Rijksoverheid
Advies werkgroep pgbZZP november 2010
Directie Langdurige Zorg
Inhoud
Samenvatting
1. Inleiding
2. Uitgevoerd onderzoek
3. Geïnventariseerde knelpunten werkgroep pgbZZP
Knelpunten die samenhangen met de keuze voor toekomstige
tariefbepaling
Knelpunten voortvloeiend uit de huidige regelgeving, die door de
werkgroep (gedeeltelijk) zijn opgelost
Knelpunten die niet alleen voor pgbers gelden
4. Verkenning toekomstige wijze van bepaling hoogte pgbZZP
5. Voornaamste conclusies onderzoek research voor beleid
6. Advies werkgroep pgb ZZP
Advies tarief bepaling
Advies eigen bijdrage
Advies ingangsdatum en overgangstraject
Financiële effecten
2
Samenvatting
Vóór 1 juli 2007 werd de indicatie voor verblijfsgeïndiceerden uitgedrukt in
functies en klassen. Sinds 1 juli 2007 vindt een dergelijke indicatie plaats in de
vorm van een zorgzwaartepakket (ZZP). Cliënten hebben vervolgens de keuze om
het ZZP in natura af te nemen of in de vorm van een persoonsgebonden budget
(pgb). Voor cliënten die er voor kiezen het geïndiceerde ZZP af te nemen in de
vorm van een pgb, geldt dat de hoogte van dit pgb wordt bepaald met behulp van
een tijdelijke beleidsregel van het CVZ, waarbij het geïndiceerde ZZP (via een
zogenoemde 'vertaaltabel' ) wordt omgezet in functies en klassen, aangevuld met
twee dagen tijdelijk verblijf.
Omdat voor veel budgethouders het bestaande pgb, op basis van de
functie/klasse indicatie, hoger uitkwam dan het nieuwe pgb gebaseerd op de
vertaaltabel, is destijds besloten een budgetgarantie in te stellen. Deze
budgetgarantie wordt, evenals de tijdelijke beleidsregel, gehandhaafd tot eind
2011. Het ministerie van VWS moet besluiten hoe de hoogte van het pgb voor
ZZP geïndiceerden (pgbZZP) na die datum moet worden vastgesteld. Om meer
zicht te krijgen op de vormgeving van dit pgb na beëindiging van de tijdelijke
beleidsregel van het CVZ en de knelpunten die hierbij kunnen optreden, heeft de
voormalige Staatssecretaris een werkgroep pgbZZP ingesteld, bestaand uit
vertegenwoordigers van het CVZ, ZN, het CIZ, Per Saldo en VWS.
Deze werkgroep heeft knelpunten geïnventariseerd die op zouden kunnen treden
bij beëindiging van de overgangsmaatregel. Tevens heeft de werkgroep
geadviseerd over hoe deze mogelijke problemen binnen de vastgestelde beleidslijn
opgelost kunnen worden. Om over voldoende achtergrondinformatie te kunnen
beschikken heeft de werkgroep een onderzoek begeleid, dat in opdracht van VWS
is uitgevoerd. De uitkomsten van dit onderzoek heeft de werkgroep betrokken in
haar advies.
De in totaal negen geïnventariseerde knelpunten kunnen worden ingedeeld in drie
categorieën:
1. Knelpunten die samenhangen met de keuze van toekomstige
tariefbepaling en eigen bijdrage,
2. Knelpunten voortvloeiend uit de huidige regelgeving, die door de
werkgroep (gedeeltelijk) zijn opgelost en
3. Knelpunten die niet alleen voor budgethouders gelden.
Inmiddels zijn al een aantal acties ondernomen om problemen binnen de huidige
regelgeving op te lossen:
De beleidsregel "toekenning pgb AWBZ bij indicatie verblijf" is aangepast,
zodat ook een pgb voor vervoer bij dagdelen begeleiding kan worden
toegekend als hiervoor een indicatie is gegeven.
Het aantal ZZP's waarvoor het CVZ zorgkantoren toestemming kan geven
om in verband met extreme zorgzwaarte af te wijken van de beleidsregel
is uitgebreid.
De negatieve financiële effecten die sommige budgethouders ondervinden
als gevolg van de nieuwe tarieven voor 2010 zijn verklaard.
Aanvullend zijn de volgende adviezen voor de bewindspersoon geformuleerd:
Stel in de toekomst de hoogte van het pgbZZP vast met behulp van een
aangepaste toekenningentabel, zodat de tarieven voor pgb's en natura
pakketten beter op elkaar worden afgestemd.
Blijf de extramurale eigen bijdrage systematiek hanteren.
3
Bouw de budgetgarantie na 31122011 zo snel als verantwoord mogelijk
is af. Een afbouw van 10% in 2012, 20% in 2013 en de rest van het
verschil in 2014 is volgens de werkgroep hanteerbaar. Voor
budgethouders die er meer dan 50% of meer dan ¤ 30.000 per jaar op
achteruit gaan, zou een individuele beoordeling moeten gelden.
Bij het formuleren van haar adviezen is de werkgroep uitgegaan van het huidige
stelsel. Per Saldo heeft daarbij aangegeven moeite te hebben met de
uitgangspunten van de ZZPsystematiek en het principe dat de kosten van een
pgb gelijk dienen te zijn aan die van ZIN.
Mogelijke stelselwijzigingen als gevolg van de plannen van het nieuwe Kabinet in
de AWBZ of WMo kunnen er toe leiden dat ook de geformuleerde adviezen hierop
aangepast dienen te worden.
