Raad voor de Journalistiek

Uitspraken vastgesteld d.d. 4 maart 2011
door mr. V.H.G. Lebesque, voorzitter, mw. A.C. Diamand, T.R. Harkema, ir. B.L. Hooghoudt en mw. drs. M.G.N. Mathot, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris.

X / A. Stegeman
Uitspraak: ongegrond c.q. gegrond
In een aflevering van `Undercover in Nederland' heeft verweerder aandacht besteed aan de handelwijze van klaagster als paardenhandelaar. Voorafgaand aan die uitzending heeft klaagster in een kort geding-procedure onder meer een verbod tot uitzending c.q. openbaarmaking gevorderd van materiaal en informatie over haar en/of haar paardenstallen. Nadat de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam vonnis had gewezen, heeft het Gerechtshof te Amsterdam SBS/verweerder verboden het programma geheel of gedeeltelijk openbaar te maken zonder dat de stem van klaagster zodanig is vervormd dat deze onherkenbaar is.
Vervolgens is in een uitzending van `RTL Boulevard' aandacht besteed aan de juridische procedure tussen klaagster en verweerder, waarbij verweerder live in de studio is geïnterviewd.
Klacht betreffende `Undercover in Nederland'
In de uitzending is aan de orde gesteld dat klaagster paarden verkoopt en daarbij aan de kopers bewust onjuiste c.q. onvolledige informatie zou verstrekken over onder meer de gezondheid van de dieren, hetgeen niet alleen het welzijn van de dieren zeer nadelig zou kunnen beïnvloeden, maar waardoor ook nieuwe eigenaren van die paarden onnodig (fysiek) risico zouden kunnen lopen. Het kan maatschappelijk relevant en journalistiek geboden zijn om journalistiek onderzoek te verrichten naar de mogelijke betrokkenheid van klaagster bij onoorbare praktijken. Het is immers een taak van de pers om misstanden aan de kaak te stellen.
Verweerder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de uitzending is gebaseerd op eigen onderzoek, dat hij naar aanleiding van diverse tips heeft verricht. Verweerder had voldoende aanleiding om in de uitzending over klaagster te berichten. (zie punten 1.2., 1.3. en 2.2.5. van de Leidraad van de Raad)
Overigens behoeft een journalist zich bij het hanteren van kwalificaties als `oplichting' en `misleiding' niet te beperken tot gedragingen waarbij sprake is van `oplichting' en `misleiding' in strafrechtelijke zin. Het is aannemelijk dat de handelwijze van klaagster door de geïnterviewde bronnen als `oplichting' c.q. `misleiding' wordt beschouwd. (vgl. RvdJ 2003/48 en RvdJ 2002/48) Klaagster heeft verder bezwaar gemaakt tegen de uitgezonden beelden betreffende de pseudo-koop, waarbij medewerkers van verweerder hebben voorgewend dat zij een paard van klaagster wilden kopen en zij hun contacten met klaagster hebben opgenomen met een verborgen camera. Verweerder heeft naar aanleiding van waarschuwingen van verschillende bronnen eigen onderzoek verricht naar de handelwijze van klaagster. Om zich een zo volledig mogelijk en controleerbaar beeld te kunnen vormen van dit - reeds aanwezige - nieuwsfeit, hebben medewerkers van verweerder als pseudo-kopers contact gelegd met klaagster. Niet kan worden geconcludeerd dat verweerder met zijn handelwijze een incident heeft uitgelokt met de kennelijke bedoeling nieuws te creëren. (zie punt 2.1.2. van de Leidraad)
De Raad is voorts van oordeel dat het uitgezonden materiaal dat verweerder `undercover' met verborgen opname-apparatuur heeft vergaard, concretiseringen en bijzonderheden ten aanzien van de werkwijze van klaagster bevatten, die aan de uitzending authenticiteit en daarmee een relevante meerwaarde gaven. De maatschappelijke relevantie van het onderwerp mede in aanmerking genomen, is onder deze omstandigheden de handelwijze van verweerder niet ontoelaatbaar. (zie punten 2.1.1., 2.1.5. en 2.1.6. van de Leidraad)
