Vereniging van Toezichthouders in Woningcorporaties
Leerpunten uitspraak rechter over voormalig directeur De Key 18 maart
2011 12:13
De kantonrechter acht (voormalig) directeur van De Principaal (de
afdeling projectontwikkeling van De Key) aansprakelijk op grond van
misleiding van de Raad van Commissarissen (RvC) van de Key met
betrekking tot de aankoop van grond in Zeewolde door middel van een
zgn. ABC-transactie. Tot de directie van De Principaal behoorde ook de
destijds statutair directeur van de Key.
De ex-directeur van woningcorporatie De Key uit Amsterdam moet 3,2
miljoen euro schadevergoeding betalen aan zijn voormalige werkgever.
Ook moet hij zijn ontslagvergoeding terugbetalen. De ex-directeur heeft
zich volgens de rechtbank schuldig gemaakt aan ,,opzettelijke
misleiding''. Hij was betrokken bij de transactie van een stuk grond
waarbij De Key voor 3,2 miljoen euro werd benadeeld. Dat bedrag is
verdiend door een tussenpersoon, die zonder medeweten van de RvC bij de
grondaankoop betrokken was. De tussenpersoon is een oud-collega van de
ontslagen directieleden.
De uitgebreide beschrijving van de feiten en de uitspraak van de
rechtbank laten zien dat misleiding van de RvC grote (financiële)
gevolgen kan hebben. Een belangrijke vraag is of de RvC niet had kunnen
en/of moeten weten dat er aan de betreffende grondaankoop een luchtje
zat?
Na het lezen van het vonnis is het aannemelijk dat de raad opzettelijk
is misleid. Hiertegen is geen enkele RvC bestand, of wel? Had met meer
kennis van dit soort transacties in de raad er misschien eerder een
alarmbel kunnen gaan rinkelen en had er gerichter kunnen worden
doorgevraagd? Of is het een niet-reële eis dat de RvC ook voldoende
kennis in huis moet hebben over grondaankopen en vastgoedtransacties?
Hieronder is een korte samenvatting van het vonnis weergegeven. Het
gehele vonnis kunt u nalezen op http://jure.nl/bp6661.
Wij zijn benieuwd naar uw reactie.
Samenvatting beoordeling en uitspraak rechtbank
Met woningcorporatie De Key is de kantonrechter van oordeel dat het op
de weg van gedaagde had gelegen de RvC van correcte informatie te
voorzien. Het betrof voor de RvC (klaarblijkelijk) immers een wezenlijk
punt in het kader van een transactie waarmee een zeer groot financieel
belang was gemoeid. Anders dan gedaagde doet voorkomen blijkt uit de
betreffende aanbiedingsbrief met bijgevoegde documentatie ook niet dát
sprake zou zijn van een ABC-transactie. Ook aangenomen dat de omstreden
woorden (" er wordt rechtstreeks gekocht van de boer" ) niet door
gedaagde, maar door de voormalig statutair directeur zijn gesproken,
rustte op gedaagde als goed werknemer naar het oordeel van de
kantonrechter dan ook de plicht om deze mededeling te corrigeren en de
RvC "uit de droom te helpen". Waarom hij dit heeft nagelaten, heeft
gedaagde niet uit de doeken gedaan, anders dan te wijzen op de positie
van de voormalig statutair directeur. Het feit dat de voormalig
statutair directeur als direct leidinggevende van gedaagde aanwezig was
tijdens de RvC vergadering, doet aan de eigen plicht en
verantwoordelijkheid van gedaagde als directeur van De Principaal om de
RvC bij haar besluitvorming van de juiste informatie te voorzien echter
niet af. Gedaagde heeft de RvC hoe dan ook in de waan gelaten dat
rechtstreeks van de boer werd gekocht en heeft gezwegen waar hij had
moeten spreken. Dit moet als opzettelijke misleiding worden aangemerkt
en als een dringende reden voor ontslag op staande voet en bovendien
gedrag dat tot schadeplichtigheid leidt. Dat ABC-transacties destijds
niet ongebruikelijk zouden zijn geweest en dat gedaagde de hoogte van
de "waardesprong" vooraf niet bekend zou zijn gemaakt, doet aan die
conclusie niet af. Integendeel moet het gedaagde worden aangerekend dat
hij, ondanks de slechte reputatie van de tussenpersoon, naar eigen
zeggen genoegen heeft genomen met diens weigering om open kaart te
spelen en dat hij ook geen nadere inlichtingen heeft ingewonnen over de
door deze gestelde "positie" ten aanzien van de grond. De kantonrechter
acht aannemelijk (alleen al vanwege het feit dat ernaar werd gevraagd)
dat juiste voorlichting omtrent de beoogde ABC-transactie voor de RvC
aanleiding zou zijn geweest om in elk geval niet zonder meer
toestemming te geven voor de voorgestelde aankoop, maar eerst nader
onderzoek te verlangen naar de "positie" van de tussenpersoon. In het
verlengde daarvan is voorts zonder meer aannemelijk dat de RvC geen
goedkeuring zou hebben gegeven nadat haar de werkelijke positie van de
tussenpersoon en de beoogde "waardesprong" als gevolg van de
ABC-transactie bekend waren geworden. Het argument dat de betaalde
prijs ondanks de "waardesprong" marktconform zou zijn geweest gaat
alleen al niet op omdat de oorspronkelijke grondeigenaar tegenover
Deloitte heeft verklaard dat hij wel degelijk rechtstreeks (naar valt
aan te nemen voor EUR 22.628.312,-) aan De Key had willen verkopen. De
vraag of goedkeuring van de RvC destijds formeel was geregeld, doet in
dit verband niet ter zake. Waar het om gaat is dat de goedkeuring van
de RvC voor de aankoop is gevraagd en dat daarbij geen volledige
openheid van zaken, maar onjuiste informatie is gegeven en niet
rechtgezet. Ook de vraag of gedaagde zelf financieel voordeel heeft
gehad van de verzwegen ABC-transactie doet aan het vorenstaande niet
af.
Dit leidt tot de slotsom dat gedaagde De Key een dringende reden heeft
gegeven om de arbeidsovereenkomst op te zeggen. De qua omvang en
causaliteit verder niet betwiste schade als gevolg van de misleiding
van de RvC kan worden begroot op het gevorderde bedrag van EUR
3.232.616,- aangezien de kantonrechter ervan uitgaat dat de
ABC-transactie bij correcte informatie van de RvC geen doorgang zou
hebben gevonden en niet of rechtstreeks van de oorspronkelijke
grondeigenaar zou zijn gekocht. Aangenomen dat gedaagde niet van de
hoogte van de "waardesprong" op de hoogte was, komt dit onder de
gegeven omstandigheden voor zijn risico. Het gevorderde bedrag gelijk
aan de "waardesprong" zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de
wettelijke rente vanaf de dag waarop De Key de koopsom heeft betaald en
de schade heeft geleden.
Het vorenstaande brengt verder mee dat De Key met recht aanspraak maakt
op terugbetaling van de op basis van het kort geding vonnis betaalde
beëindigingsvergoeding. Het vonnis in kort geding is gewezen voordat
het definitieve rapport van Deloitte bekend was geworden. Het uit dien
hoofde voldane bedrag van EUR 100.000,- bruto moet thans als
onverschuldigd betaald worden aangemerkt.