Rechtbank Breda
Geen BPM voor auto's die in het buitenland zijn gehuurd
Breda, 24 december 2010 - De Nederlandse wetgeving voor de heffing van
BPM (belasting van personenautoâs en motorrijwielen) op in het
buitenland gehuurde autoâs, is onverbindend. Dat heeft de rechtbank
Breda geoordeeld. De zaak betrof een auto die door een Duitse eigenaar
was verhuurd aan een inwoner van Nederland. Volgens de wet moest
daarvoor direct ruim ⬠20.000 BPM worden betaald. De rechtbank heeft
nu beslist dat dat hele bedrag moet worden teruggegeven.
De rechtbank baseert haar uitspraak op een beschikking van het Hof van
Justitie van de Europese Unie (beschikking van 29 september 2010, nr.
C-91/10, VAV-Autovermietung GmbH). De rechtbank had aan het Hof van
Justitie vragen gesteld, omdat zij twijfelde of de Nederlandse wet wel
houdbaar was. Volgens het Hof van Justitie moet Nederland bij de
heffing direct rekening houden met de duur van de huurovereenkomst. Het
is niet de eerste keer dat het Europese Hof negatief oordeelt over de
BPM. In eerdere arresten (van 26 juni 2006 in de zaak Van de Coevering
en 22 mei 2008 in de zaak Ilhan) was al beslist dat de wet strijdig was
met het beginsel van het vrije verkeer van diensten binnen de EU en dus
met het Europese recht. De regering heeft daarna de wet iets aangepast
en een teruggaafregeling ingevoerd. Als de gehuurde auto weer teruggaat
naar het buitenland, kan een deel van de betaalde BPM worden
teruggevraagd.
In de zaak waarover de rechtbank oordeelde, was al een deel van de BPM
teruggegeven (⬠17.000). De rechtbank houdt daar geen rekening mee
omdat bij die teruggaaf geen rente was vergoed. Door de beslissing van
de rechtbank krijgt de eigenaar van de auto nu wel rente vergoed, over
het hele bedrag van ⬠20.000.
LJ Nummer
BO8907
Zie het origineel
Bron: Rechtbank Breda
Datum actualiteit: 24 december 2010