Rijksoverheid
20 december 2010
Mededeling over industriebeleid in een tijdperk van
mondialisering COM(2010)614
De vaste commissie voor Economische Zaken heeft mij per brief gevraagd naar
het oordeel van de regering over een aantal aspecten inzake de mededeling van
de Europese Commissie betreffende een geïntegreerd industriebeleid in een tijd
van mondialisering. De brief werd mij toegezonden op 26 november jl. onder het
kenmerk 147546U. Met deze brief kom ik tegemoet aan dit verzoek.
Nationale en Europese competenties
In de mededeling worden verschillende initiatieven genoemd op het gebied van
industriebeleid. De vaste commissie voor Economische Zaken geeft aan dat de
mededeling niet duidelijk is over welk (deel van het) beleid door lidstaten ter hand
moet worden genomen en welk (deel van het) beleid door de Europese Unie.
De invulling van industriebeleid behoort primair toe aan de lidstaten zelf. Het is
van belang dat Europese initiatieven complementair zijn aan het nationale beleid.
De Europese Unie heeft op enkele terreinen ook eigen verantwoordelijkheden, met
name in het creëren van bepaalde randvoorwaarden. Hier gaat het bijvoorbeeld
om het versterken van de interne markt, slimme regelgeving en het zorgen voor
een eerlijk speelveld. Daarnaast geldt ook soms, voor specifieke thema's of
sectoren, dat een Europese aanpak gewenst kan zijn. Een goed voorbeeld hiervan
is het Actieplan voor schone en energieefficiënte voertuigen. Voor de
ontwikkeling van elektrisch rijden is standaardisatie van groot belang. Onder
andere op dit thema ligt een duidelijke toegevoegde waarde voor een Europees
initiatief.
Voor het innovatiebeleid liggen de bevoegdheden anders. De Europese Unie heeft
daar vooral een rol bij het stimuleren van hoogwaardig onderzoek en
hoogwaardige technologische ontwikkeling, zonder dat lidstaten belet worden hun
bevoegdheden uit te voeren. De meerwaarde van een Europese aanpak op dit
terrein is om focus en bundeling van krachten binnen Europa te realiseren,
versnippering van inspanningen te voorkomen en grensoverschrijdende
samenwerking te stimuleren. Dit geldt bijvoorbeeld voor onderzoek,
technologieontwikkeling en technologiegedreven innovatie voor grote
maatschappelijke uitdagingen en sleuteltechnologieën. De rol van de EU is minder
evident waar het gaat om het bevorderen van niet onderzoeks en
technologiegedreven innovatie. Hier beperkt de rol van de EU zich tot een rol bij
de coördinatie van activiteiten en het op orde brengen van de randvoorwaarden.
Keuzes voor sectoren en thema's
De vaste commissie voor Economische Zaken stelt de vraag op basis waarvan de
Commissie de keuzes maakt voor beleid voor specifieke sectoren en thema's.
Daarnaast vraagt de vaste commissie of het aangewezen is dat de Commissie
deze keuzes maakt, of dat het maken van deze keuzes niet juist in goede handen
is op het niveau van de lidstaten.
De Europese Commissie stelt dat er sectorale initiatieven kunnen worden
ontwikkeld, wanneer deze sectoren veelbelovend zijn om met oplossingen te
komen voor maatschappelijke uitdagingen, zoals klimaatverandering, gezondheid
en veiligheid. Hiernaast geeft de Commissie ook specifiek aandacht aan energie
intensieve sectoren, die in relatief sterke mate blootgesteld zijn aan internationale
concurrentie. Ook bij sectorale initiatieven benadrukt het kabinet dat er moet
worden gekeken naar een goede argumentatie van nieuwe Europese initiatieven,
waar de Commissie die zaken op zou moeten pakken waar haar meerwaarde ligt.
Zo liggen er mogelijkheden op het gebied van slimme regelgeving en het
versterken van de interne markt, en kan de Commissie samenwerking tussen
lidstaten op het gebied van innovatie en onderzoek met betrekking tot
bijvoorbeeld de maatschappelijke uitdagingen stimuleren.
Met artikel 189 van het Verdrag van Lissabon heeft de Commissie een eigen
competentie gekregen op het terrein van ruimtevaart, die aanvullend is aan dat
van het Europese Ruimtevaartagentschap ESA en de lidstaten. Op basis van deze
bevoegdheid, en gezien het strategische belang van ruimtevaart, zal de
Commissie komen met een Europees ruimtevaartbeleid. Industriebeleid, zoals nu
aangekondigd in deze mededeling, is daar een onderdeel van.
Ten aanzien van de opmerking van de vaste commissie over de afwezigheid van
de energiesector (met name duurzame energie) in de voorbeelden van de
Commissie over sectoren waar specifieke initiatieven genomen kunnen worden,
merkt het kabinet op dat de Commissie allereerst benadrukt dat alle sectoren
belangrijk zijn en zij haar sectorspecifieke benadering zal continueren. Daarnaast
wordt in de mededeling veelvuldig gewezen op het belang van onder andere een
goed functionerende energiemarkt en de omschakeling naar een koolstofarme
economie, alsmede de voorname internationale positie van de Europese industrie
op het terrein van energieefficiëntie. Voor de voorstellen van de Commissie op dit
terrein en de grote rol die daarbij aan de markt wordt toegekend, verwijst het
kabinet u naar de mededelingen van de Commissie over de Europese
energiestrategie 2020 en energieinfrastructuur, de op korte termijn te
verschijnen EU Routekaart 2050 en het in het voorjaar te verschijnen Energie
efficiëntie Actieplan.
Financiering precompetitieve R&D
Het kabinet deelt de opvatting van de vaste commissie dat financiering van
precompetitief onderzoek en ontwikkeling door de EU sterk gestimuleerd zou
kunnen worden. In de praktijk doet de Europese Commissie dit reeds via onder
andere het Europees kaderprogramma voor onderzoek en technologische
ontwikkeling (KP) en het Concurrentiekracht en Innovatieprogramma (CIP). Het
kabinet is van mening dat prioriteiten met een grote economische en sociale
impact versterkt moeten worden in het kaderprogramma. In de Europese
onderzoeks en innovatieprogramma's moet ook aandacht zijn voor
sleuteltechnologieën die de ontwikkelingen in een groot aantal andere
vakgebieden blijvend zullen beïnvloeden, zoals nanotechnologie, micro en nano
elektronica inclusief halfgeleiders, geavanceerde materialen, biotechnologie,
informatietechnologie en fotonica.
Aantrekken buitenlandse bedrijven naar Nederland
Het valt de vaste commissie op dat de mededeling geen beleid bevat om
buitenlandse bedrijven naar Europa te halen en zich hier aan te sluiten bij
specifieke kennisgebieden. Zij vragen zich af of het de visie van de regering is dit
op het niveau van de lidstaten te (blijven) doen.
Het aantrekken van buitenlandse investeringen gebeurt op nationaal niveau.
Lidstaten zijn het beste uitgerust om de aantrekkelijke aspecten van hun
economie en investeringsklimaat in het buitenland onder de aandacht te brengen.
De rol van de EU is hierbij voorwaardenscheppend, bijvoorbeeld door zorg te
dragen voor een gelijk speelveld in de Europese interne markt en het tegengaan
van ongeoorloofde staatssteun.
(w.g.) drs. M.J.M. Verhagen
Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie