van versterkte samenwerking. Er zal voor gewaakt moeten worden dat er een blokkerende minderheid ontstaat tegen versterkte samenwerking.
Mededeling 'Geïntegreerd industriebeleid in een tijd van globalisering'

Raadsconclusies
De Raad zal waarschijnlijk op 10 december raadsconclusies aannemen over de mededeling van de Commissie over 'Geïntegreerd industriebeleid in een tijd van globalisering' van 28 oktober jl.
De mededeling over EU!industriebeleid is een van de 'vlaggenschepen' van de Europa 2020!strategie voor groei en banen. De mededeling bouwt voort op het reeds bestaande EU!industriebeleid dat een mix is van een generieke aanpak en aandacht voor de randvoorwaarden van specifieke sectoren. Ook handhaaft de Commissie het uitgangspunt dat de lidstaten primair verantwoordelijk zijn voor de invulling van industriebeleid en de EU voornamelijk een rol heeft bij het creëren van de juiste randvoorwaarden. Tegelijkertijd geeft de Commissie aan dat een Europese coördinatie van industriebeleid wel steeds meer nodig zal zijn in de concurrentie met andere economieën. De Commissie stelt in dit kader voor te starten met een jaarlijkse monitoring van het concurrentievermogen van de EU en de lidstaten, met een centrale rol voor de Raad voor Concurrentievermogen in het proces.
Nederland verwelkomt de mededeling. De industrie is in de ogen van Nederland van cruciaal belang voor de Europese concurrentiekracht en het oplossen van maatschappelijke vraagstukken. Positief is hierbij dat de Commissie zowel aandacht heeft voor het belang van de industrie als voor aanverwante diensten en het MKB. De invulling van het industriebeleid behoort primair toe aan de lidstaten. Nederland is positief over de focus van de mededeling op het creëren van de juiste randvoorwaarden. Het gaat dan om op het verbeteren van randvoorwaarden zoals slimme regelgeving, betere toegang tot financiering voor bedrijven, versterking van de interne markt, het stimuleren van innovatie, uitwerking van de Digitale Agenda, het belang van open markten en een goed mededingingsbeleid. Ook noemt de Commissie in de mededeling het belang van maatwerk voor sectoren. Dit houdt wat Nederland betreft in dat nader wordt gekeken welke randvoorwaarden van bepaalde sectoren moeten verbeteren om de concurrentiekracht te versterken. Hier kan gedacht worden aan aangepaste regelgeving om het gebruik van vernieuwende materialen in de industrie aan te kunnen moedigen in het kader van de bio based economy. Positief is voorts dat de Commissie een geïntegreerde aanpak voorstaat, waarbij de effecten op industrie en diensten van nieuwe Europese initiatieven en regelgeving zorgvuldiger zullen worden getoetst.
Nederland is voorstander van het initiatief van de Commissie om het concurrentievermogen van de EU en haar lidstaten jaarlijks te gaan monitoren. Ook is Nederland voorstander van de centrale rol voor de Raad voor Concurrentievermogen in dit proces. Dergelijke monitoring kan helpen bij het aan licht brengen van sterktes en zwakheden op EU! en nationaal niveau. Conform de toezegging aan uw Kamer ga ik hierbij nader in op voorbeelden van monitoring en de mogelijke effecten daarvan. Op nationaal niveau kan deze monitoring vervolgens via peer/public pressure (bijvoorbeeld door middel van het publiceren van scoreboards en het geven van aanbevelingen) en policy learning lidstaten aansporen tot het voeren van goed nationaal beleid. Een voorbeeld is monitoring onder de Lissabonstrategie (Nederlandse aanbevelingen op het punt van het vergroten van het arbeidsaanbod en het stimuleren van private R&D). Voorbeelden van succesvolle policy learning in dit kader zijn de Nederlandse administratieve lasten aanpak en het Deense flexicurity!model. De door de Commissie voorgestelde monitoring dient nog nader te worden uitgewerkt. De precieze inhoud en vormgeving vragen hierbij aandacht. Zo is het van belang dat landen uiteraard uiteindelijk zelf verantwoordelijk en bevoegd blijven voor het te voeren nationale beleid.
Op het gebied van innovatie wordt in de mededeling benadrukt dat er een groot belang ligt in de valorisatie van zowel technologische als niet technologische innovatie. Nederland ondersteunt de visie van de Commissie dat het van groot belang is de verschillende partijen zoals kennis! en onderzoeksinstellingen, bedrijven en overheden samen te brengen en benadrukt het belang het instrumentarium te stroomlijnen en beter toegankelijk te maken. Nederland ondersteunt een duurzame benadering van industriebeleid die de transitie naar een eco!efficiënte economie bevordert. Hierbij is Nederland positief over de focus van de Commissie op de gehele waardenketen van een product, waar van de winning van grondstoffen tot aan het uiteindelijke afvalstadium mogelijkheden liggen voor een efficiënter en meer innovatief gebruik van materialen. Onderzoek naar grondstoffenschaarste en duurzaam gebruik van hulpbronnen zijn thema's waar zowel op Europees als op nationaal niveau nadrukkelijk aandacht aan wordt geschonken. In de in januari 2011 te verschijnen mededeling over het schaarse grondstoffen initiatief zal de Commissie hier nader op ingaan, alsook in de mededeling over 'Resource efficient' Europa die medio 2011 zal uitkomen.
Nederland staat terughoudend tegenover het idee dat de EU (Commissie) ten behoeve van de financiering van grote infrastructuurprojecten obligaties uit gaat geven. Daarnaast staat Nederland kritisch tegenover het uitbreiden van de rol van het Europese Globaliseringfonds. Nederland is van mening dat andere beleidsinstrumenten, met name op nationaal of regionaal niveau, beter in staat zijn om in te spelen op de effecten van globalisering. Nederland verwelkomt tenslotte het initiatief van de Commissie om de wetgevende teksten over normalisatie te moderniseren, maar benadrukt dat bij normalisatie belanghebbende partijen op vrijwillige basis afspraken maken en toepassen. Deze vrijwillige basis mag niet worden aangetast. Het opleggen van overheidsverantwoordelijkheid voor normalisatie is niet wenselijk. Deze punten worden in de conceptconclusies in voldoende mate meegenomen. Nederland zal naar verwachting in kunnen stemmen met de conclusies.

