Rijksoverheid


Datum 28 april 2011

Kamervragen inzake Voorlopige Rekening 2010

Geachte voorzitter,

Hierbij ontvangt u de antwoorden op de Kamervragen inzake de Voorlopige Rekening 2010.

Hoogachtend, De minister van Financiën,

mr. drs. J.C. de Jager

Kamervragen en antwoorden Voorlopige Rekening 2010

Vraag 1 Hoeveel is er de afgelopen 5 jaar jaarlijks aan hypotheekrenteaftrek verleend? Vraag 2 Hoeveel bedraagt de gederfde vermogensrendementsheffing over de eigen woning die in box 1 valt de afgelopen 5 jaar jaarlijks? Vraag 3 Hoeveel bedraagt de gederfde vermogensrendementsheffing vanwege de vrijstelling kapitaalverzekering eigen woning de afgelopen 5 jaar jaarlijks? Vraag 4 Hoeveel is er de afgelopen 5 jaar jaarlijks aan eigenwoningwaardeforfait ontvangen? Antwoord op vraag 1, 2, 3 en 4 Onderstaande tabel geeft een overzicht van het budgettair belang van hypotheekrenteaftrek, de vrijstelling kapitaalverzekering eigen woning en het eigenwoningforfait in de periode 2006 tot en met 2010. Tabel 1: Budgettair belang fiscale behandeling eigen woning, 2006 ­ 2010 (miljarden euro's, - = opbrengst) 2006 Hypotheekrenteaftrek Vrijstelling rechten op bepaalde kapitaalsuitkeringen forfaitair rendement Eigenwoningforfait Totaal Totaal in % BBP 0,7 -2,6 10,0 1,8 0,7 -2,6 10,2 1,8 0,7 -2,8 10,3 1,7 0,7 -3,0 10,0 1,8 0,7 -3,0 9,8 1,6 11,9 2007 12,1 2008 12,5 2009 12,3 2010 12,1

Vraag 2 Hoeveel bedraagt de gederfde vermogensrendementsheffing over de eigen woning die in box 1 valt de afgelopen 5 jaar jaarlijks? Antwoord op vraag 2 Zie antwoord op vraag 1.

Vraag 3 Hoeveel bedraagt de gederfde vermogensrendementsheffing vanwege de vrijstelling kapitaalverzekering eigen woning de afgelopen 5 jaar jaarlijks? Antwoord op vraag 3 Zie antwoord op vraag 1.

Vraag 4 Hoeveel is er de afgelopen 5 jaar jaarlijks aan eigenwoningwaardeforfait ontvangen? Antwoord op vraag 4 Zie antwoord op vraag 1.

Vraag 5 Hoeveel is er de afgelopen 5 jaar jaarlijks aan overdrachtsbelasting ontvangen? Antwoord op vraag 5 In onderstaande tabel worden de gerealiseerde ontvangsten overdrachtsbelasting over de jaren 2006 tot en met 2010 respectievelijk in absolute cijfers, als aandeel in de totale belasting- en premieontvangsten en als aandeel in het BBP getoond. Tabel: Inkomsten overdrachtsbelasting (kasbasis) 2006 in miljoenen euro's als % totale belasting- en premieontvangsten als % BBP 4424 2,2% 0,8% 2007 4995 2,4% 0,9% 2008 4562 2,1% 0,8% 2009 2791 1,3% 0,5% 2010 2786 1,3% 0,5%

Vraag 6 Zijn er begrotingen waarbij er in 2010 meer middelen onderbesteed gebleven dan via de eindejaarsmarge meegenomen kunnen worden naar 2011? Zo ja, kunt u daarvan een overzicht geven met de bedragen waar het om gaat? Welke gevolgen heeft dit voor het beleid? Vraag 24 Zijn er begrotingen waarbij er in 2010 meer middelen onderbesteed zijn gebleven dan via de eindejaarsmarge meegenomen kunnen worden naar 2011? Zo ja, kunt u daarvan een overzicht geven met de bedragen waar het om gaat? Welke gevolgen heeft dit voor het beleid? Antwoord vraag 6 en 24 In onderstaande tabel vindt u de departementen waarvan de onderuitputting tot Voorlopige Rekening groter is dan de maximale eindejaarsmarge (EJM). De onderuitputting wordt bij Voorjaarsnota aan de departementale begrotingen tot aan de maximale eindejaarsmarge toegevoegd. Indien er een probleem ontstaat ten aanzien van overlopende verplichtingen, dan moet een departement dit binnen de kaders van de eigen begroting oplossen. Een kassch uif kan hierbij tot de oplossingsrichtingen behoren.

Tabel: Overzicht onderuitputting 2010 t/m VR (Rbg-eng) (bedragen in miljoenen euros; - = onderuitputting, + = overschrijding) Begroting 2B 4 9A/B 11 Onderuitputting t/m VR Max. EJM -1,1 -9,1 -41,8 -13,0 -2,9 -29,0 Onderuitputting boven max. EJM -4,0 -9,7 -108,5 -1,4 -10,8 -13,0 -147,4

Overige Hogere Colleges van Staat -5,1 Koninkrijksrelaties -18,8 Nationale Schuld & Financiën* -150,2 Volkshuisvesting, Ruimtelijke ordening en -14,4 milieubeheer 15 Sociale Zaken en Werkgelegenheid -13,7 16 Volksgezondheid, Welzijn en Sport -42,0 Totale onderuitputting boven max. EJM * Hoofdstuk 9A en 9B hebben een gezamenlijke maximale eindejaarsmarge

Vraag 7 Van de 2,7 miljard euro onderschrijding binnen Rbg-eng in 2010, hoeveel budget valt daadwerkelijk vrij? Hoeveel onderschrijding is structureel te veronderstellen? Hoeveel bedraagt de totale maximale eindejaarsmarge binnen Rbg-eng? Vraag 8 Welke uitgavenramingen overweegt de minister om binnen Rbg-eng structureel neerwaarts bij te stellen als gevolg van de 2,7 miljard euro onderschrijding? Wat is het budgettaire beslag? Vraag 9 Gezien de omvang van de onderuitputting binnen Rbg-eng en de invulling van de in=uittaakstelling in de Najaarsnota, hoeveel taakstellende onderuitputting is aanvullend op de diverse begrotingen structureel in te boeken ter voorkoming van ondoelmatige besteding van middelen? Antwoord vraag 7, 8 en 9 Van de 2,7 miljard euro onderschrijding van het kader Rbg-eng is 1,1 miljard euro toe te schrijven aan onderuitputting op de departementale begrotingen. Andere grote posten die tot onderschrijding van het kader Rbg-eng leiden zijn de winstafdracht DNB (0, 3 mld.), schuldsanering Nederlandse Antillen (0,3 miljard euro), EU-afdrachten (0,4 miljard euro), MEP en SDE (0,1 miljard euro) en Heffings- en Invorderingsrente (0,2 miljard euro). Bij Najaarsnota is reeds 342 miljoen euro van de totale onderuitputting op Rbg-eng ingezet voor invulling van de in=uittaakstelling. Het overige deel is vrijgevallen ten behoeve van het EMU-saldo. Een onderschrijding op een begroting bestaat uit een groot aantal onder- en overschrijdingen op de verschillende (sub)artikelonderdelen. Een gedeelte van de onderschrijdingen betreft overlopende verplichtingen. Op voorhand kan niet aangegeven worden hoeveel onderuitputting structureel taakstellend ingeboekt kan worden. De budgettaire consequenties van deze onderuitputting op latere jaren wordt per begroting toegelicht in de (departementale) eerste suppletoire begrotingen. De maximale eindejaarsmarge van alle departementen bij elkaar opgeteld binnen Rbg-eng bedraagt 1,1 miljard euro. Bij de begrotingsvoorbere iding wordt gekeken naar de onderuitputting en de mogelijkheid om een ramingsbijstelling door te voeren. Bij de Voorjaars- en de Miljoenennota wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de uitkomsten hiervan.

Vraag 8 Welke uitgavenramingen overweegt de minister om binnen Rbg-eng structureel neerwaarts bij te stellen als gevolg van de 2,7 miljard euro onderschrijding? Wat is het budgettaire beslag? Antwoord op vraag 8 Zie antwoord op vraag 7.

Vraag 9 Gezien de omvang van de onderuitputting binnen Rbg-eng en de invulling van de in=uittaakstelling in de Najaarsnota, hoeveel taakstellende onderuitputting is aanvullend op de diverse begrotingen structureel in te boeken ter voorkoming van ondoelmatige besteding van middelen? Antwoord op vraag 9 Zie antwoord op vraag 7.

