College van Beroep voor het bedrijfsleven
College oordeelt dat door AFM opgelegde heffingen wegens doorlopend
toezicht op aanbieders van beleggingsobjecten onevenredig zijn
`s-Gravenhage, 9 december 2010 - Het College van Beroep voor het
bedrijfsleven heeft op 25 november 2010 en 6 december 2010 uitspraak
gedaan op een hoger beroep van de Stichting Autoriteit Financiële
Markten (AFM), gericht tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam.
AFM legt met ingang van 2006 aan beleggingsinstellingen heffingen op
wegens de kosten van het doorlopend toezicht op die instellingen. Deze
heffingen zijn gebaseerd op een regeling waarin aan de hand van de
hoogte van het ingelegde vermogen een tarief is vastgesteld dat door de
beleggingsinstelling aan AFM moet worden betaald.
Tegen de heffingen over 2006 is door een aantal beleggingsinstellingen
bezwaar gemaakt. AFM heeft die bezwaren ongegrond verklaard, maar deze
beslissingen zijn in beroep vernietigd door de rechtbank Rotterdam.
Het College heeft nu het hoger beroep van AFM tegen de uitspraken van
de rechtbank ongegrond verklaard en deze uitspraken van de rechtbank
bevestigd. In één van de zaken is het College van oordeel dat de aan de
betreffende beleggingsinstellingen opgelegde heffing te hoog is in
verhouding tot de heffingen die aan andere aanbieders van
beleggingsobjecten zijn opgelegd. In de andere zaak, die gaat over
beleggingsinstellingen met een relatief laag ingelegd vermogen, is naar
het oordeel van het College onvoldoende rekening gehouden met de
draagkracht van deze instellingen. De regeling, die AFM ertoe verplicht
de hier in geding zijnde heffingen op te leggen, werkt naar het oordeel
van het College onevenredig uit voor deze beleggingsinstellingen, en
wordt door het College onverbindend verklaard.
LJ Nummers
BO6727
BO6728
Zie het origineel
Bron: College van Beroep voor het bedrijfsleven
Datum actualiteit: 13 december 2010 Naar boven
LJ Nummer: