Gemeente Rotterdam

Economische Verkenning Rotterdam 2011: samenvatting

embargo tot heden 11.30 uur.

De Economische Verkenning van 2011 is opgesteld in een jaar van voorzichtig herstel van de economie. De recessie heeft de aandacht voor economische vraagstukken aangewakkerd. Voor iedereen en overal in de Rotterdamse samenleving is de impact van de recessie voelbaar. Economie heeft op alles invloed en omgekeerd zijn allerlei factoren in Rotterdam van invloed op de ontwikkeling van de lokale economie. Vandaar dat dit jaar het thema 'Alles is economie'. In dat kader is ook het vitaliteitsweb vernieuwd, zeg maar gerevitaliseerd. Bovendien is nagegaan wat de invloed van de afzonderlijke onderdelen van het vitaliteitsweb is op de economie. Naast het thema besteedt de Verkenning, zoals gewoonlijk, aandacht aan de thema's economie, arbeidsmarkt, kennis en innovatie, ruimte voor ondernemen, consumentenstad, haveneconomie en energie & milieu.
Vitaliteitsweb
De opzet van het vitaliteitsweb is voor deze editie van de Economisch Verkenning grondig vernieuwd. Het vernieuwde vitaliteitsweb is in figuur 1 weergegeven. Ten opzichte van het vorige web zijn de domeinen economie, arbeidsmarkt, kennis en innovatie en ruimte (voor ondernemen) gehandhaafd. Wel zijn wijzigingen aangebracht in de achterliggende indicatoren. De vroegere domeinen 'maatschappelijke voorzieningen' en 'kwaliteit van leven' zijn samengevoegd tot het nieuwe domein 'woon- en leefmilieu'. Nieuw zijn de domeinen 'welvaart' en 'ligging en infrastructuur'. De resultaten van het nieuwe vitaliteitsweb zijn op hoofdlijnen weergegeven in onderstaande figuur. Een overzicht van de achterliggende indicatoren is in de bijlage te vinden. Op het gebied van arbeidsmarkt, ligging en infrastructuur en economie komt Rotterdam boven het landelijk gemiddelde uit. Op de twee laatste gebieden is de positie van de Maasstad ook aardig in lijn met de drie andere grote steden. Voor alle grote steden geldt dat de druk op de ruimte groot is. In Rotterdam is de situatie iets gunstiger dan in de andere grote steden. Ook profiteert de Maasstad, evenals andere grote steden, van agglomeratievoordelen. De gunstige positie op het thema economie heeft Rotterdam te danken aan de zeer hoge arbeidsproductiviteit (haven- en industriecomplex) en het hoge aantal startende ondernemers. Minder sterk staat Rotterdam in de domeinen arbeidsmarkt en kennis en innovatie. Rotterdam behaalt lagere innovatieprestaties. Opvallend is dat Rotterdam vergeleken met de andere drie grote steden verhoudingsgewijs meer hoogwaardige industrie heeft, maar dat het aantal arbeidsplaatsen in de hightech industrie per inwoner niet afwijkt van het gemiddelde in Nederland. Ten opzichte van de andere drie grote steden is het aandeel hoogwaardige diensten in de Maasstad nog bescheiden. De zwakste punten van Rotterdam zijn toch het woon- en leefmilieu en de welvaart van de bevolking. Waar het gaat om het woon- en leefmilieu doet Rotterdam het goed in onderwijs en medische zorg, maar vergeleken bij de andere grote steden minder in cultuur en horeca. Voor wat betreft het thema welvaart zit Rotterdam op vrijwel alle indicatoren onder het gemiddelde van de benchmarkregio's (zie hoofdstuk 1) en ook lager dan de andere drie grote steden. Uit het web ontstaat in één oogopslag het beeld van een stad met veel economische activiteit waar tegelijkertijd de kwaliteit van leven en persoonlijke welvaart bij achterblijven. Overigens blijkt uit voor deze Verkenning uitgevoerde analyses dat er voor de Nederlandse steden geen positieve relatie bestaat tussen economische kracht en welvaart (van de bevolking). Rotterdam is daarvan een uitgesproken voorbeeld.
Figuur 1
Vitaliteitsweb voor de vier grote steden
Bron: Bureau Louter.
Grijs gebied is landelijk gemiddelde

'Alles is economie'
Voor het thema van dit jaar is een analyse gemaakt van de relatie tussen de afzonderlijke dimensies in het vitaliteitsweb en de relaties met de dimensie 'economie' in het bijzonder. Uit de analyse komt naar voren dat economie meer is dan bedrijven, bedrijfsruimte en infrastructuur. Het toekomstige succes van de Rotterdamse economie hangt meer af van menselijk talent, het woon- en leefmilieu en de innovatiekracht van het bedrijfsleven.
Zoals in elke regio drijft in Rotterdam een groot deel van de economie op het ondersteunen van de eigen bevolking. Circa 186.000 banen zijn direct gekoppeld aan de verzorging van de bevolking. De 174.000 overige banen zijn te danken aan de regiofunctie van de stad en de gunstige ligging. Die ligging is grotendeels een gegeven. Bovendien levert het verbeteren van de relatieve ligging, via investeringen in de bereikbaarheid, niet direct veel extra economische groei op. Datzelfde geldt voor de bijdrage die nieuwe bedrijfslocaties aan de economische groei levert. Rotterdam heeft, naast het verhogen van het opleidingsniveau van de (beroeps)bevolking, het meest te winnen bij meer kennisintensieve werkgelegenheid en (mede daarvoor) een verbetering van het woon- en leefmilieu. Het opleidingsniveau is hier lager dan in de andere grote steden. Stel dat het opleidingsniveau hier even hoog zou zijn als in de andere steden, dan zou de stad ongeveer 45.000 arbeidsplaatsen méér hebben gehad dan nu het geval is. Zo groot is de invloed van het opleidingsniveau op de groeikracht van de werkgelegenheid. Het verhogen van het opleidingsniveau is een zaak van beleid gericht op onderwijs, maar heeft ook te maken met de aantrekkelijkheid van Rotterdam als werkstad en als woon- en bezoekstad. Via het lokale beleid is invloed uit te oefenen op het verlagen van schooluitval en het stimuleren van doorleren. Bij het leefklimaat gaat het misschien nog wel meer om investeringen in voorzieningen en de kwaliteit van de openbare ruimte dan in woningen zelf. Daarom is het ruimtelijk ordenings- en stedenbouwkundig beleid ook economisch relevant.
De, in termen van omvang en productiviteit, relatief sterke economie die Rotterdam nu heeft is geen gegeven. Vernieuwing in bedrijven is continu nodig om nieuwe inkomsten te genereren en de productiviteit te verhogen. Aan organisatorische vernieuwingen wordt in Rotterdam relatief veel gedaan en ook telt de stad verhoudingsgewijs veel startende ondernemers. Het bedrijfsleven in Rotterdam en de andere grote steden doet vooral minder aan technologische (product)innovaties. Dat maakt dat de innovatieprestaties van het Rotterdamse bedrijfsleven onder het Nederlands gemiddelde liggen. Zaken als het ondersteunen van lokale kennisvalorisatie en van starters zijn mogelijkheden om via lokaal beleid de innovatiekracht van de Rotterdamse economie te stimuleren. Hoofdstuk 2
De economie van Rotterdam
De economie in Rijnmond is in 2009 met 3,3% gekrompen. Dat is historisch gezien een forse economische teruggang, maar beperkter dan de krimp van de gehele Nederlandse economie. Een opvallend gegeven, aangezien deze regio relatief conjunctuurgevoelig is vanwege de rol van de Rotterdamse haven. De krimp is ook niet hoger uitgevallen dan die in de andere grote steden. Wel heeft het Rotterdamse bedrijfsleven in 2009 een sterkere omzet- en winstdaling gekend dan de overige G3.
Ondanks de recessie is de werkgelegenheid over heel 2009 licht toegenomen en ook dat is tegen de landelijke ontwikkeling in. De zakelijke dienstverlening en zorgsector zijn voor de banengroei verantwoordelijk. De economische crisis heeft de werkgelegenheid in de industrie, groothandel en logistiek wel geraakt.

