Rijksoverheid


18 april 2011

Tweede Voortgangsrapportage experimenten Bedrijveninvesteringszones (BIZ)

Geachte voorzitter,

Heden is aan de Tweede Kamer een brief gezonden met de navolgende tekst. De Experimentenwet Bedrijveninvesteringszones (BIZ)1 is per 1 mei 2009 in werking getreden en is een instrument gericht op het stimuleren van het ondernemingsklimaat op bedrijventerreinen en in winkelgebieden. De wet maakt het mogelijk dat ondernemers gezamenlijk kunnen investeren in een veilige en aantrekkelijke bedrijfsomgeving, waarbij alle ondernemers meebetalen. Het instrument dat hiervoor wordt ingezet, is een gebiedsgerichte heffing die door de gemeente op verzoek van een (nader bepaalde) meerderheid van de ondernemers kan worden ingesteld. Tijdens de behandeling van de wet in de Tweede Kamer is afgesproken dat u jaarlijks wordt geïnformeerd over het verloop van de experimenten. In de bijlage bij deze brief treft u het tweede monitoringsrapport aan. In april 2010 heeft u het eerste monitoringsrapport ontvangen2. Hieronder zal ik kort ingaan op de achtergrond van de experimenten, de monitoringsopzet en de belangrijkste conclusies uit het rapport. Achtergrond van de experimenten De BIZ is in het buitenland (o.a. in de Verenigde Staten en in het Verenigd Koninkrijk) een beproefd instrument om gezamenlijke investeringen van ondernemers in hun bedrijfsomgeving te bevorderen en de lasten evenwichtig te verdelen. De investeringen die met een BIZ kunnen worden gedaan, kunnen een bijdrage leveren aan de aantrekkelijkheid en veiligheid van bedrijventerreinen en winkelgebieden. In Nederland is er gekozen voor een experimentele opzet in de vorm van een tijdelijke wet. Een belangrijk uitgangspunt van de wet is dat de BIZ een initiatief voor en door ondernemers is. Dit sluit aan bij mijn beleid om ondernemers meer zelf aan het stuur te laten zitten. Andere uitgangspunten zijn dat ondernemers zelf de beschikking krijgen over de opbrengst van de heffing, dat het gaat om activiteiten in aanvulling op de diensten van de gemeente en dat een BIZ alleen in werking kan treden als uit een draagvlakmeting onder alle ondernemers blijkt dat er sprake is van voldoende draagvlak. Hiertoe dient aan de volgende vereisten voldaan te zijn: - de respons op de draagvlakmeting is minimaal 50%; - minimaal tweederde van de respondenten is voor; - de voorstanders vertegenwoordigen meer WOZ-waarde3 dan de tegenstanders.4 Met deze uitgangspunten is de Experimentenwet Bedrijveninvesteringszones ontwikkeld. Het doel van de experimentenwet is om gedurende enkele jaren uit te testen hoe BIZ in de praktijk werkt, om te bezien in hoeverre het instrument gewaardeerd wordt door ondernemers en gemeenten, en in welke mate de BIZ een bijdrage levert aan het lokale ondernemersklimaat en de leefbaarheid en veiligheid van bedrijventerreinen en winkelgebieden. Verlenging Onlangs is de periode om mee te doen aan de experimenten, conform de ruimte die de wet hiervoor biedt, bij Koninklijk Besluit met 8 maanden verlengd. Met de verlenging hebben ondernemers en gemeenten nog tot 1 januari 2012 de tijd om een BIZ op te richten (de verordeningen dienen voor die tijd te zijn vastgesteld). Afgelopen najaar bereikten mij signalen dat een verlenging gewenst was. Een en ander werd bevestigd door onder meer een brief van VNO-NCW, MKB-Nederland en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). De reden voor een verlenging is dat het een aantal beoogde initiatieven, die nog in de voorbereidende fase zitten, nog een kans van slagen geeft om daadwerkelijk tot een BIZ te komen. De verwachting is dat daaronder ook BIZ-experimenten op bedrijventerreinen zullen zijn, die moeizamer tot stand lijken te komen dan experimenten in winkelgebie den. Daarbij kunnen deze beoogde initiatieven bijdragen aan een nog betere spreiding van BIZ-experimenten over het land, waarmee deze verlenging zal bijdragen aan een beter inzicht ten behoeve van de evaluatie van BIZ als instrument. Tot slot heeft in de afweging meegespeeld dat in de praktijk de koppeling tussen de Experimentenwet BIZ en de systematiek van de WOZ zodanig is dat nieuwe BIZ-experimenten in de regel in januari van start gaan. Daarmee is het logisch om initiatiefnemers tot 1 januari 2012 de tijd te geven om het initiatief tot een succesvolle afronding te brengen.

