Rijksoverheid


3 februari 2011

Afschrift brief van minister aan NPCF met betrekking tot medisch specialistische zorg

Geachte voorzitter, Op 9 december 2010 heb ik een brief ontvangen van de NPCF inzake medisch specialistische zorg, met als dagtekening 6 december. De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft mij op 16 december 2010 verzocht een afschrift te ontvangen van mijn antwoord op deze brief. Naar aanleiding van de brief heb ik de NPCF uitgenodigd voor een gesprek hierover. Op 6 januari 2011 heb ik de voorzitter van de NPCF, mevrouw Verhoeven, hier persoonlijk over gesproken. Er is geen schriftelijke reactie verzonden, derhalve kan ik u deze ook niet doen toekomen. In plaats daarvan geef ik hierbij een korte weergave van het gesprek dat wij hebben gevoerd en de afspraken die wij hebben gemaakt. Met de NPCF is overleg geweest over hun brief van 6 december 2010. De NPCF maakt in haar brief kenbaar dat de gesprekken over de bekostiging van de medisch-specialistische zorg gekoppeld moeten worden aan noodzakelijke veranderingen in de organisatie van de medisch specialistische zorg. De NPCF wil hierbij betrokken worden. Conform haar brief heeft de NPCF mij deelgenoot gemaakt van haar visie op de organisatie van de medisch-specialistische zorg. Volgens de NPCF zijn organisatorische veranderingen nodig, niet alleen om de zorg betaalbaar te houden maar ook en vooral om de kwaliteit van de medisch-specialistische zorg in de toekomst te behouden. De vraag naar zorg zal in de komende jaren sterk groeien als gevolg van vergrijzing. Met name het aantal mensen met één of meerdere chronische aandoeningen zoals diabetes, hart- en vaatziekten, COPD, depressie et cetera zal sterk toenemen. Door de zorg zo dicht mogelijk bij huis aan te bieden en te investeren in zelfmanagement (individueel zorgplan, online ondersteuning), kan een deel van de zorgvraag worden opgevangen. Volgens de NPCF zou de financiering de zorgvraag van de patiënt als uitgangspunt moeten nemen in plaats van het zorgaanbod van de medisch-specialist. De NPCF heeft haar zorgen geuit dat het onderhan delingsresultaat met de Orde en de NVZ weinig prikkels bevat om ook buiten de muren van het ziekenhuis de organisatie van medisch-specialistische zorg te veranderen.

Als voorbeeld noemt de NPCF het maken van regionale afspraken over het aanbod van medisch-specialistische zorg. Ze is bang dat door de gemaakte bekostigingsafspraken de dynamiek uit het zorgveld verdwijnt en noodzakelijke ontwikkelingen stagneren. Ik heb de NPCF verzekerd dat dit niet aan de orde is. Sinds enkele jaren is er een beweging op gang gekomen richting onder meer meer ketensamenwerking tussen eerste- en tweedelijn, multidisciplinaire samenwerking tussen medisch specialisten, zelfmanagement en zorg in de buurt. Kwaliteit en veiligheid staan bij mij hoog op de agenda. Ik ben van mening dat dit positieve ontwikkelingen zijn. Het zijn de kernpunten van het beleid van het huidige kabinet. In het overleg met de NPCF hierover heb ik aangegeven dat het juist mijn uitgangspunt is om bovengenoemde ontwikkelingen verder te stimuleren. Daarom heb ik in het onderhandelingsresultaat dat ik met de Orde en de NVZ heb bereikt, tegen de achtergrond van een beheerste kostenontwikkeling, o ok afspraken gemaakt om de kwaliteit van de gezondheidszorg, waaronder patiëntveiligheid en doelmatigheid, te verbeteren. Het bekostigingsmodel voor de medisch specialisten gaat in hoge mate uit van afspraken tussen de Raad van Bestuur van de zorginstelling en de stafmaatschap van specialisten waarin ook kwaliteit, veiligheid en doelmatigheid een belangrijke rol spelen. Net als de NPCF vind ook ik het erg belangrijk dat de NPCF structureel gesprekspartner is van VWS, ook aangaande vraagstukken rondom de organisatie en bekostiging van de medisch specialistische zorg. Aan de overleggen zoals de besprekingen over de invoering van prestatiebekostiging wordt de NPCF ook uitgenodigd. Afgesproken is dat dergelijke overleggen, waarbij de NPCF ook al aan de voorkant van het beleidsproces haar opvatting kan geven, ook in de toekomst voortgezet zullen worden.

Hoogachtend, de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

mw. drs. E.I. Schippers