Wanneer de door de werkgroep geformuleerde adviezen worden opgevolgd,
resteert alleen het knelpunt rond de toegang voor budgethouders tot een toeslag
voor extreme zorgzwaarte. Hiervoor zijn verschillende alternatieven verkend.
Besluitvorming hierover kan echter pas plaatsvinden wanneer de ministeriële
regeling gereed is, waarin ZZP's en de mogelijke uitzonderingen voor cliënten die
meer aanspraak hebben op zorg dan past binnen de ZZPsystematiek worden
omschreven.
4
1. Inleiding
Sinds 1 juli 2007 wordt de indicatie van een cliënt die in aanmerking komt voor
langdurig verblijf uitgedrukt in de vorm van een zorgzwaartepakket (ZZP). Indien
een cliënt behoefte heeft aan een beschermende woonomgeving, permanent
toezicht en/of een therapeutisch leefklimaat wordt een verblijfsindicatie afgegeven
in de vorm van een ZZP. In een ZZP staat beschreven welke en hoeveel zorg een
cliënt nodig heeft.
De omvang van de hoeveelheid zorg die in een ZZP is opgenomen, is gebaseerd
op de hoeveelheid zorg die cliënten met een dergelijk profiel in een intramurale
instelling gemiddeld genomen ontvangen.
Een cliënt met een ZZPindicatie kan kiezen voor zorg in natura (ZIN) of een
persoonsgebonden budget (pgb). ZIN wordt gegeven in een intramurale instelling
of thuis, in de vorm van een Volledig Pakket Thuis (VPT) of via het omzetten in
functies en klassen. Met een pgb koopt de cliënt zelf de benodigde zorg in. In het
verleden zijn er grote verschillen ontstaan in datgene wat voor vergelijkbare
cliëntengroepen aan financiële middelen beschikbaar was, afhankelijk van de
keuze voor ZIN en pgb. In de toekomst zullen de tarieven voor vergelijkbare
cliëntengroepen beter op elkaar afgestemd moeten worden.
Vóór 1 juli 2007 werd de indicatie voor verblijfsgeïndiceerden uitgedrukt in
functies en klassen. Het pgb werd hier vervolgens op gebaseerd. Sinds 1 juli 2007
worden verblijfsindicaties zoals hiervoor al gesteld, geïndiceerd in ZZP's. De
hoogte van het pgb voor ZZPgeïndiceerden wordt vastgesteld met behulp van
een tijdelijke beleidsregel van het CVZ, waarbij het geïndiceerde ZZP via een
'toekenningentabel' wordt omgezet in functies en klassen, aangevuld met twee
dagen tijdelijk verblijf. Omdat voor veel budgethouders het pgb op basis van de
functie/klasse indicatie hoger uitkwam dan het pgb volgens de toekenningentabel,
heeft de voormalige Staatssecretaris besloten tot een budgetgarantie voor
bestaande budgethouders.
Het ministerie van VWS moet een keuze maken hoe de hoogte van het pgb voor
ZZP geïndiceerden (pgbZZP) in de toekomst moet worden vastgesteld. Om meer
zicht te krijgen op de vormgeving van het pgbZZP na beëindiging van de
tijdelijke beleidsregel van het CVZ en de knelpunten die hierbij kunnen optreden
heeft de voormalige Staatssecretaris een werkgroep pgbZZP ingesteld die haar
(en nu haar opvolger) zal adviseren. In deze werkgroep hebben
vertegenwoordigers van het CVZ, ZN, het CIZ, Per Saldo en VWS geparticipeerd.
Binnen de werkgroep is als werkafspraak gehanteerd dat niet op alle punten
consensus hoefde te bestaan, maar dat er ook ruimte is om verschillende
standpunten in te nemen. In de periode van september 2009 tot september 2010
heeft deze werkgroep knelpunten geïnventariseerd die kunnen optreden bij
beëindiging van de overgangsmaatregel en vervolgens nagedacht over hoe deze
gesignaleerde problemen binnen de vastgestelde beleidslijn opgelost kunnen
worden.
Bij het formuleren van haar adviezen is de werkgroep uitgegaan van het huidige
stelsel. Per Saldo heeft daarbij aangegeven moeite te hebben met de
uitgangspunten van de ZZPsystematiek en het principe dat de kosten van een
pgb gelijk dienen te zijn aan die van ZIN.
Mogelijke stelselwijzigingen als gevolg van de plannen van het nieuwe Kabinet in
de AWBZ of WMo kunnen er toe leiden dat ook de geformuleerde adviezen hierop
aangepast dienen te worden.
5
Om over voldoende achtergrondinformatie te kunnen beschikken, heeft de
werkgroep een onderzoek begeleid, dat in opdracht van VWS werd uitgevoerd
door onderzoeksbureau Research voor Beleid. De uitkomsten van dit onderzoek
heeft de werkgroep betrokken in haar advies.
In het vervolg van dit rapport wordt beschreven welke elementen met betrekking
tot het pgbZZP door Research voor Beleid zijn onderzocht.
Vervolgens worden de door de werkgroep pgbZZP geïnventariseerde knelpunten
en uitgebrachte adviezen besproken. Niet geheel toevallig zijn er raakvlakken
tussen de onderzochte knelpunten en het onderzoek van Research voor Beleid.