Hoewel definitieve cijfers over 2010 nog ontbreken zijn er een aantal positieve indicatoren die op herstel wijzen. In de Rotterdamse haven overtreft de overslag die van 2008 en ook het producentenvertrouwen in de regio is inmiddels omgeslagen van per saldo negatief naar positief. 2010 was voor wat betreft de overslag een recordjaar. Het aantal ondernemers dat verwacht dat het economisch klimaat en zijn eigen omzet in het laatste kwartaal van 2010 zullen verbeteren overtreft het aantal ondernemers dat een verslechtering voorziet.
De komende twee jaar wordt in Rotterdam een toename van het aantal arbeidsplaatsen met 0,8% per jaar voorzien. Op wat langere termijn (de periode 2013 - 2015) zal de groei naar verwachting nog iets hoger zijn. De ontwikkeling is ongeveer gelijk aan het nationaal gemiddelde. De hoogste procentuele groei wordt gerealiseerd in de horeca en de zorgsector, gevolgd door zakelijke diensten. In absolute zin is de toename van het aantal arbeidsplaatsen vooral te danken aan zakelijke diensten en de zorgsector.
Zestig procent van de werkgelegenheidsdynamiek (creatie en opheffing van banen) vindt plaats bij bestaande, 'zittende', bedrijven. Niettemin is de lichte banengroei in 2009 te danken aan starters en niet aan dat zittende bedrijfsleven. Starters blijken door de jaren heen en positieve bijdrage aan de werkgelegenheidsgroei in Rotterdam te leveren. De startersgeneraties vanaf 1991 tot heden bieden de stad nu 55.000 banen.
De non-profit sector is de belangrijkste motor achter de lichte werkgelegenheidsgroei in 2009. Deze sector blijft bovendien de top-25 grootste werkgevers in Rotterdam domineren. Traditioneel zijn de gemeente en het Erasmus Medisch Centrum veruit de grootste werkgevers in de stad. Hoofdstuk 3
Arbeidsmarkt
In de stad Rotterdam is veel werkgelegenheid aanwezig in verhouding tot de omvang van de bevolking van 15 t/m 64 jaar. In de rest van de regio Rotterdam geldt een tegenovergesteld beeld. Ondanks de omvangrijke werkgelegenheid in de stad nemen nog steeds veel mensen tussen de 15 t/m 64 jaar niet deel aan de arbeidsmarkt. Ofwel, de bruto participatiegraad in Rotterdam is laag in vergelijking met die in Nederland en de andere grote steden. Wel is de bruto participatiegraad sinds het begin van het nieuwe millennium gestegen, waardoor Rotterdam haar achterstand op de andere grote steden behoorlijk inloopt.
De netto participatiegraad, het aandeel van de beroepsbevolking dat betaald werk heeft, is in Rotterdam eveneens lager dan in de andere grote steden en Nederland. De werkgelegenheid in de stad Rotterdam wordt voor een groot deel bezet door bewoners uit de omliggende regio, die gemiddeld beter opgeleid zijn dan de Rotterdammers zelf. Ook de netto participatiegraad in Rotterdam is het afgelopen decennium gestegen, maar datzelfde is in de andere grote steden gebeurd.
Een lagere netto participatiegraad gaat samen met een hogere werkloosheid. In september was 13% van de Rotterdamse beroepsbevolking werkzoekende zonder werk. Dat aandeel is twee maal zo hoog als het Nederlands gemiddelde. Sinds september 2008 is, ondanks de recessie, de werkloosheid in Rotterdam met slechts 0,6%-punt toegenomen. Die toename van de werkloosheid is minder sterk dan in Nederland. Een ander lichtpunt is dat het aandeel langdurig werkzoekenden (drie jaar of meer) binnen het Rotterdamse werkzoekendenbestand de afgelopen jaren flink is gedaald. In september 2008 was het aandeel langdurig werkzoekenden nog meer dan de helft. Precies twee jaar later is dat aandeel gereduceerd tot 29%. Tegelijkertijd is het aantal (en aandeel) kortdurig werkzoekenden fors toegenomen.

De Rotterdamse beroepsbevolking is jong en krijgt de komende jaren met een aanzienlijke aanwas van jonge instromers te maken. Een relatief groot deel van die toekomstige instromers zijn jongeren die een VMBO-opleiding volgen. De kans dat die jongeren gaan (door)studeren is naar verhouding klein. Rotterdam behoort in Nederland tot de gemeenten met de laagste studiekans. Dat wil zeggen dat het percentage jongeren dat een HBO- of universitaire studie gaat volgen in Rotterdam lager is dan in de meeste andere gemeenten.
