Gemeente Utrecht

2011 SCHRIFTELIJKE VRAGEN
37 Vragen van mevrouw drs. N.M. van Gemert
(ingekomen 14 maart 2011
en antwoorden door het college verzonden op 12 april 2011)

In Utrecht is het de praktijk dat niet iedere dakloze een uitkering kan aanvragen. Dit kan pas na een 'kennismakingsgesprek' met een ambtenaar van SoZaWe. In die gesprekken worden personen die volgens de ambtenaar geen kans maken op een uitkering doorverwezen naar een andere stad of instelling. Via de SP-hulpdienst hebben wij vernomen dat daklozen tijdens dit 'kennismakingsgesprek' onterecht afgewezen worden, maar na bemiddeling van een advocaat vaakwel in staat worden gesteld om een aanvraag in te dienen. Daarom heeft de SP fractie de volgende vragen


1. Is het college op de hoogte van het feit dat daklozen die een uitkering willen aanvragen dit pas kunnen doen na een kennismakingsgesprek? Ja, dit kennismakingsgesprek heet het inloopspreekuur. Dak- en thuislozen melden zich op dit spreekuur voor het indienen van een bijstandsaanvraag. De datum waarop de dakloze zich op het spreekuur heeft gemeld is bepalend voor de vaststelling van de ingangsdatum van het recht op bijstand (art. 44, eerste lid, van de WWB). Het tijdstip waarop de aanvraag na deze eerste intake daadwerkelijk is ingediend staat hier los van.


2. Sinds wanneer is dit beleid van kracht en waarom is dit beleid ingevoerd? De werkwijze bestaat al sinds de invoering van de (nieuwe) Algemene bijstandswet (nAbw) in 1996. Het betreft hier geen gemeentelijk beleid, maar een werkwijze binnen de kaders van de wet die er op is gericht dat de betrokken persoon zo snel mogelijk een duidelijk antwoord op zijn hulpvraag krijgt. Het doel van het inloopspreekuur is tweeledig. In de eerste plaats moet het college onder andere de identiteit van de aanvrager vaststellen om de bijstandsaanvraag te kunnen beoordelen. Deze moet zich daarvoor in persoon op een door het college te bepalen plaats en tijdstip melden. Ook voor het verkrijgen van andere noodzakelijke informatie is het veelal nodig dat de aanvrager in persoon verschijnt. In de tweede plaats is het inloopspreekuur bedoeld om in een vroeg stadium een indicatie te krijgen of de betrokken persoon voor het aanvragen van een uitkering wel aan het goede loket is. Op deze wijze kan het college snel en adequaat op de hulpvraag van de betrokken persoon reageren en hem direct doorverwijzen naar de juiste instantie.


3. Hoeveel mensen komen er per jaar voor een dergelijk kennismakingsgesprek? Jaarlijks komen er zo'n 1000 personen op dit inloopspreekuur


4. Hoeveel van die personen worden mondeling 'doorverwezen' en krijgen dus geen inschrijfformulier voor een daklozenuitkering? Ongeveer de helft van deze personen (500) wordt doorverwezen naar een andere instantie of een andere woon- of centrumgemeente. Zij krijgen op verzoek wel een schriftelijk bewijs mee waaruit blijkt dat zij zich die dag hebben gemeld op het inloopspreekuur van Sociale Zaken & Werkgelegenheid. Met de overige personen wordt een afspraak gemaakt voor een intake van de aanvraag.


5. Op grond van welke criteria worden deze mensen 'doorverwezen'? Voor doorverwijzingen zijn de volgende criteria van belang:
- de betrokken persoon beschikt over een adres in Utrecht, al dan niet tijdelijk, en is geen dak- of thuisloze; hij moet in dat geval overeenkomstig art. 41, eerste lid, van de WWB de aanvraag indienen bij een van de drie werkpleinen;
- de betrokken persoon beschikt over een adres in een andere gemeente en is derhalve geen dak- of thuisloze en bovendien niet woonachtig in Utrecht; hij moet overeenkomstig art. 40, eerste lid, van de WWB de aanvraag indienen in een andere gemeente;
- de betrokken persoon is weliswaar dak- of thuisloos, maar heeft geen regiobinding met Utrecht: hij is bekend in het hulpverleningscircuit van een andere centrumgemeente en heeft in die regio ook zijn feitelijke hoofdverblijf; hij moet overeenkomstig art. 40, eerste lid, van de WWB de aanvraag indienen in een andere gemeente;
- de betrokken persoon heeft een concrete aanspraak op een passende en toereikende voorliggende voorziening; hij moet zich overeenkomstig artikel 15, eerste lid, van de WWB wenden tot de instantie die voor de uitvoering van deze voorziening verantwoordelijk is.


6. Wat is de juridische status van een dergelijke afwijzing, is dit vatten in de systematiek van de Awb? Het betreft hier geen afwijzing, aangezien er bij een doorverwijzing geen aanvraag tot stand is gekomen. De doorverwijzing heeft dan ook geen formeel-juridische status, want is geen besluit op een aanvraag maar slechts een advies. Doorverwijzing vindt alleen plaats als het evident is dat er jegens het college van de gemeente Utrecht geen aanspraak op bijstand bestaat. Wil de betrokken persoon ondanks de doorverwijzing (het advies zich tot een andere instantie c.q. gemeente te wenden) toch een aanvraag indienen, dan krijgt hij daartoe ook de gelegenheid. Hij ontvangt binnen de wettelijke termijn een (afwijzend) besluit op zijn aanvraag dat vatbaar is voor bezwaar en beroep.


7. Staat er bezwaar of beroep open voor degenen die geen inschrijvingsformulier krijgen? In beginsel niet (zie antwoord vraag 6). Aan bezwaar en beroep moet een schriftelijk besluit voorafgaan. Als de betrokkene aantoonbaar heeft ingestemd met een doorverwijzing en afziet van het indienen van een aanvraag, neemt het college ook geen besluit. Bezwaar en beroep zijn dan niet mogelijk.


8. Is het college bekend met het feit dat personen die bij een kennismakingsgesprek worden 'doorverwezen' later, na te zijn bijgestaan door een advocaat wel een inschrijfformulier kunnen krijgen? Ja. Dit betreft echter uitsluitend de gevallen waarin achteraf verschil van mening is ontstaan over de juistheid van de doorverwijzing of over de vraag of de betrokken persoon na te zijn doorverwezen toch de intentie had een aanvraag in te dienen (en daartoe door het college niet in de gelegenheid is gesteld), terwijl ook uit de schriftelijke verslaglegging van het spreekuurcontact niet kan worden afgeleid dat hij van het indienen van een aanvraag heeft afgezien. In deze gevallen krijgt de betrokken persoon alsnog de gelegenheid om een schriftelijke aanvraag in te dienen.


9. Zo ja, hoe vaak is dit het geval?
In de afgelopen 12 maanden heeft zich dat in vijf gevallen voorgedaan. Deze zijn allen toegekend.


10. Is het college met de SP van mening dat het niet verlenen van een schriftelijk besluit strijdig is met de beginselen van goed bestuur en de bescherming van de rechten van burgers? Ja , voor zover er sprake is van het niet of niet tijdig beslissen op een aanvraag.


11. Zo ja, wat is het college van plan hieraan te doen? Het college tracht situaties zoals bedoeld in vraag 8 zoveel mogelijk te voorkomen door zorg te dragen voor een zorgvuldige verslaglegging van ieder spreekuurcontact.

---- --