6
2. Uitgevoerd onderzoek
In opdracht van het Ministerie van VWS heeft onderzoeksbureau Research voor
Beleid nader onderzoek gedaan naar de volgende elementen van het pgbZZP:
A. budgetgarantie,
B. eigen bijdrage,
C. combineren pgb en zorg in natura.
Ad A. Budgetgarantie
Momenteel ontvangen verblijfsgeïndiceerden die kiezen voor een pgb een pgb op
grond van een tijdelijke beleidsregel van het CVZ. Deze overgangsregeling, die
naar verwachting loopt tot en met december 2011, kent twee elementen:
De hoogte van het pgb wordt bepaald met behulp van een toekenningetabel
die het geïndiceerde ZZP vertaalt in functies en klassen, opgeplust met twee
etmalen tijdelijk verblijf.
Er geldt een budgetgarantie voor cliënten die al een pgb hadden.
Budgethouders die een pgb hadden en na herindicatie in aanmerking komen voor
een ZZP, hebben recht op budgetgarantie. Dit houdt in dat zij het eerder
toegekende budget behouden wanneer dit hoger is dan het budget zoals dat met
behulp van de toekenningentabel wordt berekend. Deze overgangsregeling zal
worden gehandhaafd tot en met 31 december 2011.
De gedachte daarbij is dat VWS in 2010 een definitief standpunt formuleert over
de omzetting van een ZZPindicatie naar een pgb. Verblijfsgeïndiceerde
budgethouders weten dan in 2011 wat de definitieve hoogte gaat worden van hun
pgb en kunnen zich daardoor in 2011 voorbereiden op de beëindiging c.q. afbouw
van de overgangsregeling vanaf 1 januari 2012.
Het ministerie van VWS moet een keuze maken hoe de hoogte van het pgbZZP in
de toekomst moet worden vastgesteld. Daarbij ligt het in de rede om de hoogte
van het pgbZZP af te stemmen op de ZZP of VPT tarieven zoals die gelden voor
ZIN omdat het gaat om vergelijkbare cliënten die alleen verschillen in de wijze
waarop zij hun zorg wensen te organiseren.
Om zicht te krijgen op de financiële consequenties van het afschaffen van de
budgetgarantie, is onderzocht hoeveel voor verblijf geïndiceerde budgethouders
een beroep doen op budgetgarantie, hoe hoog deze budgetgarantie is en welk ZZP
het betreft. Speciale aandacht is daarbij besteed aan de groep jongeren onder de
achttien jaar. In de beleidsregels 'indicatiestelling AWBZ 2010' van VWS is
namelijk bepaald dat voor zorg aan kinderen tot 18 jaar enige ondoelmatigheid
acceptabel is.
Bij zorg aan kinderen is enige ondoelmatigheid acceptabel als:
a. het de wens is van de ouders om het kind thuis te laten wonen; en
b. het in het belang is van het kind; en
c. dat leidt tot een doeltreffende en verantwoorde oplossing; en
d. de mantelzorger het resterende deel van de zorg overneemt.
De criteria die voorsorteren op een verblijfsindicatie leiden bij deze doelgroep niet
noodzakelijkerwijs naar een indicatie voor Verblijf.
Een indicatie voor zorg zonder verblijf wordt uitgedrukt in functies en klassen, op
basis waarvan vervolgens het pgb wordt vastgesteld. Aangenomen wordt dat deze
indicaties en bijbehorende budgetten hoger uitvallen dan wanneer geen rekening
zou worden gehouden met de mantelzorg en een ZZP zou zijn toegekend.
Momenteel heeft deze groep kinderen bij het bereiken van de leeftijd van 18 jaar
7
recht op budgetgarantie, wanneer zij na een herindicatie in aanmerking zouden
komen voor een ZZP.
In het onderzoek is geprobeerd antwoord te geven op de vraag welk effect het
wegvallen van de budgetgarantie op deze groep zou hebben.
AD B. Eigen bijdrage
Naast het effect van het wegvallen van de budgetgarantie is in het onderzoek ook
gekeken naar de financiële gevolgen van een mogelijke overgang van de huidige
extramurale eigen bijdrage naar de lage intramurale eigen bijdrage. Een
intramurale eigen bijdrage voor mensen met een pgb ZZP zou overwogen kunnen
worden om meer gelijkheid te creëren tussen pgb en ZIN. Verblijfsgeïndiceerden
die gebruik maken van een pgb betalen momenteel de extramurale eigen
bijdrage, terwijl bij ZIN de intramurale eigen bijdrage in rekening wordt gebracht.
Bij ZIN is sprake van twee vormen van de intramurale eigen bijdrage; een hoge
eigen bijdrage die cliënten betalen die opgenomen zijn in een instelling en geen
eigen huur betalen of in een eigen koopwoning wonen en een lage intramurale
eigen bijdrage voor cliënten die zelf hun huur betalen.
AD C. Combineren pgb en zorg in natura
Tot slot is onderzoek gedaan naar de meerwaarde van deelbaarheid van ZZP's
voor de budgethouder. Een aantal budgethouders met een ZZPindicatie heeft
momenteel een combinatie van pgb en ZIN. Als het pgb in één bedrag afgeleid
zou worden van het intramurale ZZPtarief of van het VPTtarief dan is deze
splitsing niet langer mogelijk. Om zicht te krijgen op de meerwaarde voor een
budgethouder van deelbaarheid van een ZZP in pgb en ZIN is onderzocht bij welke
ZZP's dit voorkomt en waarom budgethouders hier voor kiezen.
