Roel Kuiper: "Niet korten op partnertoeslag AOW"
ChristenUnie-senator Roel Kuiper is tegen de korting op de
partnertoeslag AOW. Een vorm van 'overvalbezuinigingen', vindt hij.
Lees hier zijn volledige bijdrage in de Kamer.
Meneer de voorzitter,
Allereerst heet ik de minister ook namens onze fracties welkom in deze
Kamer.
MdV, het wetsvoorstel dat wij hier behandelen is in meer dan een
opzicht ongelukkig. Het tornt aan het besef bij betrokkenen dat de
partnertoeslag tot 2015 behoort bij een verzekerd inkomen. Dat de
overheid hier nu zelf op terugkomt, raakt aan het vertrouwen dat
burgers in een overheid stellen. Maar ook wie meent dat iedereen zijn
of haar steentje moet bijdragen - dat uitgangspunt delen onze fracties
ook - zou vervolgens moeten beseffen dat hier gekort wordt op het
inkomen van een groep ouderen die nauwelijks nog kansen hebben dit
inkomensverlies te compenseren door arbeid. Ook dat maakt dit
wetsvoorstel ongelukkig. Daadkracht is goed, zeker ook als er bezuinigd
moet worden, maar dit is een daadkracht met blinde trekken.
Onze bezwaren zijn hiermee eigenlijk al uitgetekend. In de eerste
plaats gaan deze over de inbreuk die wordt gemaakt op het perspectief
dat ouderen met een partnertoeslag gegeven is tot 2015. In 2015 wordt
de toeslag geheel afgebouwd. Dat besluit is genomen na een grondige
discussie. Ook toen al werd beseft dat niet ieder huishouden die
partnertoeslag zomaar kan missen. Er blijven zich situaties voordoen
van kostwinnerschap of van een situatie waarin een van de partners niet
kan werken of zorgtaken vervult of zich inzet voor andere dingen dan
het verwerven van een inkomen. De aanlooptermijn naar 2015 is steeds
met zorgvuldigheid omgeven geweest. Mensen moesten zich kunnen
instellen op een situatie van een inkomensterugval, zeker wanneer er
geen sprake is van een substantieel aanvullend pensioen. Met die
zorgvuldigheid wordt nu gebroken. Er wordt zelfs een soort
`overvalbezuiniging' van gemaakt. Omdat het kabinet de bezuiniging al
vanaf 1 januari in wil boeken, worden betrokkenen nauwelijks een maand
van tevoren via een brief van de SVB op de hoogte gesteld van de
korting met veel verontrusting bij de doelgroep in het land. Hier zet
de overheid haar eigen betrouwbaarheid op het spel.
In de tweede plaats verdient ook de maatregel zelf de kritische
aandacht. Het gaat om een korting die in werking treedt boven een bruto
inkomensgrens van 20.000 Euro per jaar (110% WML). Dit is een lage
grens. Meer dan 85% van de AOW-ers met een partner jonger dan 65
krijgen met de korting te maken. Uit cijfers die het ministerie nog
deze week beschikbaar stelde - waarvoor dank - blijkt dat een kleine
helft van de huishoudens tussen de 20.000 en 40.000 Euro per jaar aan
bruto inkomen ontvangt. Ruim 20% zit in de categorie tussen 20.000 en
30.000. Nemen we in aanmerking dat de lasten van gepensioneerden in een
aantal opzichten niet dalen, denk aan extra lasten voor ziektekosten,
dan is het wat al te gemakkelijk gedacht dat de partnertoeslag in een
meerderheid van de huishoudens wel gemist kan worden. Deze categorie
wordt ook geraakt door andere nieuwe lasten. Ik heb de rekenvoorbeelden
gemist van de huishoudens die hiermee te maken krijgen, waarbij het
effect van de cumulatie van maatregelen in beeld komt. Het gaat niet om
een enkele maatregel, maar om het hele plaatje. Ik zou de minister
willen vragen hier eens op te reageren.
In de derde plaats moet iets gezegd worden over de kansen van de
betrokken ouderen op de arbeidsmarkt. Als motivering bij de invoering
van de korting wijst het kabinet op het belang van arbeidsparticipatie.
Ik noem dat een wrang argument. Ongeveer 65% van de gevallen waarin een
partnertoeslag kan worden toegekend betreft partners in de
leeftijdscategorie 61-64 jaar. In deze leeftijdscategorie is de
arbeidsparticipatie nu 30%. Wie nooit een baan heeft gehad of zelfs wie
in deze leeftijdscategorie een baan verliest, hoeft niet te denken
eenvoudig wel ergens serieus werk te vinden. Van de 60-plussers die hun
baan kwijtraken, slaagt slechts 8% erin binnen twee jaar weer aan werk
te komen. Dit argument kan daarom het beste van tafel worden genomen.
De huishoudens die in 2015 de partnertoeslag niet meer zullen krijgen,
hebben zich op deze situatie kunnen voorbereiden, de huishoudens die
per 1 januari met deze korting overvallen worden hebben nauwelijks
alternatieven voor het wegvallen van dit stukje inkomen.
Tot slot: toetsing van het eigen inkomen is nooit een criterium geweest
bij de toekenning van de AOW. Dat deze toetsing nu wordt geïntroduceerd
is nieuw, maar creëert ook een ongelijkheid die ongelukkig is. De
maatregel pakt met name ongunstig uit voor kostwinners die een
pensioenregeling getroffen hebben (of zelf of via een werkgever). De
korting op de partnertoeslag reduceert het huishoudinkomen en betekent
dat er uit het opgebouwde eigen pensioen moet worden bijgepast. Dit is
geen beloning voor goed pensioengedrag. Bovendien is dat opgebouwde
eigen pensioen ook niet eens welvaartsvast. Het vreemde is intussen dat
mensen die een financiële positie via vermogensvorming hebben geregeld
buiten de korting blijven. Is dit onderdeel van nieuw beleid? Krijgt de
burger nu de boodschap mee dat hij beter voor zijn oude dag kan sparen
via eigen vermogensvorming dan via werknemersverzekeringen?
MdV, onze fracties hebben zwaarwegende bezwaren tegen dit wetsvoorstel.
Bij alle inhoudelijk bezwaren voegt zich het bezwaar van de snelle
invoering. Het is een `overvalbezuiniging'. Wat onze fracties betreft
heeft de overheid het voorbeeld te geven van betrouwbaar bestuur door
niet ineens het inkomensperspectief van ouderen te wijzigen. Er zijn
nog wel andere domeinen waarop bezuinigingen gerealiseerd kunnen
worden. En als er getornd zou moeten worden aan de partnertoeslag dan
kan dat alleen als in kaart is gebracht wat alle lasten en maatregelen
nu precies uitwerken op het inkomen van betrokken groepen. Pas dan kan
worden vastgesteld welke bovenlaag van deze doelgroep het ook wel kan
stellen met een verlaagde toeslag. Maar zo'n maatregel vergt een
zorgvuldiger voorbereiding dan nu het geval is geweest.
Wij zijn met belangstelling uit naar de antwoorden van de regering.
Eerste Kamer