Vraag 10 Wat is de verklaring van de 0,3 miljard euro meevaller bij de schuldsanering voor de Nederlandse Antillen? Antwoord op vraag 10 Tot aan de transitie naar nieuwe staatkundige verhoudingen op 10 oktober 2010 werd de sanering van de schuld van de Nederlandse Antillen gefinancierd via begrotingshoofdstuk IV. Daarbij werd enerzijds zoveel mogelijk afgelost (voor 10 oktober 2010) om rentelasten te verminderen en anderzijds zoveel mogelijk aangesloten op het ,,natuurlijke aflopen van leningen, mede om boetes te voorkomen. Uiteindelijk bleek 254,7 miljoen euro meer geraamd te zijn, dan in 2010 daadwerkelijk op deze wijze zou worden gesaneerd. Vanaf transitiedatum is de schuld opgenomen in de Nationale Schuld en worden de rente en aflossingen via een bijdrageconstructie verantwoord.

Vraag 11 Er wordt een onderuitputting van 0,7 miljard euro geconstateerd, waarom was deze nog niet bekend bij de Najaarsnota? En kan ervoor gezorgd worden dat dit in de toekomst beter gemonitord wordt? Vraag 21 Over welke mogelijkheden beschikt de minister van Financiën als coördinerend minister voor de rijksuitgaven om de onderuitputting op de departementale begrotingen gedurende het jaar beter te monitoren? Antwoord vraag 11 en 21 De bij Voorlopige Rekening geconstateerde onderuitputting bedraagt 0,7 miljard euro bovenop de al bij Najaarsnota gemelde onderuitputting van 0,3 miljard euro. Van het totale budget wordt slechts 0,4 procent niet uitgegeven. Een dergelijk kleine afwijking van het totaalkader acht ik acceptabel. Het monitoren van de onderuitputting per departement heeft mijn voortdurende aandacht. Informatie over de onderuitputting doe ik u, zoals gebruikelijk, toekomen in de budgettaire notas.

Vraag 12 Hoe groot is de onderuitputting bij het Infrafonds? Hoe verhoudt deze onderuitputting zich tot voorgaande jaren? Als het zich vaker voordoet, hoe kan het dan dat dit een structureel karakter lijkt te hebben? Vraag 27 Hoe groot is de onderuitputting bij het Infrafonds de laatste 5 jaar geweest? Waarom lukt het niet de geraamde middelen voor infrastructuur volgens planning te besteden? Antwoord op vraag 12 en 27 De onderuitputting bij het Infrafonds was in 2010 circa 0,35 miljard euro. De onderuitputting wordt toegevoegd aan het jaar erna. Onderuitputting bij het Infrafonds mag onbeperkt worden meegenomen naar het volgende jaar. De onderuitputting in het Infrafonds van de laatste 5 jaar is terug te vinden in onderstaande tabel. (miljarden euro's) Onderuitputting IF 2006 -0,47 2007 -0,78 2008 -0,25 2009 -0,37 2010 -0,35

Bij investeringsprojecten is het patroon van (meerjarige) kasuitgaven lastig te ramen. Bij investeringsprojecten spelen vaak meerdere partijen een rol, zoals medeoverheden, (consortia van) bedrijven en/of andere instellingen. Ook doen zich tijdens het jaar vertragingen en versnellingen in de uitvoering voor.

Vraag 13 Wanneer komen de middelen van 0,3 miljard euro bij het Gemeentefonds tot uitbetaling? Wat zal het effect van deze uitgestelde betaling zijn voor het beleid van gemeenten? Heeft dit effect op de bezuinigingen bij gemeenten? Heeft de vertraging tot problemen bij gemeenten geleid? Zo nee, waarom niet? Antwoord op vraag 13 Een groot gedeelte van deze middelen (0,2 miljard euro tot en met maart) is inmiddels tot uitbetaling gekomen. Het resterende deel zal later, in 2011, worden uitbetaald. Er zijn geen signalen dat deze latere uitbetaling effect heeft (gehad) op het beleid van gemeenten of op de bezuinigingen van gemeenten. Aangezien gemeenten een baten-lastenboekhouding voeren, heeft een later moment van uitbetalen voor gemeenten alleen een effect op de liquiditeitspositie. Er zijn geen problemen bekend bij gemeenten als gevolg van de latere uitbetaling uit het Gemeentefonds.

