Universiteit Leiden

Veni-winnaar Sjeng Scheijen onderzoekt ondergang Russische avant-garde

In de Sovjet-Unie van 1932 zou de staat de kunst en cultuur hebben overgenomen om het socialistisch realisme tot de enig toegestane stijl te verheffen. Dr. Sjeng Scheijen gaat met een Veni-subsidie op zoek naar de nuance in de ondergang van de 'Russische avant-garde'. Studente Kunstgeschiedenis en Journalisitiek & Nieuwe Media Carlijn Potma sprak met hem.

Rusland kende aan het begin van de twintigste eeuw een vooruitstrevende en bloeiende kunstscene met grote namen als Malevitsj en Tatlin. Dr. Sjeng Scheijen gaat met een Veni-subsidie bestuderen hoe de deze 'Russische avant-garde' door eigen toedoen ten onder ging aan het Socialistisch realisme. 'De kunstenaars hebben hun eigen graf mee helpen graven'.

De Russische avant-garde was een brede beweging waarvan zowel kunstenaars en architecten als dansers, fotografen en vormgevers deel van uitmaakten. Van een uniform programma was eigenlijk geen sprake, wel hadden de kunstenaars het politieke engagement gemeen. Ook waren ze zeer gericht op het experiment. Hun invloed is groot geweest: de abstracte kunst, de moderne dans en de architectuur hebben zich mondiaal voor een aanzienlijk deel ontwikkeld onder invloed van de Russische avantgardisten.

'De Ondergang van de Russische Avant-Garde', zo luidt de titel van uw onderzoek. Waar ligt de focus precies?

âIk wil kijken naar de wisselwerking tussen de avantgardisten en de staat. Hoe is die precies verlopen? Ik hoop daarbij nieuw inzicht te krijgen in de oorzaken en gevolgen van hun ondergang.â


---

---------------
Over de Veni-subsidie
De Veni is één van de subsidies van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) voor jonge, recent gepromoveerde onderzoekers. Zij krijgen elk 250.000 euro om drie jaar onderzoek te doen. Dit jaar werden er 161 toegekend, waarvan één aan Sjeng Scheijen. Negentien Leidse onderzoekers verwierven een Veni-subsidie.
---

---------------

In 1932 werd het socialistisch realisme In Rusland de officiële staatskunst, andere kunstuitingen werden verboden. Het idee was altijd dat de staat destijds de cultuur in haar geheel overnam en bepaalde wat goede en wat slechte kunst was. Maar dat is niet helemaal waar: de kunstenaars waren sterk betrokken bij dit proces. Ze waren zo politiek geëngageerd dat zij een groot aandeel hadden in het debat over de kunst. Ze werkten voortdurend samen met de staat en gaven eigenlijk hun eigen vrijheid op. Ze groeven hun eigen graf.â

Wat is er vernieuwend aan uw onderzoek?

Mijn onderzoek is innovatief wat betreft invalshoek, bronnen en benadering. Ik wil een volledige kijk geven op de ondergang van de beweging; niet alleen op de theorie ingaan, maar het proces ook vanuit sociologisch en persoonlijk perspectief beschouwen. Daarbij ga ik gebruik maken van egodocumenten van de kunstenaars: ongepubliceerde dagboeken, briefwisselingen en notities, waarin zij reflecteren op de Russische kunstwereld in die periode. Voorheen werd vooral gekeken naar wat kunstenaars in theoretische geschriften tot uiting brachten; het theoretische debat met de staat stond centraal. Ik zal allerlei andere aspecten in mijn onderzoek betrekken zoals politiek, persoonlijke elementen, emoties en relaties. Ik wil de ondergang van de Russische avant-garde benaderen vanuit de kunstenaars zelf, vanuit hun privé-wereld.


---

---------------
Wetenschapsportret Sjeng Scheijen
1998 - 2004 Auteur, redacteur en RTV-producer bij de AVRO, KRO en VPRO 1998 - 2009 Freelance curator en auteur, specialisme Russische kunst 2009 Promotie bij Slavische talen en letterkunde, Universiteit Leiden 2008 - 2010 Cultureel attaché bij de Nederlandse Ambassade in Moskou 2010 Veni-subsidie NWO voor het onderzoek: âDe Ondergang van de Russische Avant-Garde'

---

---------------

Hoe gaat u het onderzoek aanpakken?

Voor het hele onderzoek heb ik vier jaar de tijd; in 2014 wil ik mijn boek af hebben. Het inlezen in de bestaande literatuur over dit onderwerp zal mijn eerste stap zijn. Daarvoor heb ik ongeveer een jaar ingepland. Het zijn ruim driehonderd titels, dus die tijd heb ik wel nodig. Vervolgens duik ik de Russische archieven in en zal mij daar ruim anderhalf jaar verdiepen in de diverse egodocumenten van de kunstenaars. Hulp van plaatselijke onderzoekers heb ik daarbij zeker nodig; er is zoveel materiaal dat ik nooit alles in mijn eentje kan doorspitten. Bovendien zijn sommige handschriften bijna onleesbaar, dat maakt het onderzoek extra lastig. En niet te vergeten: de Russische archieven zijn heel anders gestructureerd. Iemand met ervaring in een bepaald archief is daarom bijna onmisbaar. Tijdens het archiefwerk hoop ik al de eerste woorden op papier te zetten. Het eindresultaat wordt in de planning twee jaar later gepubliceerd: een overkoepelende 'microgeschiedenis' van de ondergang van de Russische avant-garde.