Daarbij komt dat klaagsters naam niet is vermeld, dat haar gezicht onherkenbaar is gemaakt en dat haar stem is vervormd. Dat dat laatste onvoldoende zou zijn gebeurd, waardoor klaagster in de uitzending algemeen herkenbaar zou zijn, acht de Raad niet aannemelijk. Van een ontoelaatbare schending van klaagsters privacy is geen sprake. Dat klaagster wellicht in kleine kring is herkend, kan daaraan niet afdoen. Verder heeft klaagster nog gesteld dat verweerder gebruik heeft gemaakt van montagetrucs, hetgeen verweerder gemotiveerd heeft betwist. Voor zover het standpunt van klaagster al juist is - hetgeen de Raad niet kan vaststellen - is niet aannemelijk geworden dat in de uitzending een zodanig vertekend beeld van klaagster is geschetst, dat daarmee journalistiek onzorgvuldig is gehandeld. Daarbij is mede in aanmerking genomen dat in de uitzending tevens beelden zijn getoond waaruit blijkt dat klaagster haar dieren respectvol behandelt. Bovendien heeft verweerder voorafgaand aan de uitzending wederhoor toegepast. Hij heeft in eerste instantie klaagster onvoorbereid met draaiende camera met zijn bevindingen geconfronteerd. Dit kan in beginsel niet worden aangemerkt als een serieuze manier tot het bieden van een gelegenheid tot wederhoor. (vgl. RvdJ 2010/50) Uit de uitzending is echter gebleken dat aan de advocaat van klaagster ook nog op een andere, aanvaardbare wijze om een reactie is gevraagd en dat die reactie in de uitzending is verwerkt. Dat verweerder hiertoe eerst is overgegaan na het vonnis van de voorzieningenrechter in Amsterdam, kan daaraan niet afdoen. (zie punt 2.3.1. van de Leidraad) Verweerder heeft voldoende evenwichtig over (de handelwijze van) klaagster bericht en de kijker wordt voldoende de ruimte geboden de verschafte informatie te wegen. Het stond verweerder vrij een kritische benadering van het onderwerp te kiezen. Er was voor verweerder ten slotte geen aanleiding om tot een rectificatie over te gaan. Deze klacht is derhalve ongegrond.
Klacht betreffende `RTL Boulevard'
De Raad stelt voorop dat de (hoofd)redactie in eerste instantie verantwoordelijk is voor de gehele inhoud van de uitzending. De klacht is echter gericht tegen verweerder die in de gewraakte uitzending werd geïnterviewd. Verweerder was nadrukkelijk in zijn rol van programmamaker/journalist - derhalve in de uitoefening van zijn beroep
- in de uitzending te gast en gaf in die hoedanigheid een toelichting op zijn eigen programma. Dit brengt mee dat zijn optreden moet worden beschouwd als een `handelen van een journalist in de uitoefening van zijn beroep' en derhalve als `journalistieke gedraging' in de zin van de Statuten. (vgl. RvdJ 2001/39)
De uitlatingen van verweerder laten de kijker geen andere ruimte voor de conclusie dan dat het hof in zijn arrest heeft vastgesteld dat klaagster zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting, dierenleed en misleiding. De beweringen van verweerder ter zake zijn feitelijk onjuist. Uit het arrest blijkt dat volgens het hof `mogelijk' sprake is van een ernstige maatschappelijke misstand, dat het gaat om `verdenking' en dat het oordeel van het hof `voorshands' c.q. `voorlopig' is. Aldus is onvoldoende onderscheid gemaakt tussen de door het arrest van het hof gedragen feiten en omstandigheden enerzijds en de daarop gebaseerde mening en opinie van verweerder anderzijds. (zie punt 1.4. van de Leidraad)
Verweerder heeft ervoor gekozen het arrest van het hof in eigen woorden te vatten. Hoewel dit de begrijpelijkheid voor de kijkers ten goede kan komen, dient daarmee zorgvuldig te worden omgegaan, zeker waar het vonnissen betreft die met grote nauwkeurigheid van woordkeuze plegen te worden opgezet. Voorkomen moet worden dat parafrases en citaten van dien aard zijn dat daarmee een andere betekenis c.q. lading aan de feiten wordt gegeven, dan in de gebruikte bronnen. (vgl. RvdJ 2010/52) Verweerder werd geïnterviewd naar aanleiding van door klaagster tegen hem gerichte dwangmiddelen. In zo'n situatie mag de journalist voor zijn belangen opkomen en zelfs zijn woorden enige kracht bijzetten. In de uitzending heeft verweerder echter duidelijk en herhaaldelijk feitelijke onjuistheden verkondigd, terwijl hij de essentie van het arrest van het hof ook correct had kunnen weergeven, zonder dat hij zich daarbij van - voor het grote publiek mogelijk onbegrijpelijk - juridisch jargon had hoeven te bedienen.
Dit leidt tot de conclusie dat verweerder journalistiek onzorgvuldig heeft gehandeld. Hieraan kan niet afdoen dat de advocaat van klaagster aan het woord is gelaten, nu dit een vooraf opgenomen gesprek betreft, waarin alleen de vraag aan de orde is gesteld of de stem van klaagster in de uitzending van `Undercover in Nederland' al dan niet voldoende zou zijn vervormd. Deze klacht is derhalve gegrond. Trefwoorden:

· Journalistieke werkwijze: bronnen, camera-overvaltechniek, hoor en wederhoor, open vizier, verborgen cameratechniek
· Feitenweergave: onjuiste, tendentieuze berichtgeving
· Privacy: televisie
Publicatie op www.rvdj.nl/2011/13

X / N. van der Naald en Dagblad De Limburger
Uitspraak: ongegrond
Klager maakt bezwaar tegen het artikel "Notarisoorlog laait op" met het chapeau "'Zakelijk conflict' Splitsing van groot notariskantoor in Venlo". Kern van de klacht is dat sprake is van onjuiste, tendentieuze berichtgeving, waarbij klagers privacy ongerechtvaardigd is aangetast en hem geen gelegenheid tot wederhoor is geboden. Klager heeft aangevoerd dat ten onrechte de term `notarissenoorlog' is gebruikt. Verweerders hebben gemotiveerd aangevoerd dat zij die term in eerdere publicaties hebben gebruikt ter aanduiding van een hevige concurrentiestrijd tussen notariskantoren in Noord-Limburg, waarbij ook het kantoor betrokken was waarover nu wordt bericht. Voorts is zowel in het chapeau als in het artikel aan de lezer voldoende duidelijk gemaakt dat aan de onderhavige kwestie een andere reden ten grondslag ligt. Onder deze omstandigheden is het gebruik van de term `notarissenoorlog' niet journalistiek ontoelaatbaar.
Verder heeft klager gesteld dat ten onrechte een verband is gelegd tussen strafrechtelijk en tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van hem c.q. zijn collega Y en de ontbinding van de maatschap. De Raad acht het aannemelijk dat voor verweerders voldoende aanleiding bestond hierover te berichten op de wijze zoals zij hebben gedaan. Daarbij hebben verweerders voldoende terughoudendheid betracht, door de beweringen ter zake niet als feit te presenteren en de (voorlopige) reacties van het Openbaar Ministerie, het Bureau Financieel Toezicht en de Kamer van Toezicht in de publicatie op te nemen. Bovendien zijn de vermeende verwijtbare handelingen - objectief bezien - niet aan klager c.q. zijn collega Y toegeschreven. (zie punten 1.4. en 2.2.5. van de Leidraad van de Raad)
Het voorgaande in aanmerking genomen bestaat geen grond voor de conclusie dat klagers privacy door de vermelding van zijn naam disproportioneel is aangetast. Gelet op de aard van de kwestie is de vermelding van klagers naam journalistiek relevant en niet ontoelaatbaar. Daarbij is mede in aanmerking genomen dat twee dagen voor het gewraakte artikel een advertentie van het notariskantoor in Dagblad De Limburger is gepubliceerd, waarin de naam van klager eveneens was vermeld. (zie punt 2.4.1. van de Leidraad) Voorts staat niet ter discussie dat Van der Naald voorafgaand aan de publicatie met klagers collega Y heeft gesproken en dat toen aan de orde is geweest dat zou worden bericht over `mogelijk strafrechtelijke zaken'. Hoewel het wellicht beter zou zijn geweest als Van der Naald Y duidelijker over de voorgenomen publicatie zou hebben geïnformeerd, kan ook op dit punt niet worden geconcludeerd dat verweerders journalistiek onzorgvuldig hebben gehandeld. Het is aannemelijk dat Y de strekking van de publicatie voldoende duidelijk moet zijn geweest. Dat hij mogelijk onvoldoende adequaat heeft gereageerd, kan verweerders niet worden verweten. Gezien het feit dat het gaat om een zakelijk conflict tussen klager en Y enerzijds en het notariskantoor c.q. Z anderzijds, terwijl geen sprake is van beschuldigingen die klager persoonlijk betreffen, mochten verweerders de reactie van Y beschouwen als een reactie van Y en klager gezamenlijk. Die reactie is ook in het artikel verwerkt. Niet is gebleken dat Van der Naald met Y heeft afgesproken dat zij hem vooraf de tekst van het artikel ter inzage zou toesturen en zij was daartoe ook anderszins niet gehouden. (zie punt 2.3.1. van de Leidraad)
Ten slotte heeft klager aangevoerd dat verweerders ná de publicatie onzorgvuldig hebben gehandeld, door te weigeren op zijn klacht te reageren. Verweerders hebben dit echter gemotiveerd betwist. Gelet op de toelichting van partijen acht de Raad onvoldoende grond aanwezig voor de conclusie dat verweerders ter zake journalistiek onzorgvuldig handelen kan worden verweten.
Nu verder niet is gebleken dat het artikel relevante feitelijke onjuistheden bevat, leidt een en ander tot de slotsom dat verweerders geen grenzen hebben overschreden van hetgeen - gelet op de eisen van journalistieke zorgvuldigheid - maatschappelijk aanvaardbaar is. Trefwoorden:

· Journalistieke werkwijze: hoor en wederhoor, inzage vooraf
· Feitenweergave: tendentieuze berichtgeving
· Privacy: vermelding persoonlijke gegevens Publicatie op www.rvdj.nl/2011/14

mr. F. IJspeerd / Binnenlands Bestuur
Uitspraak: ongegrond
Op de website www.binnenlandsbestuur.nl is het artikel "Gemeentemedewerker chanteert VNG met Wob" gepubliceerd. Kern van de klacht is dat verweerder journalistiek onzorgvuldig heeft gehandeld door het verzoek van klager om anonimisering van de publicatie niet te honoreren. In het gewraakte artikel wordt aandacht besteed aan een groot aantal Wob-verzoeken dat door klager is ingediend en de daaruit voortvloeiende reactie van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG).
Uit de stukken is gebleken dat klager met het plaatsen van diverse berichten op het internet over dezelfde kwestie - zowel voor als na de gewraakte publicatie - bewust de openbaarheid heeft gezocht. Voorts kan het vermelden van de persoonlijke gegevens van klager, mede gezien de achtergrond van de kwestie, journalistiek relevant worden geacht. Aldus bestaat geen grond voor het oordeel dat verweerder de belangen van klager bij de bescherming van diens privacy onvoldoende heeft afgewogen tegen het maatschappelijk belang dat met de publicatie is gediend, door klagers verzoek om anonimisering van het artikel af te wijzen. Niet kan worden geconcludeerd dat de privacy van klager door de instandhouding van de publicatie disproportioneel is geschaad. Dat dit klager niet welgevallig is, kan daaraan niet afdoen. (zie punt 2.4.1. van de Leidraad)
Klager heeft nog gewezen op een uitspraak van het College Bescherming Persoonsgegevens inzake een publicatie door de VNG. De Raad overweegt dat die uitspraak geen betrekking heeft op de berichtgeving van verweerder en dat verweerder ter zake een eigen verantwoordelijkheid heeft. Overigens beoordeelt de Raad niet de rechtmatigheid van een journalistieke gedraging. Een dergelijke toetsing is voorbehouden aan de rechter.
Verder heeft klager gesteld dat hij het rapport over hoe gemeenten omgaan met fraudestatistieken heeft geschreven als gemeente-ambtenaar en dat zijn handelen na weigering van de VNG om het rapport te bespreken met het ministerie van Sociale Zaken - het indienen van Wob-verzoeken - een zuivere privé-aangelegenheid was. Klager heeft betoogd dat verweerder op onheuse wijze heeft getracht nieuws te creëren door het Wob-verzoek bewust te verbinden aan het feit dat klager gemeente-ambtenaar is. Volgens de Raad bestaat er een dusdanig verband tussen beide acties dat niet gesproken kan worden van het acteren in verschillende kwaliteiten; bij het eerste als ambtenaar, bij het tweede als burger. Er is geen grond voor het oordeel dat verweerder op dit punt journalistiek ontoelaatbaar heeft gehandeld. Trefwoorden:

· Privacy: vermelding persoonlijke gegevens
· Journalistieke werkwijze: misbruik van informatie Publicatie op www.rvdj.nl/2011/15

---

ma 14 febr 2011 - Uitspraak vastgesteld d.d. 10 februari 2011
- F. Otten / 'Vermist' (TROS) (RvdJ 2011/10)

Lees verder...
---

ma 14 febr 2011 - Uitspraken vastgesteld d.d. 9 februari 2011
- P.D. Harmsen en E.P.L. van Beek / Veluweland.nl (RvdJ 2011/8)
- C.W.M. Melisse / I. de Groot en AD De Dordtenaar (RvdJ 2011/9) Lees verder...
---
wo 9 febr 2011 - Uitspraken vastgesteld d.d. 2 februari 2011
- L. de Deugd / M. Koolhoven en De Telegraaf (RvdJ 2011/6)
- mr. P.M. Smits / B. Middelburg en Het Parool (RvdJ 2011/7) Lees verder...
---
wo 9 febr 2011 - Uitspraak vastgesteld d.d. 2 februari 2011
- X / Panorama (RvdJ 2011/5) Lees verder...
---