Een groot deel van de universitaire studenten in Rotterdam komt oorspronkelijk niet uit de stad. Zij vormen in potentie een aanwinst voor de Rotterdamse arbeidsmarkt. Anderhalf jaar na afstuderen blijkt 29% van de Rotterdamse studenten in de stad te werken en 37% er (nog steeds) te wonen. Daarmee blijven relatief meer studenten voor de korte termijn behouden voor Rotterdam dan in steden buiten de Randstad, zoals Tilburg, Groningen en Maastricht. De (woon- of werk)binding met de stad van studeren is onder studenten in Utrecht en Amsterdam weer sterker dan onder studenten in Rotterdam.
Hoofdstuk 4
Kennis en innovatie
Het Rotterdamse bedrijfsleven biedt minder werk aan kenniswerkers dan het bedrijfsleven in de andere grote steden. Het aandeel kenniswerkers ligt in de Maasstad rond het nationaal gemiddelde. Ondanks de aanwezigheid van hogere opleidingen in management en economie is het aandeel kenniswerkers ook in economische beroepen in de Maasstad niet hoger dan in Nederland. Niettemin houden veel medewerkers in Rotterdam zich met ideeëngenererende activiteiten bezig en is hun aantal tijdens de economische crisis zelfs toegenomen van 47.200 begin 2008 naar 48.700 begin 2010. De sterkste groei van ideeëngenererende activiteiten heeft zich voorgedaan in de adviessector. Waar het gaat om innovatie doet Rotterdam het vooral goed op het gebied van organisatorische vernieuwingen binnen bedrijven en instellingen. Op dit punt alsmede op het gebied van samenwerking met andere bedrijven en procesinnovaties loopt de stad in de pas met de andere grote steden. Rotterdamse bedrijven halen, in vergelijking met de andere grote steden en het Nederlands gemiddelde, echter een veel beperkter deel van hun omzet uit nieuwe producten. Dit is in lijn met het relatief beperkte aantal bedrijven in Rotterdam dat octrooi aanvraagt. Het totaal aantal aanvragen ligt nog vrij hoog, maar dat is voor een groot deel te danken aan de vele aanvragen van één groot bedrijf: Unilever.
De innovatiegraad van de Rotterdamse industrie als geheel is lager dan die van de Nederlandse industrie. In de distributiesector en de zakelijke dienstverlening ligt die graad juist hoger dan het landelijk gemiddelde. Bovendien zijn de innovatieprestaties van het Rotterdamse bedrijfsleven tussen 2004 en 2008 over het geheel genomen verbeterd. Hoofdstuk 5
Ruimte voor ondernemen
De economische recessie heeft zijn weerslag op de Rotterdamse vastgoedmarkt. Voor de markt voor bedrijfsruimte komt de teruggang eigenlijk niet eens zo ongelegen. Die markt is namelijk structureel te krap. De recessie zorgt ervoor dat die markt wat lucht krijgt. De vraag naar bedrijfsruimte is gedaald, terwijl het aanbod is toegenomen. Voor de komende vijf jaar zijn de vooruitzichten dat de markt verder verruimd naar een gezonde situatie. Voor specifieke branches als de logistiek en de groothandel blijft het echter lastig om geschikte huisvesting in de Rotterdamse regio te vinden. Samen met Noord-Brabant is het vraagstuk van verouderde terreinen in de regio Rijnmond het grootst. Het gaat om in totaal 1.000 hectare droge bedrijventerreinen, waarvan een groot deel inmiddels wordt geherstructureerd.

De kantorenmarkt heeft sterk te lijden onder de recessie. Die markt was al een aantal jaar te ruim, aangezien de vraag al langere tijd sterk wordt overtroffen door het aanbod. Weliswaar neemt de jaarlijkse nieuwbouw door de recessie fors af naar een niveau onder de 1% van de voorraad, de vraag is eveneens fors teruggevallen. Een grootschalig leegstandsprobleem dreigt. Nu al bedraagt die leegstand 10% van de voorraad, wat twee maal zo hoog is als gewenst. Uitvoering van alle nieuwbouwprojecten die voor de komende vijf jaar in de stad staan gepland, zou tot een nog verdere verruiming van de markt leiden.
