INLIA
Raad van State: IND moet pardonzaak alsnog in behandeling nemen
(16-12-10)
Op 25 november 2010 heeft de Raad van State een belangrijke uitspraak
gedaan over de aanvraag voor een zgn. pardonvergunning van een
asielzoeker. Omdat hij wel degelijk voor 1 april 2001 asiel had
aangevraagd moet hij alsnog in staat worden gesteld een
burgemeestersverklaring te overleggen, waarna de IND de aanvraag
verder in behandeling moet nemen. Mogelijk heeft deze uitspraak
gevolgen voor meerdere asielzoekers die alsnog voor een
pardonvergunning in aanmerking kunnen komen.
In eerste instantie had de IND in deze zaak vastgesteld dat deze
persoon geen asiel had aangevraagd vóór 1 april 2001 (de datum van
inwerkingtreding van de 'nieuwe' Vreemdelingenwet 2000). Daarom had de
IND tegen de Gemeente Amsterdam gezegd dat zij geen
burgemeestersverklaring hoefden af te geven. Immers, de zgn.
pardonregeling had uitsluitend betrekking op langdurig in ons land
verblijvende asielzoekers die al voor die datum hun (eerste)
asielaanvraag hadden ingediend, en het heeft geen zin
burgemeestersverklaringen af te geven voor personen die nooit asiel
hadden gevraagd.
In een later stadium moest de IND in deze zaak erkennen dat er wel
degelijk een asielaanvraag was ingediend voor 1 april 2001. Echter, in
plaats van op dat moment de gemeente te vragen of zij alsnog een
burgemeestersverklaring zou kunnen afgeven, wierp de IND de asielzoeker
tegen dat hij géén burgemeestersverklaring had overlegd. Maar het was
de asielzoeker nooit gelukt een burgemeestersverklaring te verkrijgen
omdat de Gemeente Amsterdam, op basis van de onjuist gebleken
vaststelling van de IND dat betrokkene nooit asiel had aangevraagd,
weigerde een verklaring af te geven. Desondanks bleef de IND de
asielzoeker tegenwerpen dat hij geen burgemeestersverklaring had
overlegd.
Uiteindelijk zegt de Raad van State nu, terecht, dat dit de asielzoeker
niet verweten kan worden, en dat hij alsnog de mogelijkheid moet
krijgen een burgemeestersverklaring te overleggen, waarna de IND de
zaak verder in behandeling zal moeten nemen. Mogelijk zal deze
uitspraak tot gevolg hebben dat een aantal asielzoekers, ruim drie jaar
na de aanvangsdatum van de 'pardonregeling', alsnog een
pardonvergunning zal krijgen.
Lees hier de volledige uitspraak van de afdeling Bestuursrechtspraak
van de Raad van State d.d. 25 nov 2010 (pdf-bestand).
Aanvullende informatie:
De 'pardonregeling' (formeel de 'Regeling afwikkeling nalatenschap oude
Vreemdelingenwet') kwam tot stand in de zomer van 2007, als onderdeel
van een bestuursakkoord tussen het ministerie van Justitie en de
Vereniging Nederlandse Gemeenten d.d. 27 april 2007. De regeling
was bedoeld om een achterstand van plm. 30.000 dossiers weg te werken
van asielzoekers die al voor 1 april 2001 een asielaanvraag hadden
ingediend. Om in aanmerking te komen voor een pardonstatus moest
onafgebroken verblijf in Nederland worden aangetoond; een tussentijdse
asielaanvraag in het buitenland gold als zgn. contra-indicatie.
Asielzoekers die niet ambtshalve van de IND een pardon-aanbod kregen,
omdat hun dossier niet was 'gelabeld' door de IND, konden de
burgemeester van de gemeente waar ze verbleven vragen een verklaring
aan de IND te verstrekken. Ruim 28.000 personen kregen een status op
basis van deze regeling, waarvan zo'n 7.000 (mede) op grond van een
burgemeestersverklaring. De regeling is formeel op 1 januari 2009
beëindigd.