Rechtbank Zwolle-Lelystad


Voorlopige hechtenis van verdachte uit Ens niet verlengd

Zwolle-Lelystad, 23 december 2010 - De eigenaar van het kinderdagverblijf in Ens is vandaag, 23 december 2010, voorgeleid aan de rechter commissaris in de rechtbank te Lelystad. Hij wordt verdacht van het plegen van ontucht met twee jonge kinderen. De vordering van de officier van justitie, die wilde dat de verdachte langer vast blijft zitten, is afgewezen.

Onvoldoende ernstige bezwaren
De rechter commissaris is van oordeel dat er onvoldoende ernstige bezwaren bestaan voor de verdenking dat er sprake is van seksueel binnendringen in het lichaam van een van de meisjes. De verklaring van dit nog heel jonge meisje wordt niet ondersteund door enig ander bewijsmiddel.

Ten aanzien van andere ontuchtige handelingen, zoals het inzepen van dit meisje en het tonen van zijn geslachtsdeel aan haar, zijn die ernstige bezwaren er wel. De rechter commissaris oordeelde dat er echter geen gronden zijn om voor die feiten de bewaring van de verdachte te bevelen. Het onderzoek dat nog moet plaatsvinden volgens het Openbaar Ministerie, is deels niet concreet genoeg geduid. Voor een ander deel heeft het betrekking op digitale gegevens. Deze laatste kunnen ook onderzocht worden zonder dat detentie van de verdachte noodzakelijk is, omdat de digitale gegevens inmiddels in beslag zijn genomen door de politie.
Evenmin oordeelt de rechter commissaris dat er concreet gevaar voor herhaling van het plegen van strafbare feiten is, omdat de verdachte geen strafblad heeft en het kinderdagverblijf is gesloten.

Overwegingen rechtbank
De rechter commissaris heeft in zijn beoordeling meegewogen dat bij de beslissing over voorlopige hechtenis er meer moet zijn dan een "vermoeden van schuld", wat voor een aanhouding voldoende is. Ook het Europese Verdrag van de Rechten van de Mens en de daarin vastgelegde onschuldpresumptie (een persoon is pas schuldig nadat een rechter hem als schuldig heeft beoordeeld) speelt een rol. De bepaling in ons Wetboek van Strafvordering, die inhoudt dat bij een beslissing over voorlopige hechtenis altijd de vraag speelt of de verwachting is dat een vrijheidsstraf zal worden opgelegd (artikel 67a lid 3 Sv), onderschrijft dat.
De rechter commissaris overweegt verder dat de enorme media aandacht niet van invloed kan en mag zijn op de beoordeling van de vraag of tegen een verdachte ernstige bezwaren bestaan.

De officier van justitie heeft de mogelijkheid in hoger beroep te gaan tegen de beslissing van de rechter commissaris bij de raadkamer van de rechtbank.

Bron: Rechtbank Zwolle-Lelystad Datum actualiteit: 23 december 2010