Gemeente Cranendonck


Het beheer van houtsingels en bosjes

Landschapselementen (waaronder houtsingels en bosjes) worden vaak de stoffering van ons landschap genoemd. Zij vormen het landschap, geven het een eigen charme en bepalen het karakter van de streek. Het zijn kleine natuurgebiedjes, beplantingen en poelen, gelegen in het agrarisch landschap. De oudere landschapselementen zijn vaak restanten van vroeger menselijk gebruik en stammen uit de tijd dat ze nog een functie hadden. Ze zijn een aanwijzing voor de wijze waarop landschappen door de eeuwen heen vorm hebben gekregen.

Vroegere tijden
Landschapselementen hadden vroeger een duidelijke functie voor boeren en andere grondeigenaren en-gebruikers. Het begrip boerengeriefhout komt voort uit het hout dat boeren gebruikten voor afrasteringen, klompen, haardhout, gereedschappen of voor de bouw van schuren en woningen. Hagen en houtwallen deden vooral dienst al veekering.

Met de komst van prikkeldraad en andere economische en technologische ontwikkelingen hebben de landschapselementen veel van hun oorspronkelijke functies verloren. Hierdoor raakte het beheer en daarmee de instandhouding van de landschapselementen de laatste tientallen jaren in de knel. Bovendien zijn veel van de oorspronkelijke landschapselementen verdwenen door ruilverkaveling en herstructurering van het landschap.

Huidige functie: natuur en landschap
De laatste jaren is gelukkig het besef ontstaan, dat landschapselementen onmisbare schakels zijn voor de Nederlandse natuur. Ze worden ook wel steppingstones genoemd, stapstenen tussen grote natuurgebieden waarlangs dieren zich kunnen verplaatsen. Door hun verscheidenheid hebben de landschapselementen een belangrijke functie voor flora en fauna. Dieren vinden er voedsel, broedgelegenheid en dekking om te schuilen voor predatoren en tegen slechte weersomstandigheden.

Deze natuurwaarden, samen met het landschappelijke en cultuurhistorische waarde, maakt dat het opnieuw aanleggen en beheren van landschapelementen in Nederland weer hoog op de agenda staat. Onder andere in het kader van ruilverkavelingen, maar ook dank zij landelijke subsidieregelingen worden steeds meer landschapselementen in hun oude glorie hersteld.

Wanneer landschapselementen niet goed worden beheerd, gaat de kwaliteit ervan snel achteruit. Bosjes krijgen een eenzijdige begroeiing, poelen slibben dicht en knotbomen verliezen hun karakteristieke kenmerken. De gevolgen voor de natuur zijn overduidelijk. Minder variatie in flora en fauna. De landschapselementen weer in ere herstellen, gaat niet vanzelf. Dit vraagt om actief beheer..

Actief beheer door vrijwilligers
Sinds 1991 is de Stichting Beheer Natuur en Landelijk gebied (SBNL) verantwoordelijk voor het onderhoud van honderden hectaren bosjes, houtwallen en singels in Nederland. Ze wordt hierin bijgestaan door zo'n 750 vrijwilligers. Uit eigen ervaring weet SBNL dat vrijwilligers van onschatbare waarde zijn, Zij kennen de streek, hebben vaak zelf belang bij goed beheer en zijn daarom gemotiveerd om zich er voor in te zetten. Deze mensen, vaak boeren, jagers, imkers of gewone mensen uit de buurt geven continuïteit aan het beheer.

In de gemeente Cranendonck zijn groot aantal mensen van de Wildbeheereenheid Baronie van Cranendonck actief met het onderhoud van houtsingels in het buitengebied. Deze houtsingels zijn eigendom van Staatsbosbeheer . Middels een bruikleenovereenkomst heeft zij het beheer uit handen gegeven aan SBNL. En samen met die vrijwilligers beheren ze hier ruim 30 hectaren.

