Universiteit van Tilburg

Persbericht 15 maart 2011

Overheid jaagt onnodig angst aan om wetgeving georganiseerde misdaad door te drukken

Het bespelen van angst is een belangrijk middel van de overheid. Het aanvaarden van wetgeving, van nieuwe maatregelen of van grotere uitgaven in een begroting wordt bevorderd als de overheid erin slaagt vrees voor een verschijnsel op te roepen en te manipuleren. Beleidsvorming op het gebied van georganiseerde en transnationale misdaad en geld witwassen is daar een goed voorbeeld van. Dat zei hoogleraar strafrechtspleging Petrus van Duyne in zijn afscheidsrede op 14 maart, hij pleitte daarin ook voor beter onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek.

Is de burger werkelijk bang voor deze vormen van misdaad, die hij vooral kent uit de media en die een bron van sensationeel vermaak zijn? En als de burger niet angstig is, is er dan geen sprake van manipulatie? Een bestudering van de beleidsvorming op dit gebied laat zien dat de overheden nationaal en internationaal vooral elkaar met angstboodschappen bestoken, stelt Van Duyne. Daarbij doet het er niet toe dat aantoonbare onware stellingen naar voren worden gebracht. Deze dienen er vooral toe om de onderlinge samenhang te handhaven, zoals in een geloofsgemeenschap (licht)gelovigen bij elkaar gehouden worden. Afwijkende stellingen en empirisch onderzoek worden genegeerd of buitengesloten waarvoor gemeenschappelijke dreigingsbeelden in de plaats gesteld worden. Het feit dat de geïndustrialiseerde landen na 25 jaar van dreiging door deze zware misdaad en daarmee verbandhoudende misdaadgeld, veiliger en welvarender zijn geworden, wordt buiten beschouwing gelaten. In plaats daarvan gaat deze geloofsgemeenschap door met haar rituelen en financiële spookberekeningen over de omvang van de misdaadgelden.

Onderzoekers moeten toetsen en weerleggen
Dit leidt tot verstrekkende internationale wetgeving die alle burgers raakt. Helaas wordt dit overheidsgedrag meer dan eens ondersteund door sommige gehoorzaam meelopende wetenschappelijke onderzoekers, vindt Van Duyne. Hij wijst dit gedrag af en stelt dat onderzoekers niet de taak hebben gangbare stellingen van de overheid te ondersteunen, maar te toetsen en te weerleggen.