Mededeling Interne Markt Akte
Raadsconclusies
De Raad zal waarschijnlijk conclusies aannemen over de mededeling over de interne markt. In de mededeling beschrijft de Commissie welke maatregelen nodig zijn om het vertrouwen in de interne markt te herstellen en de interne markt een nieuwe impuls te geven. De Commissie doet 50 concrete voorstellen, gericht op het bevorderen van groei, concurrentievermogen en sociale vooruitgang. De mededeling is in consultatie gebracht om een brede publieke discussie te entameren. Tot eind februari 2011 kunnen alle belanghebbenden schriftelijk reageren aan de Commissie. Op basis van de reacties zal de Commissie haar voorstellen aanpassen. Nog voor eind 2012, de twintigste verjaardag van de interne markt, wil zij concrete maatregelen nemen. De mededeling vormt de reactie op zowel het rapport dat voormalig commissaris Monti op verzoek van voorzitter Barroso heeft geschreven over de nieuwe strategie voor de interne markt als het rapport van Europarlementariër Grech over de resultaten van de interne markt voor consumenten en burgers. De mededeling benadrukt dat een goed functionerende interne markt van cruciaal belang is voor de concurrentiekracht van de Europese sociale markteconomie en daardoor een essentieel element van de Europa 2020!strategie. Sinds 1992 heeft de interne markt consumenten, burgers en bedrijven tastbare voordelen en welvaart opgeleverd. Echter, hij functioneert nog niet optimaal en er is sprake van onbenut potentieel. Een beter werkende interne markt kan volgens schattingen van de Commissie de komende 10 jaar leiden tot extra economische groei van ca. 4% van het BNP.
De voorstellen van de Commissie zijn gericht op:

1. krachtige, rechtvaardige en duurzame groei: bijvoorbeeld het tot stand brengen van het EU!octrooi, verder ontwikkelen van de interne markt voor diensten, verbeteren toegang tot kapitaal voor MKB, vereenvoudiging van boekhoud! en belastingregels.

2. het inbedden van de 'burger!dimensie': bijvoorbeeld door verbetering van vrij verkeer van werknemers en professionals. Ten behoeve van consumenten barrières voor grensoverschrijdende online aankopen wegnemen, verbetering markttoezicht productveiligheid, alsmede verbetering van transparantie voor de consument van bancaire! en kredietfaciliteiten.


