Commissie Gelijke Behandeling

Waarom de rechter anders oordeelt dan de CGB over hoofddoek op Volendamse school
04-04-2011
Begin dit jaar oordeelde de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) dat een Volendamse katholieke middelbare school discrimineerde doordat een islamitische leerlinge geen hoofddoek mocht dragen. Op 4 april jl. heeft de kantonrechter in Zaandam de eis van het meisje om haar hoofddoek te mogen dragen afgewezen.

Waarom oordeelt de rechtbank anders dan de CGB eerder dit jaar?

Vonnis kantonrechter
De kantonrechter oordeelt dat de school mag beslissen om leerlingen met een hoofddoek te weigeren, omdat een school zijn eigen afwegingen mag maken. De rechter zegt dat dit niets met discriminatie op grond van godsdienst te maken heeft. De rechter gaat er daarmee aan voorbij dat de wetgever heeft bepaald dat bijzondere scholen alleen uitingen van een ander geloof mogen weigeren als zij kunnen aantonen dat dit noodzakelijk is voor de identiteit van de school. En daar zat nu juist het probleem: de Volendamse school heeft niet kunnen aantonen dat het hoofddoekverbod in verband staat met het katholieke karakter van de school. Laat staan dat een hoofddoekverbod daarvoor noodzakelijk was. En dat is wat de wet eist.

Oordeel CGB
De CGB oordeelde dat de school niet duidelijk heeft kunnen maken dat het verbod om een hoofddoek te dragen te maken had met het katholieke karakter van de school (oordeel 2011-02). De school had eerder in de pers gezegd dat het hoofddoekverbod juist niets te maken had met godsdienst, maar dat een hoofddoek alleen was verboden omdat petten en mutsen dat ook waren. Ook uit het schoolreglement bleek niet dat het hoofddoekverbod te maken had met de katholieke identiteit van de school. Daarom kon de school geen beroep doen op de uitzondering voor bijzondere scholen. De CGB oordeelde dan ook dat de school verboden onderscheid maakte op grond van godsdienst door de leerling te verbieden een hoofddoek te dragen.

Wat zegt de wet?
Voorop staat dat de wet bepaalt dat leerlingen in beginsel de ruimte moeten krijgen om hun godsdienst of levensovertuiging te uiten door middel van hun kleding. Dat geldt zowel voor openbare scholen, als voor het bijzonder onderwijs. Het betekent bijvoorbeeld dat een school een leerling niet zomaar mag verbieden om een hoofddoek te dragen. Dat is sprake van onderscheid op grond van godsdienst. Voor scholen op bijzondere grondslag, bijvoorbeeld een katholieke, heeft de wetgever een uitzondering gemaakt. Dan moet zo'n school wel kunnen aantonen dat het verbod om bijvoorbeeld een hoofddoek te dragen noodzakelijk is in verband met de identiteit van de school. Ook moet de school daarin consequent zijn. Dit staat in de Algemene wet gelijke behandeling (AWGB).

Dus bijzondere scholen mogen voortaan hoofddoeken verbieden? Zoals gezegd mogen bijzondere scholen alleen hoofddoeken verbieden als ze kunnen aantonen dat een hoofddoekverbod noodzakelijk is in verband met de identiteit van de school en dat ze daarop een consequent beleid voeren.
Al eerder oordeelde de CGB over hoofddoeken van islamitische leerlingen op een katholieke school (oordeel 2003-112) en op een protestant-christelijke school (oordeel 2007-61). In deze beide gevallen kon de school wel een beroep doen op de uitzondering voor bijzondere scholen. Een hoofddoekverbod was daarom toegestaan.