Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg Belgie
arbeidsduur van de geneesheren, tandartsen, dierenartsen,
kandidaat-geneesheren in opleiding, kandidaat-tandartsen in opleiding
en studenten-stagiairs die zich voorbereiden op de
Wet van 12 december 2010 - arbeidsduur van de geneesheren, tandartsen,
dierenartsen, kandidaten in opleiding en studenten-stagiairs die zich
voorbereiden op de uitoefening van deze beroepen
In ons land sloot de wet van 16 maart 1971 vanaf haar ontstaan de
artsen, tandartsen, dierenartsen en de studenten-stagiairs die zich
voorbereiden op de uitoefening van deze beroepen, uit van het
toepassingsgebied van de bepalingen inzake arbeidsduur en rusttijden.Â
De Europese richtlijn 2003/88/EG van 4 november 2003 betreffende een
aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd liet hun
uitsluiting niet meer toe en derhalve dienden de bepalingen inzake
arbeids- en rusttijden te worden aangenomen in ons land.Â
De wet van 12 december 2010 tot vaststelling van de arbeidsduur van de
geneesheren, tandartsen, dierenartsen, kandidaat-geneesheren in
opleiding, kandidaat-tandartsen in opleiding en studenten-stagiairs die
zich voorbereiden op de uitoefening van deze beroepen, die in het
Belgisch Staatsblad werd bekendgemaakt op 22 december 2010 en die in
werking treedt op 1 februari 2011, bepaalt voor deze werknemers de
grenzen die van toepassing zijn inzake arbeidsduur.
Op wie is deze wet van toepassing ?
De nieuwe wet betreft :
* de geneesheren, tandartsen en dierenartsen die medische prestaties
verrichten, verbonden door een arbeidsovereenkomst of in een
statutair regime;
* de kandidaat-geneesheren in opleiding en de kandidaat-tandartsen in
opleiding : het betreft de houders van een Master in de
geneeskunde of in de tandheelkunde die medische prestaties
verrichten in het kader van de opleiding die ze volgen om hun
erkenning als generalist of specialist te bekomen;
* de studenten-stagiairs die zich voorbereiden op de uitoefening van
het beroep van geneesheer, tandarts of dierenarts.
Blijven daarentegen uitgesloten van het toepassingsgebied :
* de geneesheren, tandartsen en dierenartsen tewerkgesteld door het
Rijk, de provinciën, de gemeenten, de openbare instellingen die er
onder ressorteren en de instellingen van openbaar nut, behoudens
indien zij tewerkgesteld zijn door instellingen die geneeskundige,
profylactische of hygiënische verzorging verlenen;
* het militair personeel;
* de geneesheren, tandartsen en dierenartsen die een leidinggevende
functie uitoefenen.
Grenzen van de arbeidsduur
De wekelijkse arbeidsduur van de bovenvermelde werknemers mag niet meer
bedragen dan 48 uren gemiddeld over een referteperiode van 13 weken ;
bovendien moet een absolute grens van 60 uren tijdens elke arbeidsweek
nageleefd worden.
De mogelijkheid om de grens van 60 uren te overschrijden is enkel
bepaald in de volgende gevallen van overmacht :
* arbeid om het hoofd te bieden aan een voorgekomen of dreigend
ongeval;
* arbeid die door een onvoorziene noodzakelijkheid wordt vereist,
mits het informeren van de Algemene Directie van het Toezicht op de
Sociale Wetten.
De duur van elke werkperiode mag nooit 24 uren overschrijden.
Na een arbeidsprestatie waarvan de duur tussen 12 uren en 24 uren
bedraagt, moet aan de werknemer onmiddellijk een rustperiode van
minimum 12 opeenvolgende uren toegekend worden.
De geneesheren in opleiding en de tandartsen in opleiding zijn soms
verplicht om theoretische opleidingen te volgen of wetenschappelijk
werk te verrichten in het kader van hun academische vorming. Wanneer
dit het geval is, worden maximum 4 uren per week, waarvan 2 uren op de
werkplek, meegeteld als arbeidsduur.
Problematiek van de medische wachten op de werkplek
Om deze werknemers toe te laten de medische wachtdiensten uit te voeren
en zo de continuïteit van de zorgen in de betrokken instellingen te
verzekeren, bepaalt de wet de mogelijkheid om een bijkomende tijd van
maximum 12 uren per week te presteren.
Er moeten evenwel meerdere voorwaarden nageleefd worden :
* de werknemer moet zijn akkoord geven inzake het presteren van deze
bijkomende tijd;
* het akkoord moet schriftelijk worden vastgesteld tussen de
werknemer en de werkgever voor het presteren van deze uren en in
een document dat onderscheiden is van het geschrift dat de arbeids-
of de opleidingsrelatie vaststelt;
* het loon dat verbonden is aan deze bijkomende uren moet vermeld
worden in het geschrift;
* het akkoord moet bewaard worden op de werkplekken gedurende 5
jaren;
* iedere partij kan het akkoord beëindigen door een schriftelijk
betekende opzegging van een maand;
* de werknemer die zijn akkoord niet geeft of die zijn akkoord om
deze bijkomende tijd te presteren beëindigt, mag geen enkel nadeel
ondervinden vanwege de werkgever.
Deze mogelijkheid van bijkomende tijd bovenop de inzake arbeidstijd
bepaalde grenzen houdt een beperkte toepassing in van artikel 22 van de
richtlijn 2003/88/EG. Ze vertoont een uitzonderlijk karakter, gelet op
de dwingende bepalingen van volksgezondheid en het specifiek karakter
van de activiteiten en de betrokken werknemers.
Deze bepaling zou tijdelijk moeten zijn, in afwachting dat er een
oplossing wordt aangereikt op Europees niveau voor de problematiek van
de wachten op de werkplekken die ontstaan is door het aannemen van de
Europese richtlijn 2003/88/EG en door de rechtspraak van het Europees
Hof van Justitie. Â
Toezicht op de bepalingen van de wet
De werkgever moet op de werkplek over een register beschikken dat de
door de werknemers geleverde dagelijkse prestaties volgens
chronologische volgorde herneemt. Â
De ambtenaren belast met het toezicht op de toepassing van de sociale
wetten, zijn belast met het toezicht op de bepalingen van de nieuwe
wet.
De bepalingen van de wet van 12 december 2010 zijn het voorwerp van
strafsancties of van administratieve geldboeten.
Â
Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg -