Rijksoverheid


14 december 2010

Vragen tweede suppletoire begroting Defensie 2010

Hierbij zend ik u de antwoorden op de schriftelijke vragen van de vaste commissie voor Defensie over de tweede suppletoire begroting van het ministerie van Defensie voor 2010. Deze vragen zijn ingezonden op 2 december 2010 met kenmerk 32565-X/2010D48999.

DE MINISTER VAN DEFENSIE

drs. J.S.J. Hillen

Antwoorden op vragen van de vaste commissie voor Defensie over de tweede suppletoire begroting van het ministerie van Defensie voor 2010 (ingezonden 2 december 2010, kenmerk 32565-X/2010D48999)


1 Op welke artikelen en onderdelen van artikelen is al vooruitgelopen op de bezuinigingen uit het regeerakkoord? Kunt u per artikel en per onderdeel aangeven om welke bedragen het gaat? In de tweede suppletoire begroting 2010 is niet vooruitgelopen op de bezuinigingen uit het regeerakkoord. 2 Wat wordt bedoeld met het 'niet relevante deel van de pensioenen en uitkeringen'? 7 Kunt u beargumenteren waarom het deel van de pensioenen en uitkeringen waar de generale mutatie van 18.702 miljoen euro toe wordt gerekend als het niet relevante deel wordt omschreven? Het niet-relevante deel van de pensioenen en uitkeringen houdt verband met de introductie van kapitaaldekking voor de militaire ouderdomspensioenen en het overgangsrecht bij de verhoging van de UKW-leeftijden. Omdat dit aanvankelijk tot meerkosten leidt, zijn tijdelijk middelen aan de defensiebegroting toegevoegd die niet worden gerekend tot het budgettaire kader van Defensie. Mee- en tegenvallers worden afzonderlijk verrekend i n het generale beeld. 3 Ziet u de website van het ministerie van Defensie als vervanging voor communicatie met de Kamer ten aanzien van het verstrekken van informatie over de uitvoering van de verschillende crisisbeheersingsoperaties? Nee. De Kamer wordt op de reguliere wijze geïnformeerd over de voorbereiding, de besluitvorming, de uitvoering en de evaluatie van missies. Daarnaast betracht Defensie een zo groot mogelijke transparantie in het communicatiebeleid ten aanzien van de uitvoering van missies, bijvoorbeeld met het Weekoverzicht defensieoperaties op de website. 4 Waarom worden de binnen de investeringen gereserveerde budgetten voor het European Air Transport Command (EATC) naar het commando luchtstrijdkrachten overgeheveld? Het EATC is op 1 september jl. geopend. Nederland draagt naar rato bij aan de jaarlijkse exploitatiekosten van het EATC. Deze bijdrage wordt bekostigd uit de begroting van het Commando luchtstrijdkrachten (CLSK). Daartoe is een bedrag dat eerder was op genomen in het investeringsbudget voor de luchtstrijdkrachten op begrotingsartikel 25 (Defensie Materieel Organisatie, DMO) overgeheveld naar het exploitatiebudget van het CLSK (begrotingsartikel 23). 5 Wat is de inhoudelijke toelichting bij de herfasering van het project NH90? In de op 24 november jl. verzonden tiende jaarrapportage van het project NH-90 (Kamerstuk 25 928 nr. 46) is uiteengezet dat het betalingsritme moest worden aangepast aan het bijgestelde leverschema van de NH-90. Hierdoor is 25,0 miljoen uit 2010 en 35,0 miljoen uit 2011 naar latere jaren verschoven. 6 Kunt u een uitgebreide toelichting geven van de wijzigingen in de uitgaven met betrekking tot het project SPEER? De Kamer wordt tweemaal per jaar geïnformeerd over de voortgang van het programma SPEER. In de laatste rapportage (Kamerstuk 31 460, nr. 14) is de stand van zaken per 1 oktober 2010 beschreven en zijn de wijzigingen in de uitgaven van het programma toegelicht. Die wijzigingen betreffen verschuivingen binnen het totale programmabudget als gevolg van de tussenbalans. Het gevolg daarvan voor het uitvoeringsjaar 2010 is verwerkt in de tweede suppletoire begroting 2010. 