8
3. Geïnventariseerde knelpunten werkgroep pgbZZP
De werkgroep pgbZZP heeft een aantal knelpunten geïnventariseerd die
samenhangen met de wijze waarop het pgb voor ZZPgeindiceerden is vorm
gegeven en knelpunten die kunnen optreden bij het afschaffen van de tijdelijke
beleidsregel van het CVZ.
3.1 Knelpunten die samenhangen met de keuze voor toekomstige
tariefbepaling van het pgbZZP en eigen bijdrage
De volgende knelpunten kunnen optreden bij het afschaffen van de tijdelijke
beleidsregel "toekenning pgb AWBZ bij indicatie verblijf". Of de knelpunten
daadwerkelijk zullen optreden hangt af van de keuzes die bij de overgang worden
gemaakt.
Knelpunt 1. De pgbuurtarieven zijn lager dan de ZINuurtarieven omdat
ervan uitgegaan wordt dat er sprake is van geen/minder overhead.
Knelpunt 2. Voor pgbhouders die na 112009 worden geïndiceerd wordt de
Huishoudelijke Verzorging niet langer vergoed vanuit de WMO, maar vanuit
het pgb.
Knelpunt 3. Als het pgb in één tarief wordt uitgedrukt vervalt de mogelijkheid
van het splitsen van een ZZPindicatie in een pgbdeel en een deel ZIN.
Knelpunt 4. De mogelijkheid dat in de toekomst wellicht voor een ander eigen
bijdrage regiem wordt gekozen (intramurale eigen bijdrage ipv de huidige
extramurale eigen bijdrage).
De werkgroep heeft in haar advies over de toekomstige vormgeving van het pgb
ZZP niet alleen gekeken naar de vergelijking met de hoogte van de pgb's zoals
deze in voorgaande jaren gebruikelijk waren, maar eveneens naar de vergelijking
met de hoogte van de bekostiging voor cliënten die intramuraal of via een VPT
hun zorg krijgen. Daarbij wordt ook gekeken naar de elementen die de cliënt al
dan niet naast het ZZP ook voor eigen rekening neemt (zoals bijvoorbeeld de
kosten voor huur en eten en drinken).
Zoals gezegd komt de oplossing van bovenstaande knelpunten aan de orde in het
advies over de toekomstige vormgeving van het pgbZZP en de keuze over de
eigen bijdrage regeling, zie paragraaf 6.
9
3.2 Knelpunten voortvloeiend uit de huidige regelgeving, die door de
werkgroep (gedeeltelijk) zijn opgelost
Knelpunt 5. Pgb en vervoer naar dagbesteding
Een pgb voor verblijfsgeïndiceerden kan aan de kosten van vervoer worden
besteed, indien het indicatiebesluit een indicatie voor vervoer op medische
grondslag bevat. Een vergoeding voor de vervoerskosten was echter niet
opgenomen in de hoogte van het pgb volgens vertaaltabel. Voor ZIN geldt
bovenop de ZZPprijzen een afzonderlijke vergoeding voor het vervoer naar de
dagbesteding in de sectoren GHZ en GGZ. Voor dit knelpunt is inmiddels door de
werkgroep een oplossing gevonden. In de beleidsregel "toekenning pgb AWBZ bij
indicatie verblijf", is geregeld dat wanneer het CIZ vaststelt dat bij dagbesteding
een medische noodzaak voor vervoer bestaat, er ook een pgb wordt toegekend
voor vervoer. Vervoer kan daarbij uitsluitend worden toegekend in combinatie met
dagdelen begeleiding. Voor de V&V sector is dit geen oplossing, omdat in deze
ZZP's alleen begeleiding in uren bestaat en niet in dagdelen. Aangezien dit ook bij
ZIN het geval is, zullen hiervoor geen aanvullende maatregelen worden genomen.
Knelpunt 6. extreme zorgzwaarte
Voor intramurale cliënten wordt de behoefte aan extreme zorgzwaarte bepaald
door het zorgkantoor en het regionaal Centrum voor Consultatie en Expertise
(CCE). De ervaring leert dat er in deze gevallen sprake is van forse
gedragsproblemen bij de cliënt. Budgethouders kunnen echter niet terecht bij het
CCE. Voor hen loopt een verzoek voor een toeslag extreme zorgzwaarte via het
zorgkantoor en een beleidsregel van het CVZ.
De werkgroep heeft de volgende opties verkend bij het zoeken naar een oplossing
voor dit knelpunt:
De aanvraag voor een toeslag extreme zorgzwaarte, evenals bij ZIN, laten
vaststellen door het CCE.
Het CIZ bij de indicatie ook de eventuele extreme zorgzwaarte laten indiceren.
Het toepassen van de CCEsystematiek voor de beoordeling en vaststelling van
extreme zorgzwaarte van budgethouders stuit op praktische problemen. Het CCE
stelt volgens de huidige werkwijze geen indicaties, maar beoordeelt
behandelplannen die zijn opgesteld door de zorgaanbieder.
Het laten indiceren van extreme zorgzwaarte door het CIZ heeft de voorkeur van
Per Saldo, ZN en het CVZ.
De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep heeft op 28 oktober
2009 geoordeeld dat het indiceren in ZZP's zich niet verdraagt met de huidige
formulering van het Besluit Zorgaanspraken (BZa) en het Zorgindicatiebesluit
(Zib). De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het bij de huidige formulering
van wet en regelgeving niet volstaat om te onderzoeken welk ZZP het best
passend is, maar dat per zorgfunctie de objectieve zorgbehoefte moet worden
vastgesteld.
In verband met deze rechterlijke uitspraak wordt onder andere het BZa en Zib
gewijzigd. De zorgaanspraak 'verblijf' is dusdanig omschreven dat duidelijk is dat
de aanspraak samen gaat met een pakket aan zorg en niet meer samen met de
losse zorgfuncties persoonlijk verzorging, verpleging, begeleiding en behandeling.
Daarmee is de aanspraak op zorg duidelijker gekoppeld aan de ZZP's. De ZZP's
zullen bij ministeriële regeling worden omschreven. In die ministeriële regeling
zullen tevens de uitzonderingen geregeld worden voor de cliënten die meer
aanspraak hebben op zorg dan past binnen de ZZPsystematiek.
Binnen de werkgroep is besloten te wachten met de verdere behandeling van de
knelpunten rond extreme zorgzwaarte totdat duidelijkheid bestaat over de wijze
waarop de genoemde uitzonderingen in de ministeriële regeling worden
vastgelegd.
10
Vooruitlopend hierop is wel de beleidsregel aangepast. In de beleidsregel was het
aantal ZZP's waarin budgethouders geïndiceerd moesten zijn om in aanmerking te
komen voor een toeslag extreme zorgzwaarte beperkt. Dit aantal ZZP's, waarbij
het CVZ zorgkantoren toestemming kan geven om in verband met extreme
zorgzwaarte af te wijken van de beleidsregel, is uitgebreid.
Knelpunt 7. Verschillen tussen pgb volgens de toekenningentabel 2009 en pgb
volgens de toekenningentabel 2010
Per Saldo heeft als knelpunt aangedragen dat er doordat per 2010 de functies
Ondersteunende begeleiding (OB) en Activerende begeleiding (AB) zijn vervangen
door de functie begeleiding voor sommige pgbhouders negatieve financiële
effecten optreden. Mede naar aanleiding van het AO zorgzwaartebekostiging van 3
december 2009 heeft VWS in een brief van 12 februari 2010 aan de Tweede
Kamer uitleg gegeven over dit door Per Saldo geconstateerde probleem. In deze
brief is aangegeven dat het vervangen van de functies Ondersteunende en
Activerende Begeleiding door 'Begeleiding', voor sommige ZZP's een positief en
voor andere een negatief financieel effect heeft ten opzichte van 2009.
Budgethouders die voor het eerst in 2010 een budget ontvangen hebben in
sommige gevallen dus minder te besteden dan bestaande budgethouders die tot
2012 een beroep kunnen doen op budgetgarantie. Voor nieuwe budgethouders
geldt dat zij vanaf het moment van toekennen van hun pgb voor de eerste keer
zorg inkopen, zij kunnen dus bij hun zorginkoop rekening houden met het budget
dat hen ter beschikking is gesteld. De teruggang is met name groot bij het ZZP
SGLVG1 (Behandeling van Sterk Gedragsgestoord Licht Verstandelijk
Gehandicapten in een SGLVG Behandelcentrum). Dergelijke zware en daarmee
gespecialiseerde behandelzorg is in natura gekoppeld aan het hebben van een
speciale toelating. Deze zorg is in een thuissituatie dan ook vrijwel niet vorm te
geven. Ook voor de pakketten LVG 1 t/m 5 is een aparte toelating nodig om voor
volledige bekostiging in aanmerking te komen. Voor enkele zogenaamde B
pakketten in de GGZ geldt eveneens dat de verschillen in pgbtarieven tussen
2009 en 2010 relatief groot zijn. Voor deze groep cliënten geldt dat zij al een jaar
zorg ten laste van de Zorgverzekeringswet achter de rug hebben. Om die reden is
het niet logisch te veronderstellen dat zij na afloop van dit jaar hun zorg via een
pgb zullen vormgeven. Voor alle overige ZZP's zijn de (positieve en negatieve)
verschillen veel minder groot.
11
3.3. Knelpunten die niet alleen voor pgbers gelden
Voor de hiernavolgende aangedragen knelpunten geldt dat deze niet alleen
betrekking hebben op budgethouders, maar evenzeer op gebruikers van ZIN.
Knelpunt 8. ZZP is gebaseerd op meest dominante grondslag
Bij een cliënt met meerdere grondslagen geldt alleen het tarief voor het ZZP met
de dominante grondslag.
Per Saldo wenst dat bij het vaststellen van de hoogte van een pgb rekening wordt
gehouden met meerdere grondslagen (indien hiervan sprake is). Dit is echter niet
conform de ZZPsystematiek. De situatie van budgethouders wijkt in dit geval niet
af van cliënten die ZIN ontvangen. Voor intramurale cliënten geldt, behoudens in
het geval er sprake is van extreme zorgzwaarte, dat het geïndiceerde
zorgzwaartepakket en de daaraan gekoppelde bekostiging voldoende is voor de
zorgverlening. Weliswaar leidt de meest dominante grondslag tot een keuze van
een ZZP in een bepaalde reeks (bijvoorbeeld de reeks met ZZP's in de
verstandelijk gehandicaptensector), maar dat betekent niet dat beperkingen op
basis van andere grondslagen niet langer meetellen. Deze beperkingen leiden tot
een indeling in een hoger ZZP binnen een bepaalde reeks.
Knelpunt 9. Ontheffing leerplicht en ZZP sluiten niet aan.
Ouders met een kind met leerplichtontheffing kunnen rekenen op een indicatie
begeleiding voor negen dagdelen in het geval van extramurale zorg. Deze regel
wordt echter niet meer toegepast als iemand een ZZP geïndiceerd krijgt. In de
ZZP's in de LGsector en de GGZ zijn niet standaard negen dagdelen dagbesteding
opgenomen.
