Rijksoverheid
Toespraak staatssecretaris De Krom op jaarcongres van de Landelijke
Cliëntenraad
Toespraak | 31-03-2011
Toespraak staatssecretaris De Krom van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
tijdens het jaarcongres van de Landelijke Cliëntenraad op 31 maart 2011
in Nieuwegein, uitgesproken door directeur-generaal J.A.M. Hilgersom.
Dames en heren,
Eigenlijk had staatssecretaris De Krom hier voor u moeten staan. Maar
hij is voor een spoeddebat naar de Tweede Kamer geroepen. En de regel
is dat het Parlement altijd voorrang heeft boven andere verplichtingen.
De staatssecretaris vindt de goede relatie met u heel belangrijk. En
daarom heeft hij mij gevraagd hem vanmiddag te vervangen.
Het is goed om hier op uw jaarcongres te zijn. Het is ook goed om met
u, de Landelijke Cliëntenraad, in gesprek te zijn en te blijven. Zeker
in deze tijd.
We staan immers voor ingrijpende veranderingen in de sociale zekerheid.
Die veranderingen moeten zorgvuldig tot stand komen. De mening van
mensen die ermee te maken krijgen telt voor ons. Dat geldt zowel voor
degenen die de nieuwe regels straks gaan uitvoeren, als voor de
cliënten.
Die laatste groep - de uitkeringsgerechtigden - is nu veel te groot. En
die dreigt groter te worden als er niet wordt ingegrepen. Er zitten te
veel mensen opgesloten in een uitkering of in een regeling zoals de
WSW, terwijl zij meer in hun mars hebben. Mensen willen vaak wel
werken, maar zij slagen er niet in via een baan het beste uit zichzelf
te halen. En dat terwijl we vanwege de vergrijzing de komende jaren
juist iedereen nodig hebben om te werken en onze welvaart te behouden.
Dat we de capaciteiten van mensen onvoldoende benutten komt mede door
de manier waarop de sociale zekerheid is ingericht. Het stelsel is
teveel een vangnet en te weinig een springplank, ook al zijn met de
herziening van de WAO en de bijstand in de afgelopen jaren wel stappen
in de goede richting gezet.
We zijn er echter nog niet. We hebben nog altijd een aantal regelingen
met hetzelfde nobele doel, namelijk mensen aan de slag helpen. Maar het
maakt nogal wat uit in welke regeling je terecht komt, de bijstand, de
sociale werkvoorziening of de Wajong. Zij kennen verschillende rechten
en plichten, ik hoef u dat hier niet te vertellen, u heeft dat wellicht
zelf ervaren. Daardoor verschillen ook de kansen om werk te krijgen en
dat zou niet mogen. Daar wil het kabinet wat aan doen.
Want werk is juist voor iedereen belangrijk. Je hoort zo vaak hoe
geweldig mensen het vinden dat zij een baan hebben. Als je werkt dan
ben je financieel zelfstandig. Je hebt de kans je te ontplooien. En je
voorkomt dat je in een sociaal isolement raakt.
Maar een baan is helaas nog niet voor iedereen weggelegd. Even een paar
cijfers. Er zitten zo'n 300.000 mensen in de bijstand. Voor een deel
onnodig, omdat zij kunnen werken. Bij de invoering van de WWB in 2004
zeiden tegenstanders: er zijn mensen die je nooit aan de slag krijgt.
Maar die wet is een eclatant succes. De harde kern is met tweederde
afgenomen. Het bewijst dat er in de bijstand altijd weer mensen te
vinden zijn die kunnen en vaak ook willen werken.
Daarnaast hebben nu 200.000 mensen een Wajong-uitkering; als we niets
doen stijgt hun aantal naar 400.000. Dat moeten we met elkaar niet
willen, dat is ook onbetaalbaar. Gelukkig heeft een kwart van de
huidige Wajongers een baan. Maar als je de cijfers analyseert dan
blijkt dat zelfs de helft van hen geheel of gedeeltelijk kan werken. Er
is hier dus nog een wereld te winnen.
Nog eens honderdduizend mensen hebben een baan in de sociale
werkvoorziening. Het kabinet heeft in het Regeerakkoord afgesproken
deze mensen - het zittend bestand - ongemoeid te laten. Die afspraak
staat, maar bij de toekomstige wsw'ers wil het kabinet we wel meer
inzetten op werk. Want wat blijkt? De helft van hen zou met enige
begeleiding bij een gewone werkgever aan de slag kunnen.
De conclusie is dat veel te veel mensen gevangen zitten in de sociale
zekerheid. Soms wellicht tegen wil en dank. Daarom wil het kabinet naar
een sociaal stelsel dat mensen aanmoedigt en niet afremt.
Maar er zijn nog andere redenen om meer mensen aan de slag te krijgen.
Redenen die buiten de mensen liggen over wie we het vandaag hebben,
maar die wel gevolgen voor hen hebben.
