Ingezonden persbericht


http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2011/04/04/kamerbrief-onderwijsbevoegdheid-docenten-kunstvakken.html


1
4 april 2011

Onderwijsbevoegdheid docenten kunstvakken

Met uw brieven van 23 september 2010 met kenmerk 2010D36296 respectievelijk van 9 februari 2011 met kenmerk 2011D06504 vraagt u mijn reactie op de brieven van mevrouw L. Broekhuizen, portefeuillehouder Masterkwestie in het bestuur van de Vereniging voor Onderwijs in Kunst en Cultuur. Het betreft haar brieven aan u van achtereenvolgens 6 juli 2010 en 21 januari 2011. Mijn verontschuldigingen dat mijn antwoorden lang op zich hebben laten wachten. Mevrouw Broekhuizen reageert op de brief die u op 27 mei 2010 ontving van de huidige minister Marja van Bijsterveldt -Vliegenthart. Ik hecht eraan om vast te stellen dat genoemde brief van 27 mei 2010 naar mijn mening een adequate reactie bevat op eerdere brieven van de VONKC. Het is dan ook jammer dat mevrouw Broekhuizen van mening is dat in die brief de loop der gebeurtenissen op een selectieve wijze is weergegeven, waardoor een vertekend beeld zou ontstaan van de door de VONKC aangekaarte kwestie. Centraal in de problematiek lijkt te staan de vraag of voor de docenten van de kunstvakken (dan wel voor een of meer van de kunstvakken) moet worden uitgegaan van gegradeerde opleidingen (eerste- en tweedegraads opleidingen) of van ongegradeerde opleidingen leidend tot een ongedeelde bevoegdheid. In de brief van 27 mei is niet uitgebreid ingegaan op de voorgeschiedenis als het gaat om een keuze op dat terrein, maar is uitgegaan van de actuele stand van zaken op dat moment, namelijk dat bij de implementatie van de masteropleidingen de instellingen ervoor hebben gekozen uit te blijven gaan van een ongedeelde bevoegdheid verbonden aan de bacheloropleiding. Leraren kunnen vervolgens een daarop aansluitende masteropleiding volgen die weliswaar niet leidt tot een aanvullende bevoegdheid (en daarmee een drempel voor benoeming in het 1e graadsgebied) maar wel leidt tot verbreding en verdieping van bekwaamheid. De mogelijkheid om zo'n masteropleiding te volgen staat open voor elke leraar. Er is op geen enkele wijze sprake van een "onvermoede kans op bezuinigingen in het opleidingencircuit" zoals de brief van 6 juli jl. suggereert.

Ook wordt in de brief van 27 mei 2010 op geen enkele wijze geschreven of bedoeld dat kunstvakken makkelijker zouden zijn dan andere vakken of dat de opleidingen voor het kunstvakonderwijs beter zouden zijn dan andere opleidingen voor het leraarschap.
Feit is dat tot heden de betreffende opleidingen ongedeeld en ongegradeerd zijn, zoals bijvoorbeeld ook het geval is bij de opleidingen voor leraar lichamelijke opvoeding. Feit is ook dat voor de leraren kunstvakonderwijs de mogelijkheid bestaat om een aansluitende masteropleiding te volgen. Intussen gaan ontwikkelingen verder. Het lijkt mij goed om de discussie met de VONKC te plaatsen in die verdergaande ontwikkeling en te bezien hoe de ontwikkeling van opleidingsprofielen is geplaatst in de discussie over herpositionering van de kunstvakopleidingen in het proces van het sectorplan kunstvakonderwijs (de commissie Dijkgraaf). Verder is het zo dat de hogescholen die kunstvakopleidingen verzorgen bij de evaluatie van de profielen ook de discussie hebben gevoerd over enerzijds aansluiting bij de ontwikkeling van kennisbases in het kader van het project Werken aan kwaliteit (op basis van de kwaliteitsagenda Krachtig Meesterschap) om de positie in het reguliere onderwijs te versterken en anderzijds om zich beter te verhouden tot de ontwikkelingen in de zogenoemde buitenschoolse kunsteducatie.
Deze bredere discussie gaat over een fundamentele herpositionering van de kunstvakopleidingen. Het werkveld, ook de VONKC, is daarbij actief betrokken. De bespreekpunten uit de brieven van de VONKC kunnen in dat kader aan de orde komen. Hogescholen zullen zich daarbij focussen op de conclusies die kunnen/moeten worden getrokken uit de toekomstgerichte analyse van de commissie Dijkgraaf, de inhoudelijke vertaling daarvan in het sectorplan kunstvakonderwijs en de uitkomsten van de bestuurlijk en politieke discussie daarover.

de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Halbe Zijlstra