Dit door Per Saldo gesignaleerde knelpunt zou kunnen worden opgelost door in de
beleidsregel "toekenning pgb AWBZ bij indicatie verblijf" op te nemen dat
standaard negen dagdelen begeleiding wordt toegekend aan jongeren met
leerplichtontheffing. Een dergelijke bepaling levert echter ongelijkheid op tussen
mensen met een pgb en mensen die zorg in natura ontvangen. Aanbieders van
ZIN moeten het namelijk wel doen met de hoeveelheid begeleiding die is
opgenomen in het toegekende ZZP. Kinderen die met behulp van een pgb thuis
blijven wonen, zullen in de meeste gevallen geen ZZPindicatie ontvangen, maar
een functie/klasse indicatie, waarmee dit probleem zich in beperkte mate zal
voordoen.
In de werkgroep is afgesproken dit knelpunt te laten rusten. Per Saldo zal cases
van kinderen met een ZZPindicatie en leerplichtontheffing melden bij de
deelnemers van de voormalige werkgroep. Aan de hand van concrete casuïstiek
kan de problematiek dan verder in kaart worden gebracht.
12
4. Verkenning toekomstige wijze van bepaling hoogte pgb
ZZP
In de toekomst zullen de tarieven van pgb en ZIN voor vergelijkbare
cliëntengroepen (cliënten met eenzelfde ZZPindicatie) meer op elkaar moeten
worden afgestemd. De opbouw van een toekomstig pgbZZP tarief dient
transparant te zijn. Met een transparant tarief, waarvan duidelijk is welke
kostencomponenten er wel en niet in zijn opgenomen en hoe deze zijn
gewaardeerd, is beter te bepalen of dit al dan niet voldoende is voor de inkoop
van de benodigde zorg. De opbouw van de intramurale tarieven (ZZPprijzen) en
de VPTtarieven biedt deze transparantie. Het ligt dan ook voor de hand om deze
twee mogelijkheden als basis voor het pgbtarief te nemen. Binnen de werkgroep
zijn twee varianten uitgewerkt:
pgbtarief gebaseerd op de bestaande VPT tarieven,
pgbtarief gebaseerd op de AZRtabel in functies en klassen (vertaaltabel).
Bij het berekenen van het pgb gebaseerd op het VPT tarief stelt de werkgroep
pgbZZP voor om het VPT tarief te corrigeren voor de componenten voeding en
normatief verblijf. Deze kostencomponenten zijn wel opgenomen in de intramurale
zorg (ZZPtarief) en in het VPT. Het lijkt logisch om deze componenten niet in het
pgb op te nemen, aangezien de eigen bijdrage die cliënten betalen is gebaseerd
op het feit dat cliënten zelf huur en eten en drinken betalen.
Bij het berekenen van de hoogte van het pgb op basis van de vertaaltabel heeft
de werkgroep pgbZZP voorgesteld om de twee dagen tijdelijk verblijf te
vervangen door een component schoonmaakkosten. Ook hier geldt dat het pgb
geen vergoeding voor eten, drinken en woonkosten bevat en dat de hoogte van de
eigen bijdrage die de cliënt betaalt hierop is afgestemd.
De financiële consequenties van het werken met een aangepaste VPTprijs of een
aangepaste toekenningentabel bij de bepaling van de hoogte van het pgb zijn
meegenomen in het eerder genoemde onderzoek van Research voor Beleid.
13
5. Voornaamste conclusies onderzoek research voor beleid
Aantal budgethouders met budgetgarantie en het ZZP
Naar schatting zijn er ruim 260.000 cliënten in AWBZzorg met een indicatie voor
een ZZP. Van hen maken naar schatting 9.395 cliënten gebruik van een pgb. Van
deze 9.395 cliënten deden op 31122009 1.879 cliënten een beroep op
budgetgarantie. De meerderheid van de ZZPgeïndiceerden heeft derhalve een
pgb zonder budgetgarantie.
De meeste budgethouders met budgetgarantie hebben een grondslag V&V (55%)
of een grondslag VG (30%). De ZZP's 5VV (23%) en 6VV (14%) komen het meest
voor onder budgethouders met budgetgarantie, gevolgd door de ZZP's 3VG
(12%), 4VG (7%) en 5VG (7%).
Onderbesteding bij budgethouders met budgetgarantie
Naar schatting 56% van de budgethouders met budgetgarantie verantwoordt
minder budget dan hen is toegewezen. Gemiddeld verantwoorden deze
budgethouders 10% minder. Deze onderbesteding wijkt volgens de leden van de
werkgroep pgbZZP niet af van de gemiddelde onderbesteding van pgbhouders.
Dit onderzoeksresultaat heeft daarmee geen verdere gevolgen voor de keuzes die
de werkgroep maakt over de vormgeving van het pgbZZP in de toekomst.
Combineren van Zorg in Natura en pgb
In totaal blijkt 13% van de budgethouders met een ZZP gebruik te maken van een
combinatie van ZIN en pgb. Hierbij wordt met name de functie Ondersteunende
Begeleiding in dagdelen in natura afgenomen. 38% van de budgethouders die het
pgb combineert met ZIN neemt deze functie in pgb af.
