Rijksoverheid
18 januari 2011
Vragen van het lid Van der Ham over het Hoger onderwijs
Mede namens de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zend ik u
hierbij de antwoorden op de vragen van het lid Van der Ham (D66) over
uitspraken over het hoger onderwijs.
De vragen zijn verzonden bij uw brief van 17 januari jl. onder kenmerk
2011Z00695.
DE MINISTERPRESIDENT,
Minister van Algemene Zaken,
Mark Rutte
1
Kunt u toelichten hoe ombuigingen en intensiveringen zich de komende jaren
(20112015 en structureel op basis van de voorgenomen kabinetsmaatregelen)
verhouden in het hoger onderwijs?1
Het kabinet staat voor de opgave om de overheidsfinanciën weer op orde te
brengen. Niet als doel op zich, maar om de economie en samenleving nu en in de
toekomst houdbaar te laten zijn. Tegelijkertijd wil het kabinet een forse impuls
geven aan de kwaliteit van het hoger onderwijs. Om de middelen voor de
kwaliteitsimpuls vrij te maken, moeten er ook ombuigingen plaatsvinden.
Daarnaast wordt ook van de student wordt een hogere bijdrage gevraagd, als
investering in zijn eigen toekomst.
Voor de kwaliteitsimpuls is een bedrag beschikbaar van ¤ 50 mln. in 2012,
oplopend tot ¤ 230 mln. in 2015 en tot ¤ 300 mln. structureel2. Daarnaast vinden
in deze jaren bezuinigingen plaats. Tot 2015 is er sprake van een netto terugloop
van de rijksmiddelen. Vanaf 2015 voorziet de financiële paragraaf van het
Regeerakkoord er structureel in dat bezuinigingen en investeringen in het hoger
onderwijs vrijwel met elkaar in evenwicht zijn.
2
Kunt u, waar u aangeeft dat de kwaliteit van het hoger onderwijs op dit moment
niet voldoende is, uiteenzetten wat de nulmeting van die kwaliteit van het hoger
onderwijs is en op welke criteria die wordt gebaseerd?
Er zijn al geruime tijd, ook bij vorige kabinetten, zorgen over de kwaliteit van het
hoger onderwijs, met name de kwaliteit van de hbobachelor. De recente signalen
rondom de alternatieve afstudeertrajecten in het hbo doen daar wederom vragen
over rijzen. Ook in het advies van de Commissie Veerman wordt opgemerkt dat
het hoger onderwijs zwakke kanten heeft, zoals de hoge uitval van studenten,
terwijl het talent onvoldoende wordt benut.
Dat neemt niet weg, dat Nederland een gewaardeerd systeem van
kwaliteitsborging heeft en dat de basiskwaliteit van het onderwijs over het geheel
genomen op orde is. Maar voor een land, dat de ambitie heeft een
topkenniseconomie te zijn, is dat natuurlijk niet voldoende. De door de Commissie
Veerman genoemde knelpunten moeten dan ook met kracht worden aangepakt.
Door het vorige kabinet en door de hoger onderwijssector zelf zijn daartoe al
belangrijke stappen gezet. Zo zijn er meerjarenafspraken over studiesucces en
kwaliteit gemaakt met nulmetingen en streefcijfers op indicatoren rondom uitval,
rendement en kwaliteit. Uw Kamer wordt jaarlijks geïnformeerd over de voortgang
daarvan. In de Strategische Agenda hoger onderwijs en onderzoek (die u in juni
a.s. zult ontvangen) zullen voorstellen worden gedaan voor nieuwe afspraken over
onderwijskwaliteit.
3
Wat is de doelstelling van het kabinet wat betreft het aantal uren college dat een
student per week moet volgen? Hoeveel uren college volgen studenten nu per
week, uitgesplitst naar verschillende categorieën studies? Hoe gaat het kabinet
1 http://www.nu.nl/politiek/2421926/rutteontvredenkwaliteithogeronderwijs.html
2 De financiële middelen staan op de aanvullende post van het Rijk gereserveerd.
ervoor zorgen dat het aantal uren onderwijs dat studenten in het hoger onderwijs
krijgen omhoog gaat?
Het kabinet is van mening dat er flink geïnvesteerd moet worden in de
onderwijsintensiteit en kwaliteit van het hoger onderwijs. Studenten moeten meer
contacturen krijgen en meer uitgedaagd worden. Het gemiddeld aantal
contacturen verschilt per instelling en per opleiding. De precieze informatie is
beschikbaar op www.studiekeuzeinformatie.nl.
In de huidige meerjarenafspraken over studiesucces en kwaliteit worden de
contacturen op landelijk niveau gemonitord, maar in de nieuwe
meerjarenafspraken zullen specifieke afspraken per instelling worden gemaakt om
het aantal contacturen te verhogen. Uw Kamer heeft het kabinet in de motie
Rouwe/Lucas (Kamerstuknr. 32500 VIII, nr. 66) verzocht dit transparant te
maken. Afhankelijk van de meerjarenafspraken zullen de instellingen extra
financiële middelen krijgen om de onderwijsintensiteit te verhogen.
4
Kunt u een overzicht geven van de bureaucratie en regelgeving die dit kabinet
gaat schrappen? Kunt u aangeven hoe de verplichte maatschappelijke stage en de
extra administratieve lasten die dit voor scholen betekent zich hiertoe verhoudt?
Zoals in het regeerakkoord is opgenomen, zal de regeldruk voor burgers,
professionals en bedrijven verder worden verminderd. In februari a.s. ontvangt
uw Kamer de brief over het programma regeldruk bedrijven. De vermindering van
regeldruk geldt uiteraard ook voor onderwijsinstellingen.
Zo is er binnen OCW al een aantal trajecten in gang gezet, die voor de
onderwijsinstellingen zullen leiden tot minder regeldruk. Voorbeelden zijn:
- Uitvoering van de beleidsprioriteiten vindt zo veel mogelijk plaats vanuit de
lumpsum en zo min mogelijk via specifieke subsidies
- Invoering van het Uniform Subsidie Kader (USK) bij nieuwe subsidieregelingen
(minder en makkelijker)
- Doorlichting uitvoeringsstructuur op duidelijkere structuren en minder
bestuurlijke drukte
- Vermindering uitvoeringslasten DUO
- Efficiëntere gegevensuitwisseling: digitalisering van informatiestromen,
invoering van eformulieren, invoering van basisregistraties.
Om de regeldruk verder te verminderen vindt er momenteel een onderzoek plaats
waarin wordt gevraagd welke regeldruk voor onderwijsinstellingen ergerlijk is. Aan
de hand daarvan zal worden nagaan welke mogelijkheden er zijn om deze
regeldruk te verminderen.
De instellingen in het hoger onderwijs zijn autonoom en het aantal subsidies in
deze sector van het onderwijs is beperkt. Daardoor zijn de mogelijkheden tot
reductie van de administratieve lasten voor de instellingen van het hoger
onderwijs klein. De hogescholen en universiteiten lopen mee in bovengenoemde
trajecten. In wetstrajecten, als versterking besturing (Staatsblad 2010, nr. 119 )
en de aanpassing van het accreditatiestelsel (Staatsblad 2010, nr. 293) zijn de
administratieve lasten al verminderd.
De gevolgen van het wetsvoorstel maatschappelijke stage voor de administratieve
lasten van scholen zijn voorgelegd aan het adviescollege toetsing administratieve
lasten (Actal). Actal heeft aangegeven geen bezwaren te hebben tegen het
voorstel.
5
Hoe gaat dit kabinet het mogelijk maken dat schaalvergroting wordt tegen
gegaan?
Ongebreidelde schaalvergroting in het onderwijs wordt tegen gegaan door middel
van het wetsvoorstel fusietoets in het onderwijs. Dit wetsvoorstel is in maart vorig
jaar met algemene stemmen door de Tweede Kamer aangenomen en ligt nu ter
behandeling voor in de Eerste Kamer (behandeling is gepland op 25 januari a.s.).
Daarin worden fusiepartners verplicht de noodzaak van een fusie te motiveren,
inclusief baten en lasten, en de effecten van de fusie voor personeel en studenten
en het instellingsklimaat van de betrokken instellingen, de effecten op de
diversiteit van het onderwijsaanbod en de keuzevrijheid van toekomstige
studenten helder in kaart te brengen. De fusiepartners dienen daarbij gebruik te
maken van de zogenaamde Fusie Effect Rapportage (FER). De FER wordt getoetst
aan de wet door een onafhankelijke adviescommissie; in het hoger onderwijs zal
die taak belegd worden bij de Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs (CDHO).
De CDHO brengt advies uit aan de minister, die vervolgens beslist.
6
Kunnen deze vragen worden beantwoord vóór het spoeddebat over de
bezuinigingen op het Hoger Onderwijs?
Ja.