Hoge Raad der Nederlanden

Pensioenheffing bij emigratie naar België toelaatbaar

Den Haag , 15-4-2011

Kern van de uitspraak

De Hoge Raad heeft beslist dat het opleggen van een conserverende aanslag over pensioenaanspraken niet in strijd is met de goede trouw die bij de uitleg en toepassing van het belastingverdrag met België uit 2001 in acht moet worden genomen.

Achtergrond

Deze zaak betreft een belastingplichtige die in het jaar 2003 uit Nederland is geëmigreerd naar België. Hij had pensioenaanspraken opgebouwd bij een Nederlands pensioenfonds. Naar aanleiding van zijn vertrek naar België is aan deze emigrant een belastingaanslag opgelegd over de waarde van de door hem opgebouwde pensioenaanspraken op het moment van emigratie. Deze belastingaanslag hoeft in beginsel alleen te worden betaald indien het pensioen binnen een periode van 10 jaar wordt afgekocht. Zo'n belastingaanslag wordt aangeduid als een conserverende aanslag.
Het gaat hier om een regeling die met ingang van 2001 is ingevoerd in de Wet inkomstenbelasting 2001. Dat is gebeurd omdat de Nederlandse wetgever het wenselijk vond in een aantal situaties een Nederlandse fiscale claim te behouden op pensioenen van emigranten. De Nederlandse fiscale claim op het pensioen blijft in stand als een belastingplichtige in Nederland woont. Als de betrokkene in het buitenland woont, kan dat anders liggen. Nederland heeft namelijk met een groot aantal landen belastingverdragen gesloten. In een aantal van die verdragen is bepaald dat belasting over pensioenen en soortgelijke beloningen (zoals de afkoopsom voor een pensioen) alleen mag worden geheven door het land waar de belastingplichtige woont. De Hoge Raad heeft op 19 juni 2009 in een drietal arresten geoordeeld over de verhouding tussen dergelijke belastingverdragen en de conserverende aanslag bij emigratie van een belastingplichtige met pensioenaanspraken (zie LJN BC5201, BI8563 en BI8566). Het ging in die arresten om verdragen waarin de bevoegdheid tot belastingheffing ten aanzien van pensioenen in alle gevallen wordt toegewezen aan het woonland. Volgens de Hoge Raad verzet de goede trouw die in acht moet worden genomen bij de uitleg en toepassing van een dergelijk belastingverdrag zich tegen het opleggen van een conserverende aanslag over de waarde van de pensioenaanspraak bij emigratie. Bij de arresten van 19 juni 2009 werden de conserverende aanslagen daarom vernietigd.

Inmiddels is het gebruikelijk dat Nederland zich in belastingverdragen het recht voorbehoudt om ook na emigratie van een belastingplichtige in bepaalde gevallen belasting te heffen met betrekking tot pensioenen die uit Nederland afkomstig zijn, bijvoorbeeld in geval van afkoop. Dat is onder andere gebeurd in het belastingverdrag met België uit 2001. Dat verdrag is in deze zaak aan de orde. Het gaat nu om de vraag of de Nederlandse heffing bij emigratie in strijd is met dit verdrag. Ook speelt in deze zaak de vraag of de belastingaanslag wegens emigratie in strijd is met het recht op vrij verkeer binnen de EU, zoals neergelegd in het Verdrag inzake de Werking van de Europese Unie (voorheen: het EG Verdrag).

De arresten van 19 juni 2009 hebben geleid tot een aanpassing van de Wet inkomstenbelasting 2001. Voor het geval een belastingverdrag zich verzet tegen belastingheffing over de waarde van iemands pensioenaanspraken bij emigratie, is met ingang van 29 juni 2009 in die wet bepaald dat bij die emigratie een conserverende aanslag wordt opgelegd over de pensioenaanspraken en pensioenbijdragen die in het verleden in Nederland onbelast zijn gebleven. In de hier bedoelde procedure gaat het om een geval waarop die nieuwe wetgeving nog niet van toepassing is.