Vormen van beheer.
Een singel is een aaneengesloten lijnvormig beplanting van bomen en struiken. SBNL geeft als richtlijn een breedte van 10 tot 30 meter en kleiner dan 0,5 tot 1 hectare. Deze biedt voedsel en broedgelegenheid aan boom en holenbroeders, marterachtigen en vleermuizen.. Tal van plantensoorten vinden er hun habitat.
Bij een singel wordt voornamelijk hakhoutbeheer met overstaanders ( blijvers) toegepast Dat houdt in dat men de bomen en struiken periodiek afzaagt, dusdanig dat de stobben weer uitlopen. Hierdoor kan de vegetatie zich verjongen en ontstaat er meer voedsel en dekking dicht bij de grond.
Maar niet allen bomen worden omgezaagd. Op ruime afstand van elkaar blijven de zogenaamde overstaanders staan. Deze bomen moeten kunnen uitgroeien tot volle wasdom met een mooie grote kroon. Dergelijke opgaande bomen ogen landschappelijk fraai en geven structuur aan een singel.
Ook wordt een singel bij voorkeur niet in een keer op een dergelijke manier behandeld. Om de 25 meter slaat men een of meerdere stukken van gelijke afstand over, die een volgend jaar aan de beurt komen. Hierdoor krijgt men uiteindelijk een houtsingel met een gevarieerde leeftijdsopbouw
Een dergelijke ingreep ziet er direct na uitvoering heel rigoureus uit, maar dankzij voldoende lichtinval zullen zowel de stobben, als de op de grond gevallen zaden , het komend voorjaar uitschieten en voor nieuw en fris groen zorgen.

Grotere elementen vallen al gauw onder het begrip, bosje. Kenmerkend zou moeten zijn de geleidelijke overgang van open gebied naar opgaand bos, via een zoomvegetatie met overjarige grassen en kruiden naar een mantelvegetatie met struiken. In de praktijk hebben de meeste bosjes echter een abrupte overgang naar weiland of akker. Alleen door actief beheer ontstaat een bosrand met een mooie overgang Bosrandbeheer is vergelijkbaar met hakhoutbeheer. In de buitenste strook wordt een gedeelte van de bomen zodanig gezaagd dat het volgend seizoen de stobben weer uitlopen. De breedte van zo'n strook is meestal
1 a 2 keer de boomhoogte. Ook hier wordt in de opeenvolgende jaren steeds een deel teruggezet.
Een bijkomend voordeel van bosrandenbeheer is het voorkomen van overhangende takken op schouwpaden of op buurmans grond.

Tenslotte kunnen we in een bos nog spreken van dunnen of dunningen. Want door de tijd groeien de kronen van bomen naar elkaar toe, gaan elkaar raken en vormen elkaars concurrenten bij hun pogingen om zoveel mogelijk licht te vangen.. Dat betekent dat er in een jong bos op een bepaalde oppervlakte meer bomen kunnen staan dan in een oud bos. Als er niet gedund gaat worden, gaan de snel groeiende boomsoorten zoals Douglasspar, Ratelpopulier, Esdoorn, Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik en Wilg domineren. Enkele snelle groeiers zullen uiteindelijk het bosbeeld bepalen. Er is een monotoon bos ontstaan. Dunnen is primair bedoeld als verhoging van natuurwaarde. Het hout dat vrij komt kan men verkopen om een gedeelte van de kosten voor het beheer van het bos mee te kunnen betalen.

Rekening houden met de natuur, ook tijdens het werken. Ondanks de rommelige en soms trieste indruk die een pas teruggezette houtsingel of bosrand biedt, moet men steeds blijven bedenken dat deze ingreep is gedaan om de natuurwaarde uiteindelijk te verhogen. Maar ook tijdens de werkzaamheden wordt rekening gehouden met de natuur. Zo wordt er niet gezaagd op of nabij Dassenburchten of nesten van bosmieren. Ook horstbomen van roofvogels of holle bomen waar vleermuizen in huizen worden ontzien. En vanwege het broedseizoen mag er alleen gezaagd worden van 15 juli tm 15 maart.