Deze verlenging van 8 maanden laat de andere afgesproken data in de wet ongemoeid. De wet loopt nog tot 1 juli 2015. Voor 1 januari 2013 zal een evaluatie plaatsvinden, waarna politieke besluitvorming plaats kan vinden over een eventueel vervolg en in welke vorm. Tot die tijd ontvangt u jaarlijks een voortgangsrapportage volgens onderstaande opzet. Opzet monitoring De experimenten worden vanaf de start gevolgd om de ervaringen zo goed mogelijk in beeld te brengen. Het monitoringsrapport in de bijlage is door bureau Berenschot opgesteld in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en is tot stand gekomen in samenwerking met vertegenwoordigers van VNO-NCW en MKB-Nederland, de VNG en Kamer van Koophandel Nederland, welke in de begeleidingscommissie deelnemen. Om het rapport op te kunnen stellen, heeft er documentonderzoek plaatsgevonden, zijn er enquêtes uitgezet onder de betrokken ondernemers en gemeenteambtenaren en zijn er gesprekken gevoerd met init iatiefnemende ondernemers en ambtenaren om de ervaringen met de wet te bespreken. Het nu voorliggende rapport geeft een indicatief beeld van de huidige ervaringen met de BIZ en is de tweede in een serie van drie monitoringsrapporten. De eerste is in april 2010 naar uw Kamer gestuurd, de derde zal begin 2012 volgen. De monitoring levert informatie ten behoeve van de evaluatie die in de loop van 2012 plaats zal vinden. Hieronder ga ik in op de belangrijkste conclusies uit het tweede monitoringsrapport. Belangrijkste conclusies tweede monitoringsrapport Aard en omvang van de BIZ-experimenten Uit de monitor blijkt dat er veel animo is voor de experimenten. Het instrument wordt in grote en kleine gemeenten, winkelgebieden en bedrijventerreinen en door heel het land ingezet. Per 1 februari 2011 zijn er in totaal 130 BIZinitiatieven bekend die zijn gestart sinds de inwerkingtreding van de wet op 1 mei 2009. Het aantal initiatieven dat in 2010 actief is (geweest), is daarmee meer dan verd ubbeld ten opzichte van het jaar ervoor. Bijna een derde van deze initiatieven is bezig met de realisatie van een BIZ. Ruim een derde van de initiatieven, zo'n 45 experimenten, bevindt zich in de uitvoeringsfase; er heeft een (formele) draagvlakmeting plaatsgevonden en daarbij is voldoende draagvlak onder ondernemers geconstateerd. Daarbij is geconstateerd dat van alle initiatieven waar in 2010 een draagvlakmeting heeft plaatsgevonden, 60% de eisen van de draagvlaktoets heeft gehaald, ten opzichte van 40% in 2009. Tot slot is een derde van alle initiatieven die sinds 2009 genomen zijn inmiddels (tijdelijk) gestopt. Deels zijn dit initiatieven die in 2009 en/ of in 2010 de draagvlaktoets niet hebben gehaald en deels zijn dit initiatieven die zijn gestopt voordat de draagvlaktoets heeft plaatsgevonden. Een BIZ is een instrument voor en door ondernemers, daarmee is het ook aan de ondernemers om wel of geen meerwaarde te zien in het instrument. Soms zijn de gedeelde belangen te gering of zijn zaken al op vrijwillige basis goed geregeld. Het beeld uit 2009 dat de meeste initiatieven worden genomen in winkelgebieden, wordt dit jaar versterkt. Ruim een derde van alle initiatieven vindt plaats op bedrijventerreinen en bijna twee derde vindt plaats in een winkelgebied. Daarbij zijn de initiatieven in winkelgebieden over het algemeen wat verder dan de initiatieven op bedrijventerreinen in het proces dat doorlopen moet worden om een BIZ te kunnen oprichten. In de winkelgebieden hebben verhoudingsgewijs meer draagvlakmetingen plaatsgevonden. Wellicht dat door de verlenging dit beeld in 2011 nog iets wijzigt. Ervaringen van ondernemers en gemeenten met de wet Ondernemers en gemeenten geven aan dat de BIZ als instrument gewaardeerd wordt en zijn enthousiast over het principe. De wet voorziet duidelijk in een behoefte om goede initiatieven betaalbaar te maken en de lasten evenwic htig te verdelen over alle ondernemers in het gebied. Het monitoringsrapport schept een indicatief beeld van de ervaringen met de wet. Het afgelopen jaar lijken er leerervaringen op te treden in de toepassing van de experimentenwet. Vorig jaar is aangegeven dat de wet op bepaalde punten bewust ruimte biedt voor keuzes. De gedachte hierachter is dat het aan lokale ondernemers en gemeentebestuurders is om hier, binnen de kaders van de wet, over te beslissen. Het lijkt erop dat op veel plaatsen naar aanleiding van de discussies die hierdoor ontstonden een modus is gevonden. Dit wil niet zeggen dat alle knelpunten zijn opgelost. Zo blijven ondernemers en gemeenten over het algemeen kritisch over de inspanning die de opzet van een BIZ kost, hoewel de initiatiefnemende ondernemers die een BIZ weten te realiseren, wel aangeven dat zij dit de moeite waard vinden. Hoewel gemeenten en initiatiefnemende ondernemers positief zijn, is een deel van de ondernemers in gebieden waar een BIZ is ger ealiseerd vrij kritisch, onder meer vanwege het (nog) ontbreken van zichtbare resultaten, onvoldoende communicatie rondom de planvorming en de verdeling van de kosten. Dit valt deels te verklaren doordat effecten in termen van schoon, heel en veilig niet direct zichtbaar zijn. Ook komt het geregeld voor dat met de invoering van de BIZ niet zozeer nieuwe activiteiten worden uitgevoerd, maar dat bestaande activiteiten op een andere manier worden gefinancierd. Het bestaan van een kritische groep is inherent aan het instrument gezien het verplichte karakter van de heffing. De BIZ-heffing mag uitsluitend besteed worden aan activiteiten die aanvullend zijn op de diensten van de gemeente. Het inzichtelijk maken van het serviceniveau van de gemeente is bij veel initiatieven aan de orde geweest, wat bijdraagt aan het wegnemen van wantrouwen op dit punt.

Tot slot Ook de komende jaren zal ik de nauwlettend de ontwikkelingen volgen. Ik ben benieuwd om te zien hoe de 45 BIZ-experimenten verder vormgeven aan de uitvoeringsfase, en welke bijdrage de experimenten zullen leveren aan het lokale ondernemingsklimaat. In het voorjaar van 2012 zult u verder worden geïnformeerd over de voortgang. Tevens zal in 2012 de evaluatie worden opgestart die een scherp beeld zal geven van de ervaringen met de wet op basis waarvan politieke besluitvorming plaats kan vinden over een eventueel vervolg en in welke vorm.

(w.g.) drs. M.J.M. Verhagen Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie



nitiatieven. Ten opzichte van vorig jaar is dit beeld niet gewijzigd. Ruim vier op de tien initiatieven vindt plaats in een gemeente met meer dan 100.000 inwoners, ongeveer een kwart in een gemeente tussen de 50.000 en de 100.000 inwoners en ongeveer een derde in een gemeente kleiner dan 50.000 inwoners. Hoewel de meeste initiatieven plaats vinden in grotere gemeenten, is er afgelopen jaar een relatieve toename te zien geweest van initiatieven in kleinere gemeenten. 2009 Aantal 100.000 inwoners 16 13 27 % 29% 23% 48% 100% Aantal 39 34 57 130 2010 % 30% 26% 44% 100%

Totaal 56 Tabel 2 Initiatieven naar omvang gemeente

In 2009 constateerden we dat de meeste initiatieven in winkelgebieden genomen worden. Dit beeld wordt dit jaar versterkt. Momenteel vindt 61% van alle initiatieven plaats in winkelgebieden, ten opzichte van 50% in 2009. 36% van de initiatieven vindt plaats op bedrijventerreinen; dit was in 2009 46%. 2009 Aantal Bedrijventerreinen Kantorenpark Winkelgebied Anders (gemengd) Totaal Tabel 3 Initiatieven naar type terrein 26 1 28 1 56 % 46% 2% 50% 2% 100% Aantal 48 1 78 3 130 2010 % 37% 1% 60% 2% 100%

39221

5



Ten opzichte van 2009 lijken er in 2010 meer initiatieven in kleinere gebieden plaats te vinden. In gebieden met minder dan 100 ondernemingen is het aantal initiatieven relatief toegenomen. Met name in (winkel)gebieden met meer dan 200 ondernemers is het aantal initiatieven relatief afgenomen. 2009 % bedrijventerreinen 200 ondernemingen 21% 43% 36% % winkelgebieden 23% 36% 41% 2010 % bedrijventerreinen 27% 39% 33% % winkelgebieden 29% 40% 31%

Tabel 4 Initiatieven naar aantal ondernemingen

Onderstaande tabel illustreert de ontwikkeling van kleinere initiatieven: ten opzichte van vorig jaar is het gemiddeld aantal ondernemers binnen een initiatief gedaald. Hierin bestaat tussen bedrijventerreinen en winkelgebieden nauwelijks verschil. 2009 Gemiddeld aantal ondernemers Bedrijventerreinen Winkelgebied 239 293 2010 Gemiddeld aantal ondernemers 231 248 229 Aantal ondernemers Min 35 5 5 Aantal ondernemers Max 1000 1300 1300

Totaal 264 Tabel 5 Omvang van de initiatieven

Wel is een grote spreiding zichtbaar in het aantal ondernemers binnen een gebied. Het aantal ondernemingen op de bedrijventerreinen varieert tussen de 35 en de 1000. In de winkelgebieden varieert het aantal ondernemingen tussen de 5 en de 1300. 2.3 Fase waarin de initiatieven zich bevinden Bijna eenderde van de initiatieven is bezig met de voorbereiding om tot een formele BIZ te komen. Daarvan bevindt een deel (12% van het totaal aantal initiatieven) zich op 1 februari 2011 in de informele overlegfase en een deel (ongeveer eenvijfde van het totaal aantal initiatieven) in de formaliseringfase. Initiatieven waar een (formele) draagvlakmeting heeft plaatsgevonden en waar voldoende draagvlak is geconstateerd, bevinden zich in de uitvoeringsfase. Momenteel (1 februari 2011) bevindt zich ruim eenderde van alle initiatieven in de uitvoeringsfase. Ten opzichte van 2009 bevinden zich minder initiatieven in de informele overlegfase en meer in de formaliserings- en uitvoeringsfase. Dit is ve rklaarbaar, gezien de eerste deadline van 1 mei 2011 voor het vaststellen van de heffingsverordening. Inmiddels is deze deadline verschoven naar 1 januari 2012.

39221

6



Van alle initiatieven waar in 2010 een draagvlakmeting heeft plaatsgevonden, heeft 60% de eisen van de draagvlaktoets gehaald en bevindt zich nu in de uitvoeringsfase. Dit is een flinke toename ten opzichte van 2009 toen 40% bij de formele draagvlakmeting de eisen van de draagvlaktoets haalde (zie par. 3.4). Eenderde van alle initiatieven die sinds 2009 genomen zijn, zijn inmiddels (tijdelijk) gestopt. Deels zijn dit initiatieven die in 2009 en/of in 2010 de draagvlaktoets niet hebben gehaald en deels zijn dit initiatieven die zijn gestopt voordat een draagvlaktoets heeft plaatsgevonden. Van een aantal initiatieven is bekend dat wanneer zij de draagvlaktoets niet hebben gehaald, opnieuw een draagvlaktoets zullen uitvoeren of, al dan niet in aangepaste vorm, het traject opnieuw ingaan. 2009 Aantal Informele overlegfase Formaliseringsfase Uitvoeringsfase Initiatief (tijdelijk) gestopt Onbekend 27 7 8 12 2 % 48% 13% 14% 21% 4% Aantal 16 24 46 44 0 130 2010 % 12% 18% 35% 34% 0% 100%

Totaal 56 100% Tabel 6 Fase waarin de initiatieven zich bevinden

De initiatieven in winkelgebieden zijn net als in 2009 over het algemeen wat verder dan de initiatieven op bedrijventerreinen in het proces dat doorlopen moet worden om een BIZ te kunnen oprichten. Verhoudingsgewijs hebben er meer draagvlakmetingen plaatsgevonden in winkelgebieden dan op bedrijventerreinen (zie tabel 7). In deze tabel is de situatie weergegeven zoals bekend op 1 februari 2011. 2009 Bedrijventerreinen Aantal Informele overlegfase Formaliseringsfase Uitvoeringsfase Initiatief (tijdelijk) gestopt Onbekend 17 5 1 2 0 % 68% 20% 4% 8% 0% Winkelgebied Aantal 9 1 7 10 2 29 % 31% 3% 24% 34% 7% Aantal 5 16 12 15 0 48 % 10% 33% 25% 31% 0% 2010 Bedrijventerreinen Winkelgebied Aantal 10 8 33 27 0 78 % 13% 10% 42% 35% 0%