Voor de overige functies (persoonlijke verzorging, verpleging en ondersteunende
begeleiding individueel) geldt in veel mindere mate (1 tot 5%) dat deze door
budgethouders die pgb en ZIN combineren als ZIN worden afgenomen. Bij de
angst voor de onmogelijkheid om een splitsing te maken tussen pgb en zorg in
natura (knelpunt 3 uit paragraaf 3.1) is het belangrijk om te beseffen dat de
dagbesteding in dagdelen onafhankelijk van de beleidskeuze- altijd apart is in te
kopen. Knelpunt 3 uit paragraaf 3.1 geldt dan - en wederom afhankelijk van de
beleidskeuze die wordt gemaakt - alleen voor een beperkt aantal cliënten die een
van de functies Persoonlijke verzorging, verpleging of begeleiding individueel in
ZIN wenst af te nemen.
Financiële gevolgen voor budgethouders bij afschaffen van de budgetgarantie
Indien de budgetgarantie wordt afgeschaft zouden budgethouders ten opzichte
van het pgb volgens de toekenningentabel 2010 gemiddeld 10.017 euro per jaar
netto minder budget ontvangen. Gemiddeld gaat het om een vermindering van
22% van het budget. De grootste teruggang daarbij is gemiddeld ¤ 35.800. Deze
treedt op bij 47 budgethouders (2 procent van het aantal budgethouders met
budgetgarantie). Voor 20 procent van de budgethouders geldt dat de teruggang
minder is dan ¤ 4.000 per jaar. De grootste groep budgethouders krijgt bij
toepassing van dit tarief 2030% minder budget.
Zoals in paragraaf 3.1 is toegelicht heeft de werkgroep in haar advies over de
toekomstige vormgeving van het pgbZZP niet alleen gekeken naar de vergelijking
met de hoogte van de pgb's zoals deze in voorgaande jaren gebruikelijk waren,
maar eveneens naar de vergelijking met de hoogte van de bekostiging voor
cliënten die intramuraal of via een VPT hun zorg krijgen. Daarbij is ook gekeken
naar de elementen die de cliënt al dan niet naast het ZZP voor eigen rekening
neemt (zoals bijvoorbeeld de kosten voor huur en eten en drinken). In paragraaf
14
4 is uiteengezet dat de werkgroep twee alternatieven schetst om de toekomstige
hoogte van het pgbZZP te berekenen:
gebaseerd op het VPTtarief,
gebaseerd op de vertaaltabel.
Research voor Beleid heeft ook voor deze beide alternatieven de financiële
effecten berekend voor de cliënten met een budgetgarantie.
Bij het baseren van het pgb op de vertaaltabel 2010 ontvangen budgethouders
met budgetgarantie volgens het voorstel van de werkgroep gemiddeld 17.532
euro per jaar netto minder budget. Gemiddeld gaat het om een vermindering van
42% van het budget. De maximum teruggang is ¤ 51.963.
In het voorstel van de werkgroep waarbij het pgb wordt gebaseerd op de VPT
tarieven 2010, ontvangen budgethouders met budgetgarantie gemiddeld 16.469
euro per jaar netto minder budget. Gemiddeld gaat het om een vermindering van
37% van het budget. De maximum teruggang is ¤ 58.888.
Effecten van de lage intramurale eigen bijdrage
Indien de extramurale eigen bijdrage vervangen zou worden door de lage
intramurale eigen bijdrage, betekent dit dat budgethouders per periode van 4
weken 104 euro extra aan eigen bijdrage gaan betalen. Op jaarbasis ontvangen
budgethouders daardoor een bedrag van 1.352 euro aan netto pgb minder.
Conclusie
De effecten van het afschaffen van de budgetgarantie zijn voor de cliënten die het
betreft fors te noemen. Bij het beoordelen van de gevolgen van het afschaffen van
de budgetgarantie kijkt de werkgroep niet alleen naar het verschil in hoogte
tussen het oude en nieuwe pgb, maar ook naar de hoogte van het budget dat
cliënten met zorg in natura ontvangen. In de volgende paragraaf zal het advies
van de werkgroep nader worden toegelicht en zal ook worden ingegaan op een
overgangstraject.
15
6. Advies werkgroep pgb ZZP
6.1 Advies tarief bepaling
VPT/tarief als basis voor berekening van de hoogte van het pgb
Het voordeel van de berekening van het pgbtarief op basis van VPT is dat dit
duidelijk een afgeleide is van ZZP naar VPT naar pgbtarief. Er zijn echter ook
nadelen te benoemen. Het is onmogelijk om bij deze systematiek (op korte
termijn) voor budgethouders een extramurale eigen bijdrage te blijven hanteren.
Daarnaast is de opsplitsing naar functies en uitsplitsing in ZIN/Pgb een lastige
opgave. Het onderzoek van Research voor Beleid toont aan dat dit laatste voor
slechts een kleine groep problematisch is, namelijk die groep van cliënten die
persoonlijke verzorging, verpleging of begeleiding individueel als ZIN wensen in te
kopen.
Vertaaltabel als basis voor berekening hoogte van het pgb
De voordelen van het baseren van het pgb op basis van vertaaltabel zijn de
volgende:
Combinatie van pgb en Zorg in natura binnen een ZZP blijft mogelijk,
Extramurale eigen bijdrage berekening blijft mogelijk,
Sluit aan op bekende systematiek,
Ook bij vertaling ZZP in extramurale functies en klassen wordt de
vertaaltabel gebruikt,
Door de component tijdelijk verblijf die momenteel als correctiefactor in de
pgbtarieven wordt gebruikt te vervangen door een vast bedrag voor
schoonmaakkosten, wordt de besteding van het pgb voor Huishoudelijke
Verzorging gelegitimeerd.
