Universiteit van Tilburg

Persbericht 20 december 2010

Wet van vraag en aanbod geldt in dagelijks leven van apen

Apen handelen volgens de wet van vraag en aanbod. Ze weten dat een product of diens (bijvoorbeeld voedsel of het aanraken van een baby aapje) meer kost naarmate deze schaarser is. En ze betalen er (gemeten in vlooitijd) dan meer voor. Dat blijkt uit onderzoek van groepen in het wild levende apen in Ivoorkust en Zuid-Afrika van Cecile Fruteau, Ronald Noë en Eric van Damme. Het is het eerste onderzoek dat aantoont dat apen zelfcontrole in samenwerking kunnen opbrengen.

Fruteau deed onderzoek, onder begeleiding van Eric van Damme en Ronald Ronald Noë, op basis van de door Noë ontwikkelde biologische markttheorie (BMT), die stelt dat ook in het dierenrijk het handelen bepaald wordt door de wet van vraag en aanbod en andere economische principes, en dat coöperatief (altruïstisch) handelen mede daardoor verklaard kan worden. In de natuurlijke omgeving van de apen (roetmangabey en groene meerkat) observeerde Fruteau jarenlang hun vrije én voor wetenschappelijk doeleinden gecontroleerde gedrag. Een van de onderdelen van het experimentele onderzoek betrof het leveren van een bak met voedsel die alleen geopend kon worden door één vrouwtjes meerkat van lage rang. Haar waarde als sociale partner in de groep steeg aanzienlijk toen de andere apen merkten dat zijzelf niet bij het voedsel konden komen. In een tweede fase van het experiment kreeg een tweede vrouwtje, ook laag in de hiërarchie, de kans om tegelijk een tweede bak met voedsel te openen. Dit doorbrak het monopolie van de eerste 'voedselproducent' en verving het door een duopolie. De veranderde verhouding bleek uit het daaropvolgende vlooigedrag: de nieuwe voedselaanbieder werd meer gevlooid dan voor ze het monopolie over de aantrekkelijke voedselbron kreeg. Maar toen ook de tweede aap een doos kon openen, daalde de vlooitijd die de eerste ontving met de helft. Fruteau concludeert dat apen met elkaar concurreren om de gunst van aantrekkelijke (sociale) partners en daarbij elkaar proberen te overtroeven door meer vlooitijd aan te bieden. Fruteau kon voor het eerst aantonen dat de apen hoger in rang leerden zich terug te trekken om zo de voedselproducenten van lage rang de gelegenheid te geven in alle rust de bak met voedsel te openen.

Aanpassen aan marktverhoudingen
Ander onderzoek betrof ook observatie van vlooigedrag. Als vrouwtjesapen de pasgeboren baby's van een moeder willen benaderen, paaien ze haar met langdurig vlooien. De moeder geeft haar kind pas na lange tijd over als dit de enige baby in de groep is. Die vlooitijd is minder als er twee of meer moeders met kleine kinderen in de groep zijn. Dat komt omdat de babies dan voor de geïnteresseerde vrouwtjes minder schaars worden en de moeders met elkaar concurreren. Hieruit blijkt dat de apen begrip hebben van de invloed van schaarste op de waarde goederen en diensten. Fruteau concludeert dat vlooien gebruikt wordt om asymmetrische verhoudingen in handel van goederen in evenwicht te brengen. Hoewel apen niet communiceren in woorden en geen contracten afsluiten zijn ze wel in staat zich aan te passen aan nieuwe marktverhoudingen.

Cécile Fruteau (1977, Frankrijk) studeerde Ecophysiologie, Energetica en Dierengedrag aan de Louis Pasteur Universiteit in Straatsburg. Daarna was ze werkzaam bij het onderzoeksinstituut CentER van de UvT en werkt nu als postdoctoraal onderzoekster in Evolutieve Ethologie in Straatsburg.