GroenLinks
GroenLinks van radicaal en Rijnlands naar Scandinavië

Maandag 4 april 2011, 11:03u - Anna van Dijk

GroenLinks gaat terug naar haar roots. Bij het twintigjarige bestaan organiseren het Wetenschappelijk Bureau en de GroenLinks Academie een lezingencyclus over de idealen van GroenLinks. Bij de tweede bijeenkomst keek Kees Vendrik, jarenlang het financiële brein van de Kamerfractie, terug op de ontwikkeling van het sociaal-economische gedachtegoed van de partij.

Door Simon Otjes*

Vendrik schetste drie tradities in de ontwikkeling van het sociale programma van GroenLinks: de radicale traditie, de traditie van het Rijnlandse model, en de Scandinavische traditie. 'De radicale traditie is afkomstig uit de PPR en in mindere mate de EVP. Dit is de traditie van het basisinkomen. De PPR leverde fundamentele kritiek op het arbeidsbestel waarin mensen worden gedwongen te werken. Daarom zouden mensen een van overheidswege gegarandeerd inkomen moeten krijgen. Het hoogste goed voor de radicale traditie is dat mensen worden bevrijd van arbeidsdwang. Ik heb me altijd verzet tegen het idee van het basisinkomen, in feite een AOW zonder leeftijdgrens: als is het te laag is, leidt het tot armoede en als het hoog is, is het onbetaalbaar. Daarnaast vind ik dat een verplichting tot arbeid vormend werkt voor de samenleving. Een basisinkomen impliceert dat mensen het recht zouden hebben om geen deel uit te maken van de samenleving. Als je rechten hebt, horen daar plichten tegenover te staan.'
In de jaren '90 is binnen GroenLinks flink gediscussieerd over het basisinkomen, maar het idee heeft nooit een meerderheid gekregen, al is in de vorm van een negatieve inkomstenbelasting deels in het verkiezingsprogramma 1994-1998 terecht gekomen.

'De tweede traditie is verbonden met de PSP en de CPN en vormt een doorlopende lijn in de programma's van GroenLinks. Dit is de traditie van het Rijnlandse model. Hierbij gaat het om concrete verbeteringen voor mensen die er slecht voor staan - sociale strijd in samenwerking met de vakbeweging en binnen het sociaal-economische overlegmodel.' Het aantrekken van de prominente vakbondsman Paul Rosenmöller voor de eerste Tweede Kamerlijst van GroenLinks was nadrukkelijk bedoeld om het sociale gezicht van GroenLinks te versterken.
In het Rijnlandse model is een uitruil gemaakt: 'Werkgevers behielden zeggenschap over de arbeidsmarkt en in ruil daarvoor is Nederland voorop gegaan in sociale zekerheidswetgeving. Een passief arbeidsmarktbeleid wordt gecombineerd met een actief socialezekerheidsbeleid.' Vendrik heeft een groot bezwaar tegen het Rijnlandse model: 'De basis van dit model is een hechte organisatie van belangengroepen. Maar dat betekent dat er ook een groep wordt buitengesloten: er ontstaat een groeiende groep outsiders. Nederland kent de grootste tweedeling tussen mensen met een vast contract en mensen die daar geen aanspraak op kunnen maken, zoals flexwerkers en zzp'ers die amper rechten opbouwen.'

De derde traditie, die Vendrik de Scandinavische traditie noemt, ontstond pas later en werd sinds begin van dit decennium steeds sterker: 'Feministische en progressieve economen wezen op de nadelen van het Rijnlandse model: op de arbeidsmarkt ontstaat ongelijkheid en uitsluiting, en het is bovendien slecht voor de overheidsfinanciën. Het Scandinavische model is een alternatief voor het Rijnlandse model: 'Je moet de arbeidsmarkt corrigeren, dus niet aan de zijlijn wachten en pas ingrijpen als problemen zich aandienen. We moeten het opnemen voor de mensen die aan de rand van de arbeidsmarkt staan. Dat heeft Femke Halsema in 2005 willen doen met Vrijheid Eerlijk Delen, en ik was het helemaal met haar eens.' De kritiek op deze notitie kwam vooral uit de hoek van de aanhangers van het Rijnlandse model.

