Hersenstichting
Onderwijs aan kinderen met hersenletsel faalt
Scholen hebben nog heel veel te leren op het gebied van onderwijs aan
kinderen die hersenletsel hebben opgelopen. Leerkrachten zijn slecht
geïnformeerd en niet alert op de gevolgen die hersenletsel kan hebben.
Dr. Eric Hermans van Vilans bracht de dagelijkse onderwijspraktijk voor
kinderen met hersenletsel in kaart. Hij deed dat in opdracht van ZonMw
en de Hersenstichting.
Jaarlijks lopen in Nederland minstens 12.000 kinderen en jongeren van 0
tot 19 jaar hersenletsel op door een val of klap op het hoofd. Dit
aantal betreft alleen degenen die in ziekenhuizen worden gezien.
Volgens Amerikaans onderzoek staan op elk bekend kind/jongere 3 à 5
onbekende. Omgerekend gaat het in ons land om minimaal 32.000 kinderen
en jongeren. Hersenletsel bij kinderen verschilt essentieel van
hersenletsel bij volwassenen. De hersenen van volwassenen zijn
volgroeid, die van kinderen zijn nog in ontwikkeling en leren dagelijks
nieuwe dingen. De lange termijn gevolgen bij kinderen kunnen daardoor
vertraagd optreden. Ze kunnen last houden van cognitieve klachten zoals
concentratiestoornissen, overgevoeligheid voor prikkels en geen
prioriteiten kunnen stellen. Bijvoorbeeld een kind van drie dat een
hersentrauma oploopt, kan jarenlang 'normaal' lijken en pas op
middelbare school problemen gaan ondervinden.
Het kabinet streeft naar het invoeren van een zorgplicht voor
schoolbesturen per 1 augustus 2012. De zorgplicht verplicht
schoolbesturen om te zorgen voor passend onderwijs voor alle leerlingen
met een extra ondersteuningsbehoefte. Het Vilans-onderzoek wijst uit
dat de meeste kinderen die na hersenletsel in het medisch circuit
uitbehandeld zijn, terugkeren naar hun oude school zonder dat
aanpassingen plaatsvinden. Als er op school al aanpassingen gedaan
worden is dit vooral ten behoeve van de lichamelijke beperkingen. Maar
de regels schrijven voor dat voor elk kind met hersenletsel een
individueel onderwijsplan noodzakelijk is. In zo'n plan moet worden
ingegaan op drie centrale aspecten: wat moet het kind leren, hoe kan
dit bereikt worden en waar kan dit het beste gebeuren? In de praktijk
wordt zo'n plan zelden opgesteld. De docenten hebben onvoldoende kennis
over de mogelijke cognitieve gevolgen van hersenletsel. Ook ouders
onderschatten vaak de problemen, of verbinden deze niet aan het
opgelopen hersenletsel. En nemen mede daarom onvoldoende actie.
Zelfs in het speciaal onderwijs is de aandacht voor deze groep kinderen
onvoldoende. De onderzoeker enquêteerde alle 147 scholen voor speciaal
onderwijs. Slechts vier scholen voldeden aan de normen die gesteld
worden in een door onderwijsexperts opgestelde nota van eisen. Het
aantal kinderen met hersenletsel dat op scholen bekend is staat in
schril contrast met het totaal aantal betrokken jeugdigen. Onderzoeker
Hermans pleit voor betere informatieoverdracht vanuit ziekenhuizen aan
leerkrachten, waardoor kinderen met NAH op scholen beter
geïdentificeerd worden.
Het rapport van Eric Hermans is getiteld Eindrapportage - Onderwijs aan
leerlingen met niet-aangeboren hersenletsel: een inventarisatie van
bestaande praktijken is hier te downloaden:
EINDRAPPORTAGE_Onderwijs_Hersenstichting_ZonMW.pdf
Zie het origineel