De winkelruimtemarkt heeft vooralsnog niet te maken gehad met een sterk oplopende leegstand. Wel is de totale Rotterdamse winkelareaal in 2009 licht afgenomen. Het proces van schaalvergroting in de markt zet verder door, doordat kleine winkels verdwijnen en nieuwbouw relatief grootschalig van karakter is. Rotterdam kan worden gekenschetst als een 'vervangingsmarkt'. Daarin is ruimte voor op vernieuwing en kwaliteit gerichte winkelontwikkeling. Tegelijkertijd wordt de markt steeds lastiger voor een deel van het (kleinschalige) winkelaanbod in de woonwijken. Hoofdstuk 6
Consumentenstad
De recessie zet de koopkracht van de Nederlandse bevolking onder druk. Gezien de bevolkingssamenstelling van deze stad, mag ervan worden uitgegaan dat ook Rotterdammers de economische neergang in hun portemonnee voelen. De gevolgen op de woningmarkt zijn misschien beperkter, aangezien het eigen woningbezit in Rotterdam (30% van de huishoudens) relatief laag is. De woonaantrekkelijkheid van de stad ten opzichte van die van andere grotere steden is licht afgenomen. Die achteruitgang is toe te schrijven aan een verlaging van de waardering van de kwaliteit van het in de stad aanwezige culinair en cultureel aanbod. Vanaf het begin van dit millennium is zowel de feitelijke als de ervaren veiligheid in de meeste wijken van Rotterdam verbeterd. Aan die opwaartse trend is de laatste paar jaar (voorlopig) een eind gekomen. Ook vorig jaar is de veiligheidssituatie niet verder verbeterd. Rotterdam heeft structureel te maken met een instroom van minder koopkrachtige en een uitstroom van relatief koopkrachtiger huishoudens. Deze discrepantie is de afgelopen jaren wel minder groot geworden. Niettemin heeft het migratiepatroon van en naar Rotterdam een drukkend effect op de koopkrachtontwikkeling van de inwoners. Wel is het zo dat de meeste mensen die Rotterdam verlaten in de directe omgeving gaan wonen. Daardoor blijft zo'n 70% van de vertrekkers gebruik maken van de stedelijke voorzieningen in Rotterdam.
Rotterdammers zelf zijn ook sterk gebonden aan de winkelvoorzieningen in de stad. Maar liefst driekwart van de winkeluitgaven worden in de eigen stad gedaan. Een kwart wordt buiten de stad besteed. Rotterdamse winkeliers zijn voor ongeveer twee derde van hun omzet afhankelijk van de Rotterdammers zelf. Een derde wordt verdiend aan bezoekers van buiten de stad. De Rotterdamse hotelsector herstelt enigszins van de recessie in 2009. Dit is redelijk in lijn met de ontwikkelingen in steden als Amsterdam en Den Haag. Het herstel komt voor rekening van Nederlandse bezoekers. Het aandeel buitenlandse hotelgasten is in de eerste helft van 2010 verder gedaald. Wel verblijven buitenlandse gasten gemiddeld iets langer in Rotterdam dan een paar jaar geleden.