Procedure bij rechtbank en hof

De belastingplichtige heeft de conserverende aanslag in deze zaak in beroep voorgelegd aan de rechtbank Den Haag. Deze rechtbank heeft op 13 oktober 2008 (AWB 07/9422 IB/PVV en AWB 08/6714 IW; LJN BG7103) geoordeeld dat de aanslag niet in strijd is met de goede trouw die in acht moet worden genomen bij de uitleg en toepassing van het belastingverdrag met België uit 2001. De rechtbank oordeelde verder dat de aanslag ook niet in strijd is met het Verdrag inzake de Werking van de Europese Unie.
De belastingplichtige heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. Dit hof heeft op 26 januari 2010 (08/00464 en 08/00465; LJN BL1752) de belastingplichtige in het gelijk gesteld. Het hof heeft geoordeeld dat de aanslag is opgelegd in strijd met de goede trouw die bij de uitleg en toepassing van het belastingverdrag met België uit 2001 in acht moet worden genomen. Op grond daarvan heeft het hof de conserverende aanslag vernietigd.

Procedure bij de Hoge Raad

De minister van Financiën heeft tegen deze uitspraak van het hof beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. Volgens hem is de onderhavige conserverende aanslag wel aanvaardbaar, en niet in strijd met de goede trouw die Nederland tegenover België in acht moet nemen. Op 2 september 2010 heeft advocaat-generaal C.W.M. van Ballegooijen zijn conclusie uitgebracht, dat is een onafhankelijk advies aan de Hoge Raad. Hij is van mening dat het cassatieberoep van de minister gegrond moet worden verklaard en dat de uitspraak van het hof moet worden vernietigd (LJN BN8728).

Uitspraak van de Hoge Raad

De Hoge Raad heeft beslist dat enkel het opleggen van de conserverende aanslag niet in strijd is met de goede trouw die bij de uitleg en toepassing van het belastingverdrag met België uit 2001 in acht moet worden genomen. De Hoge Raad komt tot dit oordeel omdat Nederland onder dit verdrag in een (groot) deel van de gevallen na emigratie van de belastingplichtige bevoegd blijft om belasting te heffen over uit Nederland afkomstige pensioen, en de conserverende aanslag bovendien in beginsel niet hoeft te worden betaald.
De Hoge Raad heeft verder beslist dat enkel het opleggen van de conserverende aanslag evenmin in strijd is met het binnen de Europese Unie geldende vrije verkeer.

De Hoge Raad gaat ook in op de situatie die zich voordoet wanneer de conserverende aanslag in de toekomst wel moet worden betaald, bijvoorbeeld omdat het pensioen wordt afgekocht. De Hoge Raad signaleert de mogelijkheid dat een betalingsverplichting in zo'n situatie in bijzondere gevallen wel een inbreuk op het verdragsrecht kan vormen. In die gevallen hoeft de aanslag ondanks de afkoop niet te worden betaald. Een dergelijke situatie is in deze zaak echter niet aan de orde.

Gevolg van deze uitspraak

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie van de minister van Financiën gegrond, vernietigt de uitspraak van het hof en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Dit betekent dat de conserverende aanslag in stand blijft.

Dit is een samenvatting van de uitspraak van de Hoge Raad van 15 april 2011. Bij verschil tussen deze samenvatting en de volledige uitspraak is laatstgenoemde beslissend.

Zie voor de volledige uitspraak (nr. 10/00990) rechtspraak.nl, LJN BN8728.

Persraadsheer mr. M.A. Fierstra zal op vrijdag 15 april van 10.30 tot 12.00 uur bereikbaar zijn (via onderstaand telefoonnummer) voor het geven van toelichting.

Den Haag, 15 april 2011
Mireille Beentjes, communicatieadviseur
tel. 070-3611262
Uitspraken:BN8728

Zie het origineel