Universiteit van Tilburg
Persbericht 15 december 2010

Vervolging en gratieverlening na Waarheids- en Verzoeningscommissie Zuid-Afrika niet volgens de wet

Vervolgingen en presidentiële gratieverleningen na beëindiging van het mandaat van de Waarheids- en Verzoeningscommissie in Zuid-Afrika zijn in strijd met zowel nationaal als internationaal recht. Dat is de belangrijkste conclusie uit Hein Lubbes proefschrift, dat hij maandag 13 december 2010 verdedigde aan de Universiteit van Tilburg.

Het mandaat van het Amnestie Comité van de Zuid-Afrikaanse Waarheids- en Verzoeningscommissie liep af in 2003, maar het transformatie- en verzoeningsproces was toen nog niet voltooid. Lubbe richt zich in zijn proefschrift zowel op verdachte als veroordeelde daders van apartheidsmisdaden die niet om amnestie verzochten bij het Amnestie Comité of dat niet konden, en op daders die dat wel deden maar geen amnestie kregen. In dat verband onderzocht en evalueerde hij opeenvolgende maatregelen (vervolgingen) en aanvullende maatregelen (presidentiële gratieverleningen). Hij kwam tot de conclusie dat deze in strijd zijn met zowel Zuid-Afrikaans als internationaal recht.

Lessen leren
Vervolgingen in de nasleep van een amnestieregeling worden zelden doorgezet, ondanks het feit dat ze het enige geloofwaardige alternatief zijn voor amnestie en ondanks de plicht tot vervolging, aldus Lubbe. De belangrijkste reden hiervoor is gebrek aan politieke wil om daders van misdaden die begaan zijn om politieke redenen, te vervolgen.

De bevoegdheid van de President om gratie te verlenen, die resulteert in de vernietiging van een vonnis, doet het doel van veroordelingen teniet: veroordeelde daders die gratie verleend krijgen, zien de gevolgen van hun daden niet onder ogen, hebben geen strafblad meer en hoeven hun straf niet uit te zitten. Lubbe stelt dat de verlening van gratie alleen beperkt wordt door gewoonte en conventie en niet verenigbaar is met de scheiding van machten in een moderne constitutionele staat. Bovendien schendt gratieverlening een aantal fundamentele rechten uit de Zuid-Afrikaanse grondwet, waaronder artikel 34 en 35 waarin bepaald wordt dat iedereen het recht heeft dat strafzaken door competente rechtbanken worden gehoord en dat rechtvaardige straffen zullen worden opgelegd.

Volgens Lubbe is het belangrijk van deze 'vermijdbare fouten' te leren. De gebeurtenissen in Zuid-Afrika kunnen als voorbeeld dienen voor toekomstige samenlevingen in een overgangsfase, waardoor het minder waarschijnlijk is dat ze dergelijke fouten zullen herhalen ­ fouten die ze zich eigenlijk niet kunnen veroorloven.

H.J. (Hein) Lubbe LLM (1982, Pretoria, Zuid-Afrika) studeerde rechten aan de North-West University, Potchefstroom Campus (NWU) en de University of Pretoria, Main Campus. Sinds 2006 geeft hij les aan de NWU. Hij voerde zijn promotieonderzoek uit bij het Departement Europees en Internationaal Publiekrecht van de Universiteit van Tilburg.