Algemene Onderwijsbond

20-04-2011

Onderwijskwaliteit lijdt onder lerarentekort

De gemiddelde Cito-score stijgt, het aantal zeer zwakke scholen neemt af, het gemiddelde examencijfer in het voortgezet onderwijs daalt. Dat zijn de plussen en minnen die de Onderwijsinspectie signaleert in het op woensdag verschenen onderwijsverslag. Het rapport signaleert een reeks van trends. Hieronder een overzicht.

o De inspectie waarschuwt de scholen voor de gevolgen van krimp in de provincies Groningen, Friesland, Drenthe, Zeeland en Limburg. Door de terugloop van leerlingen worden scholen te klein om kwaliteit te bieden. Nu al zitten onder de zeer zwakke scholen veel kleine scholen. Het aantal scholen met minder dan vijftig leerlingen steeg in één jaar van 180 naar 201. Leraren vinden het vaak moeilijk om drie klassen te combineren, wat op zulke scholen gebruik is. Door bestuurlijke samenwerking zouden de kleine scholen hun kwaliteit volgens de inspectie beter overeind kunnen houden.

o Het basisonderwijs werkt meer meer opbrengstgericht dan voorheen. Het aantal zeer zwakke scholen daalde van 96 naar 69. De verschillen tussen scholen worden kleiner. Het islamitisch basisonderwijs heeft nog steeds de meeste zwakke en zeer zwakke scholen. Kleine scholen zijn ook relatief vaak zwak. Bij de pedagogische richtingen is het verschil met het gemiddelde kleiner geworden, zelfs bij de vrije scholen.

o Het basisonderwijs presteerde beter dan het jaar daarvoor. De Cito-score ging van 535,1 naar 535,4. Ook gingen de taal- en rekenprestaties in groep vier omhoog. Schakelklassen waar leerlingen een jaar lang intensief taalonderwijs krijgen hebben succes, deze leerlingen verbeteren hun taalniveau sneller dan in het gewone onderwijs.

o In het voortgezet onderwijs ziet de inspectie juist een prestatiedaling. Voor de vakken Nederlands, Engels en wiskunde daalden de gemiddelde cijfers van het centraal schriftelijk eindexamen. Overigens verscherpen havo- en vwo-scholen nu al - onder druk van de strengere exameneisen die volgend jaar worden ingevoerd - de selectie in de onderbouw. Volgens de inspectie kunnen de scholen hun prestaties verbeteren door vacatures op te vullen en geen onbevoegden aan te stellen. Opvallend is wel dat het aantal zwakke en zeer zwakke havo en vwo afdelingen is toegenomen. Vooral in de provincies Groningen en Friesland gaat de kwaliteit achteruit en wordt het verschil met de rest van het land groter.

o Havo vier wordt te veel als een homogene groep gezien, terwijl deze klassen bestaan uit heel verschillende leerlingen. Een toenemend aantal opstromers vanuit vmbo-tl, leerlingen van havo 3, zittenblijver uit havo 4 en vwo'ers die afstromen. De afstemming op die verschillen komt te weinig voor vindt de inspectie. Voor vwo 5 geldt hetzelfde in mindere mate.

o In het vmbo krimpt de basisberoepsgerichte leerweg. Omdat het totaal aanvmbo terugloopt komen er vaker intersectorale programma's of wordt er samengewerkt.

o Eén op de elf leerlingen die wordt beoordeeld door een regionaal expertisecentrum krijgt ten onrechte een indicatie voor het speciaal onderwijs. Ouders moeten sowieso lang, te lang vindt de inspectie, wachten op een resultaat.

o Sommige scholen plussen hun examenresultaten op door hoge schoolexamencijfers te geven. Het meest gebeurt dat op het vwo waar de schoolexamens gemiddeld 0,4 punt hoger liggen dan het centraal schriftelijk. In het particulier voortgezet onderwijs en het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo), is dat nog ernstiger en wordt respectievelijk 0,8 en 0,7 hoger wordt gegeven voor de schoolexamens dan het centraal schriftelijk. De inspectie noemt dat onaanvaardbaar, maar deze situatie duurt al jaren zonder dat er maatregelen worden genomen.

o Een derde van de mbo opleidingen is erg klein, deze groep telt samen 2 procent van alle mbo-opleidingen. Bij tweederde van alle mbo-opleidingen zijn de examens op orde, een derde schiet tekort. Daar zijn opgaven onduidelijke, wordt verkeerd getoetst of is onduidelijk hoeveel punten een goed antwoord oplevert. Deze examens zijn vaak ingekocht bij leveranciers van onvoldoende kwaliteit. De inspectie vindt de besturen in het mbo traag met hun kwaliteitsbeleid.

o In het mbo geeft naar schatting 17 procent van de docenten voor een kwart van de tijd les in een ander vak dan waarvoor hij is opgeleid. De helft van de assistenten en instructeurs werkt niet over toezicht van een bevoegd docent, wat wel een wettelijke eis is.

o Kritisch zijn de inspecteurs over de schoolbesturen. Die besteden te weinig tijd aan de onderwijskwaliteit. Bij vrijwel alle zwakke en zeer zwakke scholen schiet het bestuur tekort. Bestuurlijke fusies zijn er vooral nog in het basisonderwijs, de andere sectoren zijn min of meer uitgefuseerd.