Rijksdienst Cultureel Erfgoed

Donderdag 16 december 2010, 10.00-13.00 uur

Auditorium RCE, Amersfoort

Sessievoorzitter: Bjørn SmitVuursteenvindplaatsen in verstoorde context: wel of geen informatiewaarde?

Door: Eelco Rensink (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort)

In het hoofdstuk Vroege Prehistorie van de NOaA vormt de verspreiding van laatpaleolithische tradities na het Weichsel glaciaal maximum één van de drie onderwerpen van thema 1: kolonisatie en vroege bewoningsgeschiedenis van Nederland. Desondanks heeft sinds de ondertekening van ?Malta? in 1992 nauwelijks onderzoek van laatpaleolithische sites plaatsgevonden. Wat is er (mogelijk) aan de hand? Hoewel verscheidene faktoren een rol spelen, lijken er twee van doorslaggevende betekenis te zijn voor Pleistoceen Nederland: 1) moeilijk te prospecteren en 2) veronderstelde lage gaafheid en lage informatiewaarde. Als gevolg hiervan worden ze ofwel niet ontdekt ofwel niet geselecteerd voor vervolgonderzoek.

In de lezing wordt het tweede punt van gaafheid en informatiewaarde nader onder de loep genomen. Aan de hand van een verploegde site uit het Magdalénien (Eyserheide) en een sterk verstoorde site van de Hamburgcultuur (Stroe) zal worden aangetoond dat (ook) sites in verstoorde context van grote betekenis zijn voor het onderzoek van bovengenoemd thema 1. Bovendien vormen zij in veel gebieden de enige, bekende informatiebron. Het ontsluiten van de informatiewaarde van dergelijke sites vereist maatwerk wat betreft veldwerk en een intensief traject van uitwerking. Dit traject van uitwerking kan niet volledig worden ondergebracht in regulier ?Malta-onderzoek? met als eindproduct een basisrapportage. Nauwe afstemming en samenwerking met universiteiten op dit punt ligt voor de hand.

Archeologische relevantie van een geologisch fenomeen: wat te doen met de pingoruïne?

Door: Inger Woltinge (Groninger Instituut voor Archeologie, Rijksuniversiteit Groningen)

In Nederland is een groot aantal pingoruïnes bekend, met name in de noordelijke provincies. Deze geologische elementen worden van oudsher gezien als interessante of zelfs belangrijke locaties in het jagers-verzamelaarsonderzoek. De vroege bewoners van Nederland zouden de voorkeur hebben gegeven aan wonen op de ringwallen, met droge voeten en nabij water. Tijdens onderzoek aan de relatie tussen pingoruïnes en archeologische vondsten is gebleken dat deze associatie mogelijk minder sterk is dan gedacht.

Pingoruïnes worden regelmatig bedreigd met uitgraven door natuurontwikkelaars en de vraag rijst dan ook of we voldoende aanwijzingen hebben om deze landschapselementen op archeologische gronden te beschermen. In deze lezing zal een kort overzicht gegeven worden van het uitgevoerde onderzoek naar de archeologische relevantie van pingoruïnes en zal worden ingegaan op de vraag of en hoe deze zijn in te passen in de AMZ.

Date: Fri, 26 Nov 2010 11:53:47 +0100

#Nieuws feed Persberichten feed

Naar de navigatie
Archeologie > Archeologie

NOaA-lezing donderdag 16 december 2010

26 nov 2010 - 10:46

* Donderdag 16 december 2010, 10.00-13.00 uur

* Auditorium RCE, Amersfoort

* Sessievoorzitter: Bjørn Smit

Vuursteenvindplaatsen in verstoorde context: wel of geen informatiewaarde?

Door: Eelco Rensink (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort)

In het hoofdstuk Vroege Prehistorie van de NOaA vormt de verspreiding van laatpaleolithische tradities na het Weichsel glaciaal maximum één van de drie onderwerpen van thema 1: kolonisatie en vroege bewoningsgeschiedenis van Nederland. Desondanks heeft sinds de ondertekening van `Malta' in 1992 nauwelijks onderzoek van laatpaleolithische sites plaatsgevonden. Wat is er (mogelijk) aan de hand? Hoewel verscheidene faktoren een rol spelen, lijken er twee van doorslaggevende betekenis te zijn voor Pleistoceen Nederland: 1) moeilijk te prospecteren en 2) veronderstelde lage gaafheid en lage informatiewaarde. Als gevolg hiervan worden ze ofwel niet ontdekt ofwel niet geselecteerd voor vervolgonderzoek.

In de lezing wordt het tweede punt van gaafheid en informatiewaarde nader onder de loep genomen. Aan de hand van een verploegde site uit het Magdalénien (Eyserheide) en een sterk verstoorde site van de Hamburgcultuur (Stroe) zal worden aangetoond dat (ook) sites in verstoorde context van grote betekenis zijn voor het onderzoek van bovengenoemd thema 1. Bovendien vormen zij in veel gebieden de enige, bekende informatiebron. Het ontsluiten van de informatiewaarde van dergelijke sites vereist maatwerk wat betreft veldwerk en een intensief traject van uitwerking. Dit traject van uitwerking kan niet volledig worden ondergebracht in regulier `Malta-onderzoek' met als eindproduct een basisrapportage. Nauwe afstemming en samenwerking met universiteiten op dit punt ligt voor de hand.

Archeologische relevantie van een geologisch fenomeen: wat te doen met de pingoruïne?

Door: Inger Woltinge (Groninger Instituut voor Archeologie, Rijksuniversiteit Groningen)

In Nederland is een groot aantal pingoruïnes bekend, met name in de noordelijke provincies. Deze geologische elementen worden van oudsher gezien als interessante of zelfs belangrijke locaties in het jagers-verzamelaarsonderzoek. De vroege bewoners van Nederland zouden de voorkeur hebben gegeven aan wonen op de ringwallen, met droge voeten en nabij water. Tijdens onderzoek aan de relatie tussen pingoruïnes en archeologische vondsten is gebleken dat deze associatie mogelijk minder sterk is dan gedacht.

Pingoruïnes worden regelmatig bedreigd met uitgraven door natuurontwikkelaars en de vraag rijst dan ook of we voldoende aanwijzingen hebben om deze landschapselementen op archeologische gronden te beschermen. In deze lezing zal een kort overzicht gegeven worden van het uitgevoerde onderzoek naar de archeologische relevantie van pingoruïnes en zal worden ingegaan op de vraag of en hoe deze zijn in te passen in de AMZ.