In Vrijheid Eerlijk Delen hebben Halsema en Van Gent de Scandinavische traditie verder uitgewerkt in een aantal concrete maatregelen op het gebied van ontslagrecht, AOW en belastingen. Vendrik: 'Het ontslagrecht, bijvoorbeeld, dat moet echt worden gemoderniseerd. Het is geen bescherming tegen ontslag, maar vooral een vergoedingsregeling. Het is nu zo dat naarmate je langer werkt en meer verdient, je een grotere vergoeding krijgt. Dat zorgt voor een absurd ongelijke verdeling: je bent het beste beschermd als je de beste positie hebt, als je het langst werkt en het hoogste inkomen hebt. Maar de mensen met de hoogste inkomens, die hoef je niet te beschermen. Die redden het wel. Je moet het opnemen voor de groeiende groep mensen die geen rechten hebben, daar moet je solidair mee zijn. Daarom koos Vrijheid eerlijk delen primair voor die zwakke groepen en ontstond er een conflict met de vakbeweging.'

Vendrik neemt afscheid van alle relativerende geluiden over de vergrijzing: 'De vergrijzing is een groot probleem. In de zorg zullen veel meer mensen nodig zijn, omdat mensen in de laatste jaren van hun leven de meeste aanspraak op zorg doen. Er zullen evenveel mensen extra in de zorg nodig zijn als er jonge mensen op de arbeidsmarkt bij komen. Dan gaan die salarissen flink stijgen: de bankiers van vandaag zijn de verplegers van morgen. Hierdoor zal de zorg voor veel groepen onbetaalbaar worden. GroenLinks wil dat voorkomen; daarom zat in Vrijheid Eerlijk Delen ook een AOW-voorstel.'
Vendrik: 'Bij de AOW zie je ook weer een rare ongelijkheid: veel mensen zijn op hun vijftiende gaan werken en die moeten na vijftig jaar werken op hun 65ste met pensioen. Mark Rutte is gaan werken op zijn 28ste: en hij mag na 37 jaar met pensioen. Mensen die eerder beginnen met werken doen vaak zwaarder werk en leven daarom significant korter. Mark Rutte die maar 37 jaar gewerkt heeft, krijgt langer AOW, terwijl hij minder lang premie heeft betaald dan iemand die op zijn vijftiende is begonnen met werken. Die ongelijkheid moeten we bestrijden: als je eerder bent begonnen met werken, dan mag je eerder stoppen. Als je niet werkt, dan ben je nu gratis mee verzekerd, zonder dat daar verplichtingen tegenover staan. Dat is niet te handhaven: we hebben straks iedereen nodig.'

Toch staan de verschillende tradities niet lijnrecht tegenover elkaar. De radicale en de Scandinavische traditie kunnen elkaar vinden in hervorming van de arbeidsmarkt: 'Van de Amerikanen hebben we geleerd om arbeidsmarktbeleid te voeren. De Amerikanen geven werknemers met een laag salaris een fikse korting op de belastingen. Soms is deze korting zo fiks, dat ze geen belasting betalen maar geld toe krijgen. Dan creëer je een soort basisinkomen voor werkenden. Door dat soort maatregelen is GroenLinks bij de CPB-berekeningen al jaren de banenkampioen, met de VVD. Alleen doen zij dat over rechts en dus verkeerd, en wij doen dat over links en dus goed.'

De drie tradities delen dezelfde hoofddoelen, die Vendrik ontleent aan de drieslag van de Franse Revolutie: vrijheid, gelijkheid en broederschap (of solidariteit): 'Vrijheid is het hoofdmotief bij de radicale en de Scandinavische traditie. Vrijheid is een klassiek links begrip: mensen moeten vrij zijn om zelf vorm te geven aan hun eigen leven. Voor vrijheid heb je gelijkheid nodig. Dat is de norm van het Rijnlandse model.' De voorlopers van GroenLinks hadden in de jaren '70 en '80 nauwe banden met diverse met emancipatiebewegingen: 'Vrouwen en allochtonen wilden ook gelijk behandeld worden.' Juist voor deze groepen neemt de Scandinavische traditie het op. Vendrik: 'De enige manier om te verzekeren dat vrijheid en gelijkheid aan iedereen toekomt, is solidariteit centraal te stellen. Solidariteit is het grondvest van de sociale politiek. Solidariteit is de notie dat jouw inkomen niet aan jou toekomt: de talenten die je hebt, zijn van God gegeven of door de natuur geschonken. Alleen als je je dat beseft, kun je solidair zijn.'


* Simon Otjes werkt bij de Universiteit Leiden als promovendus en is redacteur van het GroenLinks Magazine