Gerechtelijke organisatie

Transseksuele vrouw erkend als ouder van "eigen" kind

Leeuwarden, 23 december 2010 - Het gerechtshof te Leeuwarden heeft op 23 december 2010 uitspraak gedaan in een zaak waarin een vrouw (hierna: vrouw A), die voordien man was maar een geslachtsveranderende operatie heeft ondergaan, heeft verzocht vast te stellen dat zij de vader, dan wel de ouder is van het kind dat is geboren na een IVF behandeling met het sperma dat zij voorafgaande aan die geslachtsveranderende operatie had laten invriezen.

De rechtbank had het verzoek afgewezen, het hof wijst het verzoek toe.

De feiten: vrouw A heeft voorafgaande aan de geslachtsveranderende operatie sperma laten invriezen. Na de operatie is haar geboorteakte gewijzigd in die zin dat het daarin voorkomende woord "zoon" is gewijzigd in "dochter". Tevens zijn daarbij de voornamen gewijzigd.

Vrouw A heeft al voordat zij geopereerd werd een relatie gekregen met een vrouw (hierna: vrouw B) met wie zij in het huwelijk is getreden. Met het ingevroren sperma heeft een IVF-behandeling plaatsgevonden bij vrouw B, die van een kind is bevallen. Via DNA-onderzoek is vastgesteld dat vrouw A de 'vermeende vader' is van het kind.

Vrouw B heeft verzocht het vaderschap van vrouw A vast te stellen onder de namen die vrouw A thans voert, dan wel onder de namen die zij voerde voorafgaande aan de operatie. Ter zitting hebben zij dat verzoek uitgebreid in die zin dat zij hebben verzocht om (in ieder geval) het ouderschap van vrouw A vast te stellen.

Op basis van de wet en de wetsgeschiedenis komt het hof tot het oordeel dat gerechtelijke vaststelling van het vaderschap niet mogelijk is, omdat daarvoor uitsluitend een man in aanmerking kan komen. Daarvan is in deze zaak geen sprake, omdat vrouw A zowel ten tijde van IVF-behandeling als ten tijde van de geboorte van het kind geen man (meer) was. Het verzoek tot vaststelling van het vaderschap wordt daarom afgewezen.

Hoewel ook adoptie tot het door beide vrouwen beoogde resultaat zou kunnen leiden hebben zij daarvan om principiële redenen afgezien. In die keuze kan het hof hen volgen.

Op grond van Europeesrechtelijke uitspraken en de ontwikkelingen in het Nederlands recht (wetsvoorstel duomoederschap) ziet het hof strijd met de artikelen 8 en 14 van het EVRM ontstaan, wanneer de juridische en biologische band tussen vrouw A en het kind rechtens niet wordt erkend.

Om die strijd met de betreffende artikelen op te heffen zie het hof zich genoodzaakt een juridisch noodverband aan te leggen: het stelt vast dat vrouw A (naast vrouw B) ouder is van het kind.

Ten overvloede wijdt het hof nog een overweging aan de wijze waarop dit in de geboorteakte van het kind zou moeten worden verwerkt.

LJ Nummer

BO8039

Zie het origineel
Bron: Gerechtshof Leeuwarden Datum actualiteit: 23 december 2010 Naar boven