Totaal 25 Tabel 7 Fase naar aard van het gebied

39221

7



2.4 De initiatiefnemers van een BIZ Het initiatief voor de BIZ komt voornamelijk van ondernemersverenigingen, winkeliersverenigingen en stichtingen voor beveiliging van bedrijventerreinen. Hieruit blijkt, en de gesprekken bevestigen dit beeld, dat initiatieven, voor zover bekend, doorgaans voortkomen uit bestaande (vrijwillige) samenwerkingsverbanden en organisaties. In onderstaande tabel zijn de enquêteresultaten op dit punt weergegeven. 2009 Aantal Centrummanagementorganisatie Een groep ondernemers in het gebied KVO werkgroep Ondernemersvereniging Parkmanagementorganisatie Stichting voor beveiliging bedrijventerreinen Winkeliersvereniging Gemeente Onbekend (enquête niet ingevuld) Tabel 8 Initiatiefnemers voor een BIZ 1 1 1 12 2 4 4 0 29 2010 Aantal 1 3 1 13 5 4 8 1 93

De meeste initiatiefnemende ondernemers worden door de gemeente bekend gemaakt met de BIZ en de mogelijkheden die dat biedt. Ook de Kamers van Koophandel, de media en het ministerie van EL&I wijzen ondernemers op de mogelijkheden van de BIZ. In de onderstaande figuur is weergegeven op welke manier ondernemers bekend zijn geraakt met het BIZ instrument.

39221

8



Figuur 1 Hoe bent u bekend geraakt met BIZ?

2.5 Argumenten voor het instellen van een BIZ Ondernemers De betrokken initiatiefnemende ondernemers noemen vrijwel allemaal als argument om een BIZ te overwegen het voorkomen van zogenoemde free riders. Bij de bestaande vrijwillige ondernemersinitiatieven, zoals een ondernemersvereniging, zijn vrijwel nooit alle ondernemers aangesloten. De activiteiten die vanuit het vrijwillige initiatief ontplooid worden, worden betaald door de groep aangesloten leden, maar veelal hebben alle ondernemers er voordeel van. Het omgekeerde is ook zichtbaar: waar zaken al goed geregeld zijn is een BIZ niet meer nodig. Met name op bedrijventerreinen lijkt deze factor te spelen: op nieuwe terreinen zijn collectieve zaken als beveiliging en parkmanagement veelal vastgelegd in de huurovereenkomst. Op andere terreinen is soms al een goed functionerende parkmanagementorganisatie of collectieve beveiliging actief met een hoge participatiegraad. In deze gevallen biedt een BIZ geen toegevoegde waarde en word t de planvorming gestaakt. Een ander argument dat genoemd wordt betreft het kostenaspect. Door het bestaande initiatief onder te brengen in een BIZ worden de kosten door 100% van de betrokkenen opgebracht,

39221

9



waardoor de bijdrage van de bestaande leden omlaag kan. Ook wordt er in sommige gebieden voor gekozen om de bestaande bijdrage gelijk te houden, waardoor er met meer betalende ondernemers, meer budget beschikbaar komt. Verder wordt als argument genoemd dat bestaande activiteiten met een BIZ meer continuïteit verkrijgen als gevolg van de meerjarenplanning en begroting. Door het meer lange termijn karakter hoeft er niet meer voor elke activiteit afzonderlijk geld ingezameld te worden. Daarnaast geven initiatiefnemende ondernemers aan dat een BIZ een instrument kan zijn om het collectief bewustzijn te vergroten. In een aantal gebieden is het verenigen van ondernemers de belangrijkste motivatie geweest. Ook wordt aangegeven dat een BIZ op termijn mogelijkheden biedt voor wijkontwikkeling en professioneler gebiedsmanagement, vanwege de grotere collectieve mogelijkheden die het instrument biedt. De overwegingen van initiatiefnemende ondernemers om tot een BIZ te komen zijn hiermee niet gewijzigd ten opzichte van het voorgaande jaar. Gemeenten Dat


---- --