Europees Hof v Justitie


Hof van Justitie van de Europese Unie PERSCOMMUNIQUÉ nr. 12/11 Luxemburg, 1 maart 2011

Pers en Voorlichting

Arrest in zaak C-236/09 Belgische Verbruikersunie Test-Aankoop VZW e.a.

Wanneer met het geslacht van de verzekerde rekening wordt gehouden als risicofactor bij verzekeringsovereenkomsten, vormt dit discriminatie De regel van unisekspremies en -uitkeringen is vanaf 21 december 2012 van toepassing Richtlijn 2004/113/EG1 verbiedt alle discriminatie op grond van geslacht bij de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten. Zo verbiedt de richtlijn in beginsel het gebruik van sekse als een factor bij de berekening van de verzekeringspremies en -uitkeringen in alle verzekeringscontracten die na 21 december 2007 worden gesloten. Zij voorziet evenwel in een uitzondering2, volgens welke de lidstaten vanaf die datum uitzonderingen kunnen toestaan op de regel van unisekspremies en -uitkeringen, mits zij ervoor kunnen zorgen dat de onderliggende actuariële statistische gegevens waarop de berekeningen zijn gebaseerd, betrouwbaar zijn, regelmatig worden geactualiseerd en voor het publiek beschikbaar zijn. De uitzonderingen zijn slechts toegestaan voor zover het nationale recht niet reeds de regel van unisekspremies en -uitkeringen heeft toegepast. Vijf jaar na omzetting van de richtlijn, namelijk op 21 december 2012, moeten de lidstaten nagaan of deze uitzonderingen nog steeds gerechtvaardigd zijn in het licht van de recentste actuariële en statistische gegevens en het door de Commissie drie jaar na de datum van omzetting van de richtlijn opgestelde verslag. De Belgische Verbruikersunie Test-Aankoop VZW en twee particulieren stelden bij het Belgische Grondwettelijk Hof beroep tot vernietiging van de Belgische wet tot omzetting van de richtlijn in. In het kader van dit beroep vroeg de Belgische rechter het Hof van Justitie of deze uitzondering in de richtlijn geldig is gelet op hogere rechtsnormen, met name het Unierechtelijke beginsel van gelijkheid van vrouwen en mannen. In zijn arrest van vandaag wijst het Hof er allereerst op dat de Unie volgens artikel 8 VWEU bij elk optreden ernaar streeft de ongelijkheden op te heffen en de gelijkheid van mannen en vrouwen te bevorderen. Bij de geleidelijke totstandbrenging van deze gelijkheid bepaalt de Uniewetgever op welk tijdstip hij handelt en houdt hij daarbij rekening met de ontwikkeling van de economische en sociale situatie in de Unie. Het Hof wijst er vervolgens op dat de Uniewetgever in de richtlijn bepaalde dat de uit het gebruik van sekse als een factor bij de berekening van premies en uitkeringen voortvloeiende verschillen uiterlijk op 21 december 2007 moesten zijn weggewerkt. Aangezien het gebruik van seksegerelateerde actuariële factoren ten tijde van de vaststelling van deze richtlijn wijdverspreid was bij het verlenen van verzekeringsdiensten, kon de Uniewetgever de toepassing van de regel van unisekspremies en -uitkeringen evenwel terecht geleidelijk met passende overgangsperiodes ingang doen vinden. Dienaangaande herinnert het Hof eraan dat de richtlijn afweek van de bij dezelfde richtlijn ingestelde algemene regel van unisekspremies en -uitkeringen door de lidstaten de mogelijkheid te geven om vóór 21 december 2007 te beslissen proportionele verschillen voor de verzekerden toe te staan in de gevallen waarin sekse een bepalende factor is bij de beoordeling van het risico, op basis van relevante en nauwkeurige actuariële en statistische gegevens.
1

Richtlijn 2004/113/EG van de Raad van 13 december 2004 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten (PB L 373, blz. 37). 2 Artikel 5, lid 2, van richtlijn 2004/113/EG.

www.curia.europa.eu



Deze mogelijkheid zal vijf jaar na 21 december 2007 worden getoetst, waarbij rekening wordt gehouden met een verslag van de Commissie, maar de lidstaten die van deze mogelijkheid hebben gebruikgemaakt, mogen, doordat de richtlijn niet preciseert hoe lang deze verschillen mogen duren, de verzekeraars de toepassing van deze ongelijke behandeling zonder tijdslimiet toestaan. In deze omstandigheden bestaat volgens het Hof het gevaar dat de uitzondering op de gelijke behandeling van vrouwen en mannen in de zin van de richtlijn naar Unierecht onbeperkt blijft toegestaan. Een bepaling die de betrokken lidstaten toestaat een uitzondering op de regel van unisekspremies en -uitkeringen zonder beperking in de tijd te handhaven, is dus in strijd met de verwezenlijking van het doel van gelijke behandeling van vrouwen en mannen en moet ongeldig worden geacht bij het verstrijken van een passende overgangsperiode. Bijgevolg verklaart het Hof de uitzondering op de algemene regel van unisekspremies en -uitkeringen in de verzekeringssector ongeldig met ingang van 21 december 2012.

NOTA BENE: De prejudiciële verwijzing biedt de rechterlijke instanties van de lidstaten de mogelijkheid, in het kader van een bij hen aanhangig geding aan het Hof vragen te stellen over de uitlegging van het recht van de Unie of over de geldigheid van een handeling van de Unie. Het Hof beslecht het nationale geding niet. De nationale rechterlijke instantie dient het geding af te doen overeenkomstig de beslissing van het Hof. Deze beslissing bindt op dezelfde wijze de andere nationale rechterlijke instanties die kennis dienen te nemen van een soortgelijk probleem.

Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Hof van Justitie niet bindt. De volledige tekst van het arrest is op de dag van de uitspraak te vinden op de website CURIA. Contactpersoon voor de pers: Stefaan Van der Jeught (+352) 4303 2170 (+32) 2 2964106

Beelden van de uitspraak van het arrest zijn beschikbaar via "Europe by Satellite"

www.curia.europa.eu