8 Welke redenen zijn er voor de andere fasering van de opbrengsten uit de verkoop van materieel? Is de nieuwe fasering realistisch en op welke gegevens is deze gebaseerd? 17 Kunt u nader ingaan op de oorzaken voor de tegenvallende verkoopopbrengsten en wat de gevolgen daarvoor zijn voor volgende begrotingsjaren? De reden voor de tegenvallers bij de opbrengsten is dat nog niet al het voor verkoop beschikbare materieel is verkocht, en dat enkele betalingen later dan geraamd worden ontvangen. Dit is onder meer het gevolg van de economische crisis. Hierdoor komt meer materieel voor verkoop op de markt, maar kunnen kopers op de markt voor defensiematerieel minder besteden. Bij de verkoop van defensiematerieel moet bovendien rekening worden gehouden met een kleine afzetmarkt. De verwachte gevolgen voor de volgende begrotingsjaren zijn verwerkt in de begroting 2011. 9 Waarom zijn de bedragen genoemd bij 'Bijstelling ontvangsten HGIS' en bij de HGIS uitgavenmutaties dezelfde? Waarom zijn deze bedragen twee keer weerg egeven? Waarom zijn deze HGIS posten weergegeven als 'Bijstelling ontvangsten (inclusief HGIS)' en eveneens als twee aparte posten onder de uitgavenmutaties? Het twee keer in de begroting vermelden van de bewuste bedragen is het gevolg van de voorgeschreven indeling van de begroting. De eerste vermelding betreft een defensiebrede beleidsmatige toelichting, de tweede vermelding maakt deel uit van de artikelsgewijze toelichting. Dat de HGIS-mutatie zowel bij de ontvangsten als de uitgaven wordt verantwoord, komt voort uit hogere ontvangen vergoedingen van partnerlanden ten bedrage van 11,6 miljoen. Door de begrotingssystematiek wordt het uitgavenkader daarmee ook verhoogd met 11,6 miljoen. 10 Welk deel van de neerwaartse bijstelling van de ISAF Redeployment zal in 2011 worden aangewend voor de transportuitgaven in dat jaar in plaats van in 2010? De geraamde transportuitgaven voor 2010 zijn verlaagd met 34 miljoen tot 75 miljoen. De transportraming voor 2011 bedroeg aanvankelijk 36 miljoen. Dit is inmidddels bijgesteld tot 43,5 miljoen, een verhoging van 7,5 miljoen. 11 Zijn alle betalingen ten behoeve van de Nederlandse missie in Afghanistan en de redeployment nu gedaan of zijn er nog meer uitgaven te verwachten? De betalingen in verband met de missie in Uruzgan zijn nagenoeg voltooid, op enkele nog te ontvangen rekeningen en correcties na. De betalingen voor de redeployment zullen doorgaan tot in 2012 conform de gepresenteerde raming. 12 Welk energiebeleid wordt er defensiebreed gevoerd? Wat wordt er bijvoorbeeld gedaan om overschrijding en te voorkomen? Waarom zijn de budgetten niet toereikend geweest? Het energiebeleid van Defensie staat beschreven in de Defensie Duurzaamheidsnota 2009 die de Kamer op 25 november 2008 heeft ontvangen (Kamerstuk 31 700 X, nr. 61). Het betreft een uitwerking door Defensie van het rijksbrede energiebeleid en doelstellingen op de gebieden energiebesparing, het aandeel duurzame energie in de organisatie en de CO2-uitstoot. In het bijzonder de energiebesparende maatregelen in gebouwen en bij de aanschaf van materieel zijn gericht op een vermindering van het energieverbruik en daarmee op het voorkomen van overschrijdingen. Doordat het verbruik in 2010 hoger was dan de raming zijn de budgetten achteraf ontoereikend gebleken. 