Hoofdstuk 7
Haveneconomie
Na het slechte jaar 2009 herstelt de Rotterdamse haven zich weer flink in 2010. De overslag komt in 2010 zelfs 2,8% uit boven het niveau van 2008. De groei van de overslag is vooral te danken aan de overslag van containers en droge massagoederen (ijzererts en schroot). Het groeitempo van de Rotterdamse haven ligt sinds een aantal jaar hoger dan dat van zijn West-Europese concurrenten Le Havre, Antwerpen en Hamburg. Hierdoor is het marktaandeel van Rotterdam in deze Europese havenregio inmiddels weer teruggekeerd op het niveau van 1990. Rotterdam is vooral een aanvoerhaven met het Verenigd Koninkrijk, Rusland en Brazilië als belangrijkste herkomstmarkten. De aanvoer uit Amerika en China groeit echter het sterkst. De positie van Rotterdam binnen West-Europa als containerhaven is sterker geworden. De haven breidt haar containercapaciteit bovendien sterk uit. Vorig jaar is reeds 15 miljoen TEU (Twenty-Feet Equivalent Units) aan nieuwe overslagcapaciteit in gebruik genomen en daar komt tot 2020 in elk geval nog eens 10 miljoen TEU bij. Hierdoor ontstaat ook meer concurrentie tussen container terminal operators binnen de haven. Per saldo zal de expansie van de overslagcapaciteit ruimte geven aan een gemiddelde jaarlijkse groei in de containeroverslag van 5%. In 2008 realiseerde de Rotterdamse haven voor ¤ 13,5 miljard aan toegevoegde waarde. Sinds 2002 neemt de toegevoegde waarde jaarlijks met gemiddeld ruim 6% toe. Die groei is te danken aan de sterke stijging van de productiviteit en aan havengerelateerde activititeiten die elders in Nederland plaats vinden. Daarom bleef de direct aan de haven gerelateerde werkgelegenheid in de gemeente Rotterdam rond het zelfde niveau schommelen. In 2010 heeft het Havenbedrijf ¤ 370 miljoen geïnvesteerd in de aanleg van de Tweede Maasvlakte. Die aanleg zal in totaal 1.000 ha netto uitgeefbaar terrein opleveren, circa 20% van het tot dusver aanwezige netto havenareaal in Rotterdam. In de eerste fase tot 2013 wordt 700 van de 1.000 hectare havengebied uitgegeven. Dat areaal is reeds volledig gereserveerd door bedrijven (d.w.z. de contracten hiervoor zijn al getekend). Hoofdstuk 8
Milieu en energie
De economische recessie heeft in 2009 in sommige opzichten tot een verminderde belasting van het Rotterdamse milieu geleid. Zo is de uitstoot van CO2 gedaald met 1 megaton naar een kleine 28 megaton. De doelstelling in het Rotterdam Climate Initiative is om in 2010 op 29 megaton uit te komen en in 2025 op 12 megaton. Het aantal meldingen van geluidsoverlast in Rijnmond is afgenomen, mede dankzij een daling in het aantal nachtvluchten vanaf Rotterdam The Hague Airport met 20%. De milieudruk van grote bedrijven is eveneens licht gedaald. Deze is daarmee nog niet teruggebracht tot onder het niveau van 2001 en de afstand tot de oorspronkelijke doelstelling voor 2010 is groot. De achterstand op de doelstelling wordt veroorzaakt door de lozingen van fosfaat en stikstof naar water, de luchtemissies, en door hinder (geluid, stank en stof). Sinds 1999 is de hoeveelheid huishoudelijk afval per inwoner in de regio Rijnmond redelijk stabiel gebleven. Tegelijkertijd is het aandeel van het afval dat wordt gescheiden licht toegenomen naar 35% in 2009. Dat is echter nog een stuk lager dan het landelijke percentage van 49 en ligt ook nog onder de doelstelling van 43%.
Een belangrijk deel van de energievoorzieningen in Rotterdam bestaat uit de consumptie van aardgas en de productie en consumptie van elektriciteit. In totaal wordt er in de gemeente Rotterdam 74 PJ aan elektriciteit opgewekt. Het is duidelijk dat Rotterdam, vanwege de aanwezigheid van de haven en daaraan gelieerde activiteiten, zowel een grote elektriciteitsproducent als - consument in Nederland is. In deze gemeente wordt 18% van alle elektriciteit in Nederland opgewekt en dat terwijl hier slechts 3,6% van de Nederlandse bevolking woont. Het verbruik van elektriciteit in de stad is ook

groot. Bedrijven, instellingen en inwoners in Rotterdam verbruiken 24,7 PJ aan elektriciteit, ongeveer 6% van het totaal finaal verbruik in Nederland. Ook de bedrijven die elektriciteit opwekken in Rotterdam verbruiken zelf elektriciteit. Per saldo blijft nog ruim de helft van de opgewekte elektriciteit over om te 'exporteren' naar andere delen van Nederland. Overigens stijgt het gebruik van groene energie binnen het totale energieverbruik in de stad gestaag. Was dat aandeel in 2007 nog geen 20%, eind 2010 bedraagt het al bijna de helft.