Rijksoverheid


12 april 2011

Vragen over deelname van Europese bedrijven aan een conferentie in Dubai over aftappen en filteren van telecommunicatie

Geachte voorzitter,

Hierbij zend ik u, mede namens de minister van Buitenlandse Zaken en de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, de antwoorden op de vragen van het lid El-Fassed (GroenLinks) aan de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over de deelname van Europese bedrijven aan een conferentie in Dubai over aftappen en filteren van telecommunicatie (ingezonden op 15 maart 2011 onder nummer 2011Z05185).


1 Bent u bekend met de ISS World MEA Conference, een beurs die van 21 tot en met 23 februari jongstleden plaatsvond in Dubai?1 Antwoord Ja. 2 Hoe oordeelt u over het feit dat een groot aantal Europese bedrijven, waaronder enkele Nederlandse, tijdens deze conferentie haar technologie voor het aftappen, filteren en blokkeren van internet en telefonie ­ waaronder Deep Packet Inspection - onder de aandacht bracht van politie- en veiligheidsdiensten uit het Midden-Oosten en Afrika? 3 Deelt u de opvatting dat het bijzonder ongewenst is dat Nederlandse bedrijven dergelijke technologie (proberen te) verkopen aan regimes die deze inzetten voor onderdrukking van de eigen bevolking?

Antwoord 2 en 3 Het staat bedrijven vrij om deel te nemen aan internationale conferenties, waarmee zij menen nieuwe markten te kunnen aanboren voor hun producten, die een tweeledige toepassing kennen. Behalve het door u genoemde ongewenste gebruik kunnen deze producten worden ingezet voor bijvoorbeeld het bestrijden (blokkeren) van kinderporno uit het buitenland. Er is geen formeel verbod op deze specifieke handelsactiviteiten. Maar daarmee is niet gezegd dat het ook verantwoord of wenselijk is als ze plaatsvinden. Zoals de speciale vertegenwoordiger van de VN voor bedrijfsleven en mensenrechten, professor John Ruggie, helder stelt, zijn er geen mensenrechten die niet door bedrijfsactiviteiten kunnen worden geschonden, rechtstreeks of door betrokkenheid. Professor Ruggie stipuleert dat staten de plicht hebben om mensenrechten te beschermen, en dat bedrijven een verantwoordelijkheid hebben om mensenrechten te respecteren. De regering onderschrijft deze visie. Ieder bedrijf dient zi ch te kunnen verantwoorden als zijn handelen kenbare mensenrechtenconsequenties heeft. Dit uitgangspunt wordt ook betrokken bij de update van de OESO Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen, die voor Nederlandse bedrijven als referentie voor hun buitenlandse activiteiten gelden. Daarin worden bedrijven onder meer opgeroepen om activiteiten op gebied van internetvrijheid en respect voor vrije meningsuiting te ondersteunen. 4 Bent u bereid de betreffende bedrijven aan te spreken op hun gedrag en te weerhouden van de levering van internetfilters en vergelijkbare technologie aan repressieve regimes? Bent u bereid en in staat om vooruitlopend op Europese regelgeving deze handel te verbieden? Antwoord Dit kabinet hecht groot belang aan maatschappelijk verantwoord ondernemen en wil met het bedrijfsleven samenwerken om gestalte te geven aan een gedeelde verantwoordelijkheid voor de bescherming van mensenrechten in het buitenland. Ik zal op korte termijn de desbetreffende bedrijven o p het ministerie uitnodigen om hen te wijzen op mogelijk misbruik van filtertechnologie voor antidemocratische en repressieve doeleinden. Daarbij zal ik hen verzoeken eventuele samenwerking op het gebied van de verspreiding en het toegankelijk maken van internetfiltertechnologie te staken zodra zij de indruk hebben dat er een dreiging is van misbruik. Tevens zal ik hen verzoeken over deze zaak in nauw contact te blijven met mijn ministerie. Het belang van internetvrijheid ­ dat door recente ontwikkelingen in de Arabische wereld eens te meer is aangetoond - heeft al geruime tijd bijzondere aandacht van de regering. Het uitgangspunt van Nederland voor de bevordering van internetvrijheid is dat alle belanghebbende partijen ­ variërend van overheden en bedrijven, NGO's en internationale organisaties ­ gezamenlijk een verantwoordelijkheid dragen om de vrije toegang tot internet en de vrijheid van meningsuiting op internet te garanderen. In dat kader heeft Nederland vorig jaar een expertmeeting over dit onderwerp georganiseerd, waar een diversiteit aan stakeholders aanwezig was. Een verslag hiervan ging uw Kamer reeds toe2. Momenteel is Nederland in gesprek met Canada, het Verenigd Koninkrijk, de VS, Zweden en andere, ook niet-westerse landen, om aan dit initiatief op ministerieel niveau een vervolg te geven. Nadrukkelijk is het daarbij de ambitie om - net als bij de genoemde expertmeeting ­ vertegenwoordigers van telecombedrijven en search engines te betrekken. Wat Nederland betreft dragen bedrijven een bijzondere verantwoordelijkheid tot zelfrestrictie om te zorgen dat hun technologie niet in verkeerde handen valt. In dat kader heeft de regering meermalen bedrijven opgeroepen een internationale gedragscode op het gebied van internetvrijheid te omarmen, zoals het reeds bestaande Global Network Initiative. Daarnaast moet wat Nederland betreft de discussie over de mogelijkheid van een restrictie op de export vanuit de EU van bepaalde filtertechnologie ­ waar Nederland in de EU ook eerder al voor pleitte ­ worden geïntensiveerd. Door het tweeledige karakter van deze technologie (het kan immers ook worden toegepast voor legitieme doeleinden als de bestrijding van kinderporno) is dit een complexe discussie. In dit kader verwijs ik ook naar de toespraak van minister Rosenthal over dit onderwerp, welke namens hem werd uitgesproken bij een bijeenkomst van het Aspen Institute op 24 maart jl. te Brussel3. 5 Kunt u een overzicht geven van recente en lopende contracten van Nederlandse bedrijven met overheden en telecombedrijven in het Midden-Oosten en Afrika omtrent de levering van technologie voor en expertise over het aftappen, filteren en blokkeren van telecommunicatie? Zo niet, bent u bereid een onderzoek te starten naar zulke contracten met repressieve regimes? Antwoord Een de rgelijk overzicht heeft de Nederlandse overheid niet voorhanden. Zoals aangegeven bij vraag 4 ben ik bereid bedrijven aan te spreken op hun maatschappelijke verantwoordelijkheid in dit verband. 6 Deelt u de mening dat het risico dat internetfilters gebruikt worden voor repressie ook voor democratische overheden een reden zou moeten zijn om af te zien van de invoering van filters? Antwoord Nee. Er is geen reden om te veronderstellen dat democratische overheden dergelijke instrumenten zullen inzetten voor andere dan legitieme doeleinden, zoals het bestrijden van kinderporno.

(w.g.)

drs. M.J.M. Verhagen Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie