Academisch ziekenhuis Maastricht
KANS klachten therapeutisch aanpakken helpt
Publicatiedatum: 08-12-2010
Bron: afdeling Revalidatie azM
Auteur: Stafdienst Communicatie
Datum: 08-12-2010
Tot voor kort bestond er geen afdoende therapie voor klachten in arm,
nek en schouder (KANS en voorheen RSI) omdat het onduidelijk was welke
risicofactoren op welke manier aangepakt moesten worden.
Revalidatiearts Marjon van Eijsden vond twee belangrijke risicofactoren
die een rol spelen bij het krijgen en blijven bestaan van KANS en een
aanpak die vruchten lijkt af te werpen. Vrijdag 10 december a.s.
promoveert ze aan de Universiteit Maastricht.
Tegelijk met de opkomst van het beeldschermwerk in de jaren negentig,
kregen werknemers, die dit werk in de jaren negentig deden, last van
RSI (Repetitive Strain Injury). In de 21ste eeuw worden deze klachten
KANS (Klachten in Arm, Nek, Schouder) genoemd. Tot veertig procent van
de beeldschermwerkers krijgt er nog steeds mee te maken. Gevolg: hoge
maatschappelijke kosten en veel ongemak. In het promotieonderzoek vond
Marjon van Eijsden twee risicofactoren en een effectieve aanpak van de
klachten. Van Eijsden kreeg al eerder bekendheid door haar aanpak van
RSI bij beeldschermwerkers en (professionele) muzikanten. Die laatste
patiëntengroep bleek echter niet homogeen genoeg voor een
promotieonderzoek, vandaar dat ze zich richtte op beeldschermwerkers.
In haar onderzoek werkte zij samen met Mensendiecktherapeute Ans
Samama-Polak. In haar onderzoek constateerde de Maastrichtse
revalidatiearts dat fysiotherapie en houdingtherapie alléén,
onvoldoende resultaat geven, zelfs bij beginnende klachten. Bovendien
lijkt het slagen van de therapie deels therapeut-gebonden. Van Eijsden
ontdekte verder dat bij het ontstaan van KANS, naast stressvolle
werksituaties, een overmatig perfectionistische instelling van de
persoon een grote rol speelt.
Psychisch
"Bij het aanhouden van de klachten speelt de manier waarop men zijn
klachten beleeft en als psychische last ervaart een grote rol", aldus
van Eijsden. Risicofactoren zoals een perfectionistische instelling en
angst, waaronder ook angst voor pijn waardoor activiteiten worden
vermeden, verdienen meer aandacht in de aanpak.
In de behandeling van KANS zou dan ook begeleiding door een psycholoog
(voor perfectionistische personen) en een gedragstherapeut (voor
angstige personen) moeten worden opgenomen. Fitte, sportende personen
ervaren, volgens haar, minder last. In een van haar onderzoeken
vergeleek ze 88 beeldschermwerkers met beginnende klachten met 78
beeldschermwerkers die geen klachten zouden hebben. Wat bleek? De
beeldschermwerkers met nog maar beginnende klachten maakten zich enorme
zorgen om hun klachten (ze vertoonden pijncatastroferend gedrag),
terwijl van de groep zonder klachten, 60% toch klachten bleek te
hebben, maar zich daar geen enkele zorg om maakte en gewoon zonder
problemen aan het werk bleef met de mededeling: "Oh, die klachten? Die
heeft toch iedere beeldschermwerker?" In de literatuur is bekend dat
hersenen al reageren op het denken aan pijn die gaat komen, bv. wanneer
men na een vakantie weer achter het toetsenbord moet werken.
Pavlov
"Je zou het een soort Pavlov-reactie van dit type mensen op hun werk
kunnen noemen. Tijdens vakantie hebben ze nauwelijks last en als ze op
het einde ervan weer aan het werk gaan denken, speelt KANS weer op",
aldus Van Eijsden.
Wat is haar oplossing? "Behandelaars moeten de klachten niet te somber
schetsen", is haar proefondervindelijk gefundeerde mening. In de
praktijk gaat het erom dat de bedrijfsgeneeskundige dienst of
behandelaar de patiënt zo snel mogelijk typeert aan de hand van
risicofactoren of iemand KANS kan ontwikkelen: "Educatie van de patiënt
kan erger voorkomen." Uiteraard blijven houding en afwisseling van werk
van belang, maar het meest van belang lijkt het karakter van de
patiënt. Perfectionisten moeten daar mee leren omgaan met behulp van
een psycholoog en voor angstige beeldschermwerkers is cognitieve
gedragstherapie voorhanden. Van Eijsden onderscheidt in haar
proefschrift een groep die minder risico loopt op aanhoudende KANS; dat
zijn fitte, sportende mensen. Een slechtere prognose kwam in haar
onderzoek voor bij vrouwen, niet-fitte personen, lager opgeleiden
(onder bachelor-niveau) en ouderen.
Muzikanten
Marjon van Eijsden heeft haar promotie-onderzoek dus niet kunnen doen
onder muzikanten. Maar ze heeft goed nieuws voor deze specifieke groep
potentiële KANS-patiënten. In 2011 start ze met een promovendus een
landelijk onderzoek naar een soortgelijke aanpak onder deze
beroepsgroep.verdienen meer aandacht. In de behandeling van KANS zou
dan ook begeleiding door een psycholoog (voor perfectionistische
personen) en een gedragstherapeut (voor angstige personen) moeten
worden opgenomen. Fitte personen ervaren minder last.