3. verbetering van toepassing en handhaving van interne marktregels. De Nederlandse open economie is gebaat bij verdere versterking van de interne markt. De 50 concrete voorstellen worden momenteel op hun merites beoordeeld ten behoeve van de kabinetsreactie op de consultatie. Zonder vooruit te lopen op de kabinetsreactie kan Nederland zich tijdens de eerste gedachtewisseling in de Raad ten algemene positief uitspreken over de voorstellen gericht op het spoedig tot stand brengen van het EU!octrooi, de ontwikkeling van een digitale interne markt en de verdere ontwikkeling van de interne markt voor diensten, de netwerksectoren en het transportbeleid. In lijn met de wens van uw Kamer zet Nederland zich uiteraard in voor verdere vermindering van administratieve lasten op EU!niveau. Voorts steunt Nederland het verbeteren van toegang tot kapitaal voor het MKB. Voorstellen die bijdragen aan vereenvoudiging, verbeterde toepassing, uitvoering en handhaving van internemarktregels, kan Nederland eveneens verwelkomen.
In de conceptconclusies wordt de mededeling verwelkomd en het belang van een goed functionerende interne markt voor burgers, consumenten en bedrijven bevestigd. Geconcludeerd wordt dat zowel de Commissie als de Raad voor Concurrentievermogen een geïntegreerde aanpak moeten borgen vanuit het perspectief van de interne markt. Alle voorstellen moeten in onderlinge samenhang worden beoordeeld en gemonitord om te voorkomen dat individuele voorstellen een beleidsmatig versnipperd vervolg krijgen. Nederland kan naar verwachting met de conclusies instemmen.
Kansspelen
Raadsconclusies
De Raad zal naar verwachting conclusies aannemen over de grensoverschrijdende problematiek ten aanzien van kansspelen, de rol die nationale autoriteiten kunnen spelen in de handhaving hiervan en op de duurzame bijdrage van loterijen aan de samenleving.
Er bestaat op het niveau van de EU geen regelgeving met betrekking tot de regulering van kansspelen. Vooralsnog wordt de kansspelsector gereguleerd op het niveau van de lidstaten.
Het voorzitterschap heeft zich het afgelopen half jaar gericht op de volgende thema's:

1) online kansspelen, 2) de rol voor nationale kansspelautoriteiten (bij de grensoverschrijdende aanpak van het aanbod van illegale kansspelen via internet) en 3) de financiële bijdrage van loterijen aan goede doelen. Gezien de voortgang onder de voorgaande voorzitterschappen acht het voorzitterschap de tijd rijp voor de Raad om zich uit te spreken over dit onderwerp. De raadsconclusies moeten worden bezien in het licht van het voornemen van de Commissie een consultatie te starten om tot een Groenboek over gokken en wedden te komen. Er zijn lidstaten die dit voornemen niet toejuichen. Een