Neem de krimpende beroepsbevolking. De komende jaren gaan veel meer
mensen met pensioen dan er jongeren bijkomen om het werk over te nemen.
Als we niks doen dan komen we in ons land straks bijna een miljoen
werknemers tekort. Vacatures worden dan niet meer vervuld. Bedrijven
lopen omzet en winst mis. Dat kost welvaart. Dat zal z'n weerslag
hebben op voorzieningen als de sociale zekerheid waar we met z'n allen
zo aan hechten.
En dan is er het regeerakkoord waarin forse ombuigingen zijn
afgesproken. Het kabinet wil de overheidsuitgaven met achttien miljard
euro verminderen. Door de crisis hebben we rake klappen opgelopen. De
staatsschuld is inmiddels zo hoog dat we er jaarlijks bijna dertien
miljard euro rente over moeten betalen.
Die overheidsuitgaven en -schulden moeten omlaag. Het kabinet wil niet
dat we Griekenland, Portugal en Ierland achterna gaan. En het wil ook
onze kinderen en kleinkinderen niet met die schuldenlast opzadelen.
Daarom is het nodig om nu in te grijpen.
Het kabinet vindt het logisch dat we in de sociale zekerheid een fors
deel van de ombuigingen - 1,8 miljard euro - voor onze rekening nemen.
De sociale zekerheid beslaat een kwart van de totale rijksbegroting.
Dat geld wordt door de burgers opgebracht. Dan mogen zij ook een
bijdrage van de sociale zekerheid verwachten als we met z'n allen de
broekriem moeten aanhalen. Die bijdrage kan onder meer worden geleverd
door meer mensen uit een uitkering aan het werk te helpen.
We moeten zoveel mogelijk mensen met een arbeidsbeperking aan de slag
krijgen in gewone bedrijven. Dat is ons gezamenlijke belang: van de
overheid en van u, de Landelijke Cliëntenraad. We staan voor dezelfde
uitdaging.
We gaan werkgevers op alle mogelijke manieren helpen om die mensen aan
te nemen. We maken het zo makkelijk mogelijk voor ze. Ondernemers
moeten ondernemen, zonder rompslomp. Gemeenten gaan die ondersteuning
bieden. Van alle overheidsinstellingen staan zij het dichtst bij hun
inwoners. Zij kennen de regionale arbeidsmarkt. Zij kennen hun
uitkeringsgerechtigden. En gemeenten hebben al een berg aan ervaring
met mensen aan de slag helpen.
Maar gemeenten kunnen de klus niet in hun eentje klaren. Werkgevers- en
werknemersorganisaties kunnen een bijdrage leveren als het erom gaat
mensen met een arbeidsbeperking aan de slag te helpen. Zij kunnen daar
onderling afspraken over maken. Het kabinet ziet voor hen een
belangrijke taak. De overheid kan ook een steentje bijdragen door
mensen met een arbeidsbeperking werk te bieden.
De LCR is hierin voor ons een belangrijke bondgenoot. U kunt de
gemeenten scherp houden als het er straks om gaat zoveel mogelijk
mensen uit een uitkering aan de slag te helpen. En u bent in de positie
om werkgevers ervan te overtuigen dat mensen met een grote afstand tot
de arbeidsmarkt uitstekend in staat zijn om te werken.
De LCR is een goede gesprekspartner, een bondgenoot. Dat was zo onder
uw vorige voorzitter, de heer Jan Laurier. We hebben er alle vertrouwen
in dat we de goede relatie onder de nieuwe voorzitter, de heer Gerrit
van der Meer, kunnen voortzetten. Ik hoorde van de staatssecretaris dat
hij de afgelopen tijd al verschillende malen plezierig en constructief
met hem heeft gesproken. Ik wens de heer Van der Meer mede namens de
staatssecretaris veel succes in zijn nieuwe rol van voorzitter van de
LCR.
Tot slot wil ik nog enkele woorden richten tot de heer Jan Laurier. U
was de eerste voorzitter van de LCR. Na twee termijnen van vier jaar
moest u afscheid nemen en ik begrijp dat u dat met weemoed heeft
gedaan. U bent een gedreven mens en een groot inspirator van de
cliëntenparticipatie. U stond aan de wieg van de onafhankelijke
arbeidsadviseur en de individuele re-integratie overeenkomst. U heeft
er ook voor gezorgd dat het cliëntenperspectief werd meegenomen in de
ontwikkeling van het kwaliteitsinstituut `Blik op werk'.
Ik heb me laten vertellen dat u zich niet gaat vervelen. Naast
voorzitter van Blik op werk bent u voorzitter van de Woonbond en lid
van de Eerste Kamer. En ik hoorde ook dat u als kenner van de stad
Leiden boeiend kunt vertellen over de historie van die stad. U schijnt
daar onder anderen president Bush en de keizer van Japan te hebben
mogen ontvangen. Voor wie hier meer over wil weten zou ik zeggen: grijp
uw kans tijdens het buffet!
Dank u wel.