Een mogelijk nadeel is dat in de toekomst wellicht ook de extramurale zorg meer
in pakketten wordt uitgedrukt (extramurale zorgpakketten); daarmee is in de
toekomst de functie klasse benadering (ook voor de eigen bijdrageberekening)
niet langer te hanteren.
Advies werkgroep:
De werkgroep adviseert om in de toekomst het pgbZZP vast te stellen op basis
van de aangepaste vertaaltabel. Hiermee wordt aangesloten bij de berekening
zoals deze ook voor de extramurale zorg geldt. Bovendien blijft op een eenvoudige
wijze de berekening van de hoogte van de extramurale eigen bijdrage mogelijk.
De berekening van de extramurale eigen bijdrage sluit aan bij hetgeen in het pgb
ZZP is opgenomen. Overwogen zou kunnen worden om de huishoudelijke
verzorging voor budgethouders met een verblijfsindicatie over te hevelen naar de
WMO. Hiermee ontstaat gelijkheid tussen pgb en ZIN. Indien dit zou worden
doorgevoerd, hoeft in de gecorrigeerde vertaaltabel geen vergoeding voor
schoonmaakkosten te worden opgenomen.
NB: Dit advies gaat uit van de huidige vormgeving van de AWBZ en WMO.
Wanneer in de toekomst bijvoorbeeld functies overgeheveld zouden worden van
AWBZ naar WMO, zou dit gevolgen kunnen hebben voor bovenstaand advies.
6.2 Advies eigen bijdrage
Omdat een aantal verblijfscomponenten die wel in de prijs van het VPT en het ZZP
zijn opgenomen niet in de hoogte van het pgb wordt opgenomen, is het logisch
om bij de bepaling van de hoogte van de eigen bijdrage niet aan te haken bij de
lage intramurale eigen bijdrage, maar bij de extramurale eigen bijdrage bepaling.
16
Advies werkgroep pgb
De werkgroep adviseert om de extramurale eigen bijdrage systematiek te blijven
hanteren.
6.3 Advies ingangsdatum en overgangstraject
De werkgroep stelt voor om voor nieuwe gevallen zo spoedig mogelijk (per 11
2011) te starten met de nieuwe bepaling van de hoogte van het pgb. Daarmee
wordt bereikt dat nieuwe budgethouders direct gewend raken aan de hoogte van
het pgb zoals dat ook in de toekomst zal gelden.
Voor budgethouders die al een pgb hadden geldt tot en met 31122011 de
budgetgarantie (behoudens algemene tariefkortingen).
De werkgroep stelt voor om de afbouw van de budgetgarantie na 31122011 zo
snel als verantwoord mogelijk is af te bouwen. Omdat budgethouders al sinds de
publicatie van de indicatieve prijzen van de zorgzwaartepakketten voor de
naturazorg in juni 2007 rekening kunnen hebben houden met een mogelijke
teruggang, acht de werkgroep - indien het afbouwschema meer dan een jaar voor
aanvang van het betreffende jaar wordt bekend gemaakt een afbouw van 10%
in 2012, 20% in 2013 en de rest van het verschil in 2014 hanteerbaar. Voor pgb
houders die er meer dan 50% of meer dan ¤ 30.000 per jaar op achteruit gaan,
zal een individuele beoordeling gelden die van invloed kan zijn op de afbouw in
2014. Op basis van het uitgevoerde onderzoek is de inschatting dat circa 200
cliënten in aanmerking zullen komen voor deze individuele beoordeling.
6.4 Financiële effecten
In 2010 zijn er ongeveer 1.900 budgethouders met een budgetgarantie. Het
afschaffen van de budgetgarantie zonder aanpassingen door te voeren in de
huidige toekenningentabel, zal uiteindelijk een besparing opleveren van ca 19 mln
Euro. Wanneer de toekenningentabel wordt aangepast conform het advies van de
werkgroep pgb ZZP zal de besparing na de afbouw van de budgetgarantie ca 33
mln Euro bedragen.
Daarnaast is er een groep van ruim 12.000 verblijfsgeïndiceerden met een pgb die
in 2010 nog niet onder de budgetgarantie vallen, maar in 2011 wel. Deze groep
zal in de toekomst, bij aanpassing van de toekenningentabel, jaarlijks
¤ 7.350 minder ontvangen.In totaal is dit ¤ 88 miljoen per jaar. Deze afbouw valt
in het afbouwpad van de budgetgarantie.
Structureel is de besparing vanaf 2014 ¤ 121 miljoen (¤ 33 + ¤ 88 miljoen).
In 2011 is de besparing nog beperkt omdat voor de huidige budgethouders met
een verblijfsindicatie in dat jaar een budgetgarantie geldt. In 2011 zijn er alleen
besparingen door het verloop van budgethouders (vooral in de V&Vsector door
het overlijden van cliënten, waarvoor nieuwe budgethouders in de plaats komen).
In totaal zijn er ongeveer 7.000 budgethouders met een verblijfsindicatie uit de
sector V&V. Uitgaande van een voorzichtige 25% doorstroming in deze groep,
betekent dit dat ongeveer 1.800 cliënten per jaar nieuw binnenstromen in een pgb
voor verblijfsgeïndiceerden in de V&V.
De besparing is ¤ 1.800 * ¤ 7350 = ruim ¤ 13 miljoen. Omdat de doorstroom
gelijkmatig over het jaar is verdeeld is de besparing in 2011 de helft daarvan,
ongeveer ¤ 6,5 a 7 miljoen.