13 Wat zijn de gevolgen van de verlaging van het budget van het commando landstrijdkrachten ten laste van de gereedstellings- en bedrijfsvoeringsbudgetten? Bij het Commando landstrijdkrachten (CLAS) is in 2010 sprake van lagere uitgaven door onder meer het stilzette n van een deel van het rijdend materieel. De lagere uitgaven zijn gebruikt om een tekort bij het transportbudget ten behoeve van het CLAS aan te vullen. 14 Waarom zijn de apparaatsuitgaven voor de staf commando luchtstrijdkrachten verhoogd? Midden 2010 is in het financiële systeem FINAD een technische aanpassing uitgevoerd waarbij een aantal persoonsgebonden uitgaven per abuis is geboekt bij de apparaatskosten in plaats van bij de programmakosten. Een deel van deze fout was al eerder gecorrigeerd. De nu zichtbare verhoging bij de apparaatskosten van 4 miljoen in 2010 betreft het overige deel. In de begroting 2011 worden de uitgaven geheel bij de juiste categorieën geboekt. 15 Zijn er nog andere niet afgewikkelde zaken? Zo ja, om welke zaken gaat het en waarom zijn deze nog niet afgewikkeld? Welke bedragen zijn hier mee gemoeid? Defensie heeft verscheidene overeenkomsten met derden over samenwerking waarbij aan het einde van een project of een jaar een eindafrekening wordt opgesteld op grond van de werkelijke uitgaven. Voorbeelden hiervan zijn internationale logistieke samenwerking en gezamenlijke oefenlocaties. De eindafrekening betreft meestal een beperkt deel van de totale uitgaven. De complexiteit van de samenwerking of een verschil van inzicht kan ertoe leiden dat de eindafrekening langer duurt. 16 Kan per categorie investering in materieel op artikel 25 worden aangegeven welke oorzaken ten grondslag liggen aan de voorgestelde wijziging en en/of de beweegredenen om deze wijzigingen voor te stellen? 19 Waarom zijn de Investeringen landstrijdkrachten met 61,2 miljoen euro verhoogd, terwijl ze eerder in de periode nog verlaagd werden? 20 Kunt u nadere toelichting geven bij de verlaging van het artikel investeringen Luchtstrijdkrachten met 121 miljoen euro? 21 Kunt u nadere toelichting geven bij de verlaging van het artikel investeringen Defensiebreed met 60,75 miljoen euro? De begroting wordt gedurende het begrotingsjaar aangepast aan de ontwikkelingen. De bijstellingen van de investeringsartikelen van begrotingsartikel 25 (DMO) houden verband met de voortgang van de verschillende investeringsprojecten. Van de grotere bijstellingen zijn de volgende te noemen. De onder `Investeringen landstrijdkrachten' verantwoorde projecten Infanterie Gevechtsvoertuig en Pantserhouwitser verlopen financieel sneller dan eerder geraamd. De onder `Investeringen luchtstrijdkrachten' verantwoorde projecten Vervanging F-16 en Chinook uit breiding en versterking verlopen daarentegen langzamer dan verwacht. Hetzelfde geldt voor het onder `Investeringen Defensiebreed' verantwoorde project NH-90. Zie voor het project NH-90 ook het antwoord op vraag 5. 18 Kunt u aangeven om welke roerende zaken het precies gaat en om welke bedragen? Bij de roerende zaken gaat het om strategisch materieel dat in tegenstelling tot de verwachting dit jaar nog niet is verkocht. Het Materieelprojectenoverzicht 2010 (Kamerstuk 27 830 nr. 86) bevat een recent overzicht van het nog niet verkochte strategische materieel. Daarvan zijn de 28 Leopard 2A6 tanks en 26