Groen!
Tegen de âgoede dictators'
door Groen! Webmaster (Groen!) op 3 februari 2011 in "Internationaal"
De revolutionaire democratische golf die de Arabische wereld
overspoelt, is er niet dankzij, maar ondanks het Westen gekomen.
De initiële reacties van de VS en de EU op de Tunesische en nu ook de
Egyptische revolutie waren aarzelend, vaag en ontoereikend en stonden
in schril contrast met het applaus waarop de `groene revolutie' - de
Iraanse democratische beweging na de herverkiezing van Ahmadinejad - in
2009 werd onthaald. De reden hiervoor valt niet ver te zoeken;
democratie is allemaal goed en wel, zolang het de stabiliteit en de
veiligheid van de regio - met andere woorden de Westerse belangen -
niet in gevaar brengt. Niet de politieke en sociale rechten van de
Arabische volkeren, maar de triade Israël, Suez en olie staan hoog op
de politieke agenda. De niet-democratische wereld kent dan ook `goede'
autocraten zoals Moebarak en Koning Abdullah van Saoedi-Arabië en
`slechte' dictators zoals Ahmadinejad en Kim Jong-il. De verbijstering
over de revolutionaire gebeurtenissen van de laatste weken werd echter
niet alleen ingegeven door een hypocriete vrees voor `stabiliteit',
maar drukte tevens een fundamenteel onbegrip en ongeloof uit voor deze
overweldigende manifestatie van `politieke van onderuit' in de
Arabische wereld.
Islamistische agitatoren
Het Midden-Oosten ging volgens Marx gebukt onder een eeuwenlang
despotisme en enkel het kapitalisme en de burgerlijke revolutie zouden
daaraan een einde maken. Deze interpretatie leidt uiteindelijk tot het
idee dat de Arabische pleitbezorgers voor democratie slechts een
kleine, verwesterde elite vormen die in de woestijn roept, omdat `het
volk' passief blijft en hoogstens aangespoord door reactionaire
islamistische agitatoren op straat komt om keet te schoppen.
Modernisering, secularisering en democratisering zijn bijgevolg de taak
van een verlichte dictatuur die door zijn banden met de Westerse wereld
de juiste koers voor het volk uitzet. Wanneer het Tunesische en
Egyptische volk plots massaal op straat komen en hun politieke en
sociale rechten met luide en zelfverzekerde stem opeisen, zijn Westerse
commentatoren met stomheid geslagen. De Arabische volkeren blijken geen
passief object te zijn van een geschiedenis die zich boven hun hoofden
ontvouwt, maar een actief politiek subject dat net zo sterk om
democratie en een menswaardig bestaan smacht als de Westerse massa's in
de 19de eeuw of Oost-Europeanen bij de val van de Muur.
Voor sommige analisten en politici is deze grassroots democratische
omwenteling echter te ongeloofwaardig. Zij grijpen terug naar de oude
categorieën en termen waarin traditioneel het Midden-Oosten verbeeld
werd. Pessimistisch verkondigen ze dat uit de Arabische revolutie geen
liberale of sociale democratie kan ontstaan, aangezien de islam het
voornaamste ideologische kader vormt en de islamisten de enige
georganiseerde oppositie vormen. De terugkeer van de Tunesische
politieke balling Rached Ghannouchi die zijn land al 18 jaar niet meer
zag en die zelfs de begrafenis van zijn ouders niet mocht meemaken,
wordt als bewijs gezien van het startschot van de islamisering van de
revolutie. De retoriek van de Moslimbroeders in Egypte, die al tien
dagen achter de feiten aan lopen, wijst blijkbaar op een radicaal
islamistische machtsovername. De vergelijking met de revolutie van 1979
in Iran is nooit ver weg, maar slaat meestal nergens op.
Tussen Teheran in 1979 en Caïro vandaag is er maar één gelijkenis. Net
zoals in Iran steunt het Westen al decennia het regime van Moebarak.
Zowel de Sjah als Moebarak behoren tot de `goede' dictators. Maar daar
houdt de vergelijking mee op. Teheran is Perzisch, Caïro Arabisch; de
politieke geschiedenis en instellingen van beide landen zijn geheel
verschillend; de economische structuren hebben zich anders ontwikkeld;
het soennitische Egypte kent geen autonome clerus met eigen specifieke
belangen zoals de sjiitische clerus. Wat wel overeenkomt: als het
Westen achter Moebarak blijft staan nu een vreedzame en democratische
volksrevolutie plaatsvindt, komt het waarschijnlijk even bedrogen uit
als Carter, die de Iraanse seculiere oppositie liet vallen om de sjah
door dik en dun te steunen en daarmee Khomeini alle kansen gaf.
De huidige protesten reduceren tot het dilemma `stabiliteit of
fundamentalisme' komt neer op het ontkennen dat Arabische volkeren zelf
hun politieke koers kiezen. Islamisten -- oorspronkelijk ondersteund
door het Westen om seculiere en progressieve krachten het hoofd te
bieden -- spelen naast liberalen, nationalisten en socialisten zeker
een rol in de protesten maar domineren deze helemaal niet. Gewelddadige
groepen zoals Al-Qaida - overigens de aartsvijand van de Moslimbroeders
- zijn compleet afwezig. Wat Arabieren van Marokko tot Irak vandaag
willen, is een democratische arena en zelfbeschikkingsrecht om over hun
toekomst te beslissen. Ook al kunnen deze revoluties uitdraaien op
ontgoochelingen, we hebben geen andere keuze dan consequent de
democratische aspiraties te steunen van de Arabische volkeren die elke
dag oog in oog staan met de repressie van autocraten die al lang
voorbij hun houdbaarheidsdatum zijn.
Sami Zemni - Professor aan de UGent, schrijft samen met onderzoekers
Brecht De Smet en Pascal Debruyne.