Rijksoverheid


Geachte voorzitter,

Met deze brief informeer ik uw Kamer over het uitzetten van de Nationale Vervoerbewijzen (NVB) in de provincie Zuid-Holland en het Stadsgewest Haaglanden per 19 mei 2011.

Tijdens het Algemeen Overleg over de OV-chipkaart op 17 maart 2011 en het Voortgezet Algemeen Overleg (VAO) op 14 april 2011 heb ik uw Kamer aangegeven geen reden te zien om het uitzetten van het NVB in de provincie Zuid-Holland en het Stadsgewest Haaglanden verder op te schorten. De conclusie van het fraudeonderzoek dat is uitgevoerd naar aanleiding van de door uw Kamer aangenomen motie van het lid Monasch, is dat de huidige en verwachte toekomstige fraude beheersbaar is (Kamerstukken II, 23 645, nr. 415). Naar aanleiding van het VAO constateer ik dat er bij een meerderheid van uw Kamer steun is om door te gaan met het uitzetten van het NVB in de provincie Zuid-Holland en het Stadsgewest Haaglanden alsmede in andere regio's. De provincie Zuid-Holland en het Stadsgewest Haaglanden hebben eerder aangetoond te voldoen aan de afgesproken criteria die aan het uitzetten van het NVB zijn verbonden. Hierover heb ik uw Kamer bij brief van 16 december 2010 bericht (Kamerstukken II, 23 645, nr. 397). Beide decentrale overheden hebben in gezamenlijk overleg met de betrokken vervoerders mij verzocht om het NVB per 19 mei 2011 uit te laten zetten. De periode tot deze datum is volgens de twee overheden voldoende om de verkoop van strippenkaarten via de huidige kanalen stop te zetten en om reizigers te informeren over het afschaffen van het NVB. Ook in verband met de kosten voor het in stand houden van het duale systeem is het van belang dat het NVB op korte termijn uitgezet kan worden. In overleg met de beide decentrale overheden heb ik besloten om de datum voor het uitzetten van het NVB in de provincie Zuid-Holland en het Stadsgewest Haaglanden vast te stellen op 19 mei 2011.

Mijn besluit om de verplichting tot het accepteren van het NVB in het gebied van de provincie Zuid-Holland en het Stadsgewest Haaglanden per 19 mei 2011 te beëindigen, zal leiden tot een aanpassing van de Ministeriële regeling nationale vervoerbewijzen openbaar vervoer.

Hoogachtend,

DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU,

mw. drs. M.H. Schultz van Haegen