Rijksoverheid
Datum 15 december 2010
Geen beëindiging voorzieningen uit de opvang tijdens vrieskou
Inleiding
Tijdens het begrotingsoverleg Immigratie en Asiel op 1 december jl., alsmede
tijdens het algemeen overleg met uw Kamer dat plaatsvond op 8 december jl, is
van gedachten gewisseld over de vraag hoe moet worden gehandeld indien
beëindiging van voorzieningen uit opvanglocaties van het Centraal Orgaan opvang
asielzoekers (COA) staan gepland, die geëffectueerd zouden moeten worden
tijdens situaties van vrieskou.
In de motie die tijdens het begrotingsoverleg werd ingediend door het lid
Spekman c.s., werd de regering verzocht om geen vreemdelingen op straat te
zetten als in de betreffende regio een "koudweerregeling" van kracht is.
Deze motie heb ik ontraden, waarbij ik heb aangegeven dat ik er alle vertrouwen
in heb dat de medewerkers in de uitvoering hiermee verstandig zullen omgaan en
dat zij in situaties van vrieskou, zoals die zich de afgelopen weken hebben
voorgedaan, niet feitelijk de opvang van uitgeprocedeerde vreemdelingen
beëindigen, indien niet op andere wijze in onderdak is voorzien. Voorts heb ik
tijdens het algemeen overleg van 8 december jl. toegezegd uw Kamer nog nader
te informeren over de wijze waarop aan de uitgeprocedeerde vreemdeling wordt
gecommuniceerd dat de op handen zijnde ontruiming tijdelijk geen doorgang zal
vinden.
Met deze brief voldoe ik aan deze toezegging.
Communicatie aan de vreemdeling
Met COA, IND en DT&V heb ik nadere afspraken gemaakt over de communicatie
aan de uitgeprocedeerde vreemdeling. Uitgangspunt blijft dat in situaties waarin
een asielzoeker niet meewerkt aan terugkeer en gedwongen terugkeer niet
mogelijk is, beëindiging van de opvangvoorzieningen plaatsvindt op basis van
artikel 45 van de Vreemdelingenwet. Wanneer er sprake is van een situatie van
vrieskou en vreemdelingenbewaring of plaatsing in de locatie voor
vrijheidsbeperking niet aan de orde is en evenmin is gebleken dat de vreemdeling
zelf voor een alternatief kan zorgen, zal geen beëindiging van de COA:opvang
plaatsvinden. Een schriftelijk bericht over de geplande beëindiging van de
opvangvoorzieningen ontvangt de betreffende asielzoeker in de regel geruime tijd
van tevoren, zodat hij zich daarop kan voorbereiden. Er kan in die brief derhalve
geen rekening worden gehouden met een mogelijke situatie van vrieskou op het
in de brief genoemde moment van beëindiging.
Kort voor de beëindiging van de opvangvoorziening is dit echter redelijkerwijs
voorzienbaar. Met het COA heb ik dan ook afgesproken dat aan de asielzoeker in
ieder geval, en zo mogelijk enkele dagen voor de beëindiging van de
opvangvoorzieningen, wordt medegedeeld dat, indien zich een situatie van
vrieskou daadwerkelijk voordoet, de beëindiging geen doorgang zal vinden. Het
COA zal deze mededeling zoveel mogelijk mondeling aan de asielzoeker
overbrengen.
De DT&V kondigt de beëindiging van het geboden onderdak op de locatie voor
vrijheidsbeperking (VBL) in de regel een tot twee dagen tevoren aan.
Als zich een situatie van vrieskou voordoet, wordt gewacht met deze
aankondiging.
Opheffingen van vreemdelingenbewaring
Voor de categorie vreemdelingen waarvan de bewaring, anders dan vanwege
uitzetting naar het land van herkomst, wordt opgeheven heb ik niet de wettelijke
bevoegdheid om de opheffing van de bewaring uit te stellen tijdens vorstperiodes.
Het betreft hier immers een vrijheidsontnemende maatregel die slechts kan
worden toegepast voor zover noodzakelijk voor de uitzetting.
Tweede of volgende aanvragen die in het aanmeldcentrum worden afgewezen
Asielzoekers die een tweede of volgende asielaanvraag indienen die reeds in het
aanmeldcentrum wordt afgewezen hebben ingevolge het geldende beleid na de
afwijzing van de aanvraag geen recht op opvang. Vanzelfsprekend wordt ook bij
deze vervolgaanvragen door de uitvoerende diensten in redelijkheid gehandeld en
wordt, indien dat in bijzondere gevallen noodzakelijk is, gezocht naar een
passende oplossing.
Tot slot
Ik ben van mening dat de bovenomschreven werkwijze tijdens een situatie van
vrieskou de uitvoering in staat stelt om verstandig met een situatie van vrieskou
om te gaan. Uiteraard blijft het aan de medewerkers in de uitvoering om in
redelijkheid en met gezond verstand om te gaan met besluitvorming omtrent
beëindiging van opvangvoorzieningen.
De beschreven werkwijze betekent niet dat zich geen ex:asielzoekers "op straat"
kunnen bevinden. Het kan gaan om vreemdelingen die eerder (nog voor de
ontstane vrieskou) op straat terecht zijn gekomen of om vreemdelingen die -
bijvoorbeeld naar aanleiding van een overplaatsing naar de locatie voor
vrijheidsbeperking dan wel een vermoeden van een aanstaande inbewaringstelling
: met onbekende bestemming zijn vertrokken. Het is essentieel om voor ogen te
houden dat uitgeprocedeerde asielzoekers zelf verantwoordelijk zijn om te
voldoen aan de vertrekplicht. Als zij actief meewerken aan terugkeer kan dit
doorgaans vanuit een opvangsituatie plaatsvinden.
De minister voor Immigratie en Asiel
G.B.M. Leers