Groenboek leidt tot richtlijnen en regulering van kansspelen op EU!niveau achten zij weinig nuttig. De Commissie geeft daarentegen aan dat er slechts geconsulteerd zal worden, en dat een Groenboek een vorm van consulteren is. Nederland acht het aannemen van conclusies door de Raad over dit thema op dit moment een positief signaal. Wat Nederland betreft moet de nadruk van de consultatie voor een Groenboek liggen op een gecoördineerde aanpak van grensoverschrijdende problematiek. Bij deze consultatie zal nadrukkelijk worden geanticipeerd op het nieuw te formuleren kansspelbeleid van het kabinet. Aan Europese harmonisatie van kansspelregelgeving kleven mogelijk risico's voor het Nederlandse kansspelbeleid dat gericht is op kanalisatie. Richtlijn Consumentenrechten
Diversenpunt
Onder het Belgisch voorzitterschap zijn de onderhandelingen over de richtlijn ter herziening van het Europese consumentenrecht voortgezet en zijn er belangrijke vorderingen geboekt. Het voorzitterschap streeft naar een algemene oriëntatie. De richtlijn staat geagendeerd voor de Raad van 10 december 2010 als informatiepunt. Het voorzitterschap zal lidstaten informeren over de laatste stand van zaken en over de route richting besluitvorming. De definitieve agenda van de Raad en de onderliggende stukken voor deze gedachtewisseling zijn op het moment van schrijven nog niet beschikbaar. Het krachtenveld is in deze fase van de onderhandelingen nog sterk in beweging gelet op de samenhang tussen de verschillende onderdelen van de richtlijn die samen een totaalpakket moeten vormen.
Het richtlijnvoorstel voegt vier bestaande richtlijnen, te weten de richtlijn Verkoop op afstand, de richtlijn Colportage, de richtlijn Consumentenkoop en de richtlijn Oneerlijke bedingen, samen tot één nieuw kaderinstrument. Het belangrijkste doel van de herziening is het realiseren van een interne markt voor transacties tussen bedrijven en consumenten, waar naar het juiste evenwicht wordt gezocht tussen een hoog beschermingsniveau van de consument en het concurrentievermogen van het bedrijfsleven. De ontwerprichtlijn richt zich verder op verbetering, vereenvoudiging en actualisering van het bestaande Europese consumentenrecht. Het gaat concreet om informatieverplichtingen en het herroepingsrecht (bedenktijd voor consument) bij verkoop op afstand en verkoop buiten verkoopruimten (o.a. colportage), de non!conformiteitsbepalingen (wettelijke garantie) en de algemene voorwaarden.
De afgelopen dagen is tijdens de intensieve onderhandelingen gebleken dat de standpunten over de regelingen voor non!conformiteit en algemene voorwaarden dusdanig uiteen liggen, dat het voorzitterschap aangeeft dat op deze terreinen ten opzichte van de huidige situatie geen toegevoegde waarde kan worden bereikt voor consumenten, handelaren en de interne markt. Het voorzitterschap stelt daarom voor de twee regelingen uit de richtlijn te verwijderen en de oude richtlijnen Consumentenkoop en Oneerlijke bedingen te laten bestaan. Hoewel Nederland dit als een gemiste kans voor de interne markt beschouwt, lijkt het verstandiger om deze regelingen niet in de richtlijn op te nemen dan om regelingen af te spreken die geen toegevoegde waarde hebben, omdat ze afbreuk doen aan de huidige consumentenbescherming, dan wel lasten met zich brengen voor overheid en bedrijven. Nederland zal daarom instemmen met deze inkorting van de richtlijn. Nederland had immers zelf ook zorgpunten met betrekking tot de regelingen over non!conformiteit en de algemene voorwaarden. Deze zorgen zijn door het schrappen van deze regelingen niet meer aan de orde. Nederland zal nu dus inzetten op een gebalanceerde regeling voor verkoop op afstand en buiten de verkoopruimte, waarbij gestreefd wordt naar een zo volledig mogelijk niveau van harmonisatie en een hoog niveau aan consumentenbescherming. Zowel de consument als het bedrijfsleven is gebaat bij een verdere voltooiing van de interne markt. Dit zal immers bijdragen aan meer concurrentie, een grotere afzetmarkt en meer keuzemogelijkheden voor de consument. Hierbij is voor Nederland leidend dat er een juist evenwicht wordt gevonden tussen een hoog niveau van consumentenbescherming, het verbeteren van het concurrentievermogen van het bedrijfsleven en op het voorkomen van onnodige regeldruk, zoals verwoord in de kabinetsreactie op het SER!advies "Consumentenrechten in de interne markt2" en zoals toegelicht tijdens het Algemeen Overleg Consumentenrechten van 8 april 20103. Ten aanzien van het totaalpakket van rechten en plichten op het gebied van informatieverplichtingen en het herroepingsrecht (respectievelijk hoofdstuk II en III) lijken de onderhandelingen af te stevenen op een samenvoeging van deze twee hoofdstukken. Concreet houdt dit in dat de regeling betreffende de informatieverplichtingen enkel van toepassing zal zijn op die verkoopvormen die het meest grensoverschrijdend karakter hebben. Wel blijven de bestaande informatieverplichtingen uit de richtlijn oneerlijke handelspraktijken van toepassing op in de winkel gesloten overeenkomsten. Deze samenvoeging is voor Nederland bespreekbaar mits het totaalpakket aan informatieverplichtingen en de regeling betreffende het herroepingsrecht zo volledig mogelijk geharmoniseerd wordt en de inhoud van die regelingen tegemoet komt aan het Nederlandse uitgangspunt dat in de richtlijn sprake moet zijn van een evenwicht tussen de belangen van zowel consumenten (hoog niveau van consumentenbescherming) als ondernemers (tegengaan van onnodige administratieve lasten voor ondernemers). Een definitief oordeel kan echter pas worden geveld, nadat het totaalpakket van de richtlijn zich heeft uitgekristalliseerd.


2 TK 22 112, nr. 992.

3 TK 27 897 nr. 27.