Centrale Raad van Beroep


Langdurigheidstoeslag en inkomen toenmalig partner

De gemeente heeft op grond van art. 36, lid 1, onderdeel b, van de WWB de LDT geweigerd, omdat appellante in de periode van 60 maanden (referteperiode) enige tijd een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd en haar toenmalige partner destijds een inkomen uit arbeid heeft ontvangen dat hoger was dan de gehanteerde norm van EUR 764,-- per kalenderjaar.
In lijn met zijn uitspraak van 8 augustus 2006, LJN AY8382, overweegt de Raad dat in art. 36, lid 1, onderdeel b, van de WWB besloten ligt dat ten aanzien van de persoon die op de datum waarop de periode van 60 maanden is bereikt (peildatum) als ongehuwd moet worden aangemerkt, beoordeeld moet worden of in de periode van 60 maanden geen inkomsten uit of in verband met arbeid heeft ontvangen of ten aanzien van wie het college van oordeel is dat, gelet op de zeer geringe hoogte van de inkomsten uit of in verband met arbeid in die periode en de zeer geringe duur van deze arbeid, in redelijkheid niet gesproken kan worden van een feitelijke aanwezigheid van arbeidsmarktperspectief. De Raad stelt vast dat appellante in de onderhavige referteperiode geen inkomsten uit of in verband met arbeid heeft ontvangen. Aan de omstandigheid dat appellante enige tijd een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd en dat haar toenmalige partner in die periode inkomsten uit arbeid heeft genoten, kan niet de betekenis worden toegekend dat appellante over arbeidsmarktperspectief beschikt. Uit die omstandigheid kan immers alleen worden afgeleid dat die partner over arbeidsmarktperspectief beschikt.
Ingevolge art. 36, lid 1, onderdeel a, van de WWB bestaat geen recht op LDT als de betrokkene in de referteperiode een inkomen heeft dat hoger is dan de bijstandsnorm. De Raad is van oordeel dat in deze bepaling besloten ligt dat degene die op de peildatum alleenstaand is, maar in een deel van de referteperiode gehuwd is geweest of een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd niet aan deze voorwaarde voldoet als het inkomen van de toenmalige echtgenoot/partner destijds hoger was dan de bijstandsnorm voor gehuwden. Het ligt immers in de rede dat inkomen aan de beide echtgenoten/partners toe te rekenen.

LJ Nummer

BP7519

Zie het origineel
Bron: Centrale Raad van Beroep Datum actualiteit: 15 maart 2011 Naar boven