Vraag 14 Hoe kan het dat het rente-effect van 0,6 miljard euro zich pas in de laatste weken van 2010 heeft voorgedaan? Hoe wordt hiermee omgegaan bij het opstellen van de nieuwe begroting? Vraag 19 Bij zowel de winst van de Nederlandsche Bank (DNB) als bij de rentekosten voor de staatsschuld worden ,,rente-effecten genoemd als oorzaak voor de meevallers, kan de minister een overzicht geven van de rentewijzigingen waarmee het kabinet sinds de Najaarsnota 2010 is geconfronteerd? Vraag 20 Kan de minister cijfermatig onderbouwen welk deel van de rentemeevallers wordt veroorzaakt door het rente-effect (bij zowel de winst DNB en als de rente voor de staatsschuld). Kan de minister het verband aangeven tussen de gewijzigde rentestand en de genoemde rentemeevallers? Antwoord op vraag 14, 19 en 20 De raming voor de rentelasten staatsschuld is gebaseerd op de rentelasten van de bestaande portefeuille, plus een inschatting van de rentekosten van nieuw uit te geven leningen. Deze inschatting is gebaseerd op de rekenrente en het geraamde kastekort. De meevaller ten opzichte van de Najaarsnota bedraagt 270 miljoen euro. Circa 10 miljoen euro hiervan wordt verklaard door het lagere kastekort. 260 miljoen euro door een lagere feitelijke (effectieve) rente. Het verschil van 260 miljoen euro wordt veroorzaakt doordat bij de nieuwe leningen ­ die na het maken van de ramingen ten behoeve van de Najaarsnota zijn aangegaan ­ de feitelijke rente lager was dan de rekenrentes. Daarnaast is gebleken dat een aantal (voorlopige) realisaties niet juist waren verwerkt in eerdere rapportages. In de voorlopige rekening is dit gecorrigeerd. Het rente-effect bij de winst van DNB is te zien in samenhang met de rentes die per saldo zijn gedaald. Die daling heeft geleid tot aanzienlijke waardestijgingen en hogere verkoopresultaten.

Vraag 15 Kan de minister laten zien welk deel van de onderuitputting bij de Rijksbegroting-eng wordt meegenomen naar latere jaren en met welk deel de EMU-schuld wordt afgelost? Wat betekent dit voor het EMU-saldo en de EMU-schuld in 2011? Vraag 23 In het antwoord op vraag 9 bij de Najaarsnota (Kamerstukken II 2010-2011, 32565, nr. 2) heeft de minister van Financiën een tabel gepresenteerd met de onderuitputting per begroting, kan de minister deze tabel actualiseren voor de stand Voorlopige Rekening 2010? Antwoord vraag 15 en 23 In onderstaande tabel vindt u de onderuitputting en overschrijding per departement afgezet tegen de maximale eindejaarsmarge per departement.

Begroting 2A 2B 3 4 6 7 8 9A/9B 10 11

Staten-Generaal Overige Hogere Colleges van Staat Algemene Zaken Koninkrijksrelaties Justitie Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Nationale Schuld & Financiën** Defensie Volkshuisvesting, Ruimtelijke ordening en Milieubeheer 18 Wonen, Wijken en Integratie 30,3 12 Verkeer en Waterstaat -6,7 13 Economische Zaken 7,7 14 Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 7,7 15 Sociale Zaken en Werkgelegenheid -13,7 16 Volksgezondheid, Welzijn en Sport -42,0 17 Jeugd en Gezin -6,9 50 Gemeentefonds*** -250,3 51 Provinciefonds*** 0,0 55 Infrastructuurfonds*** -353,6 5 Buitenlandse Zaken/HGIS -169,3 Totaal -1.082,8 * Als gevolg van afrondingsverschillen wijkt de som der delen af van het totaal ** Hoofdstuk 9A en 9B hebben een gezamenlijke maximale eindejaarsmarge *** Deze fondsen kennen geen eindejaarsmarge

Onderuitputting t/m VR* -1,3 -5,1 -1,2 -18,8 -8,8 -26,2 -141,4 -150,2 81,3 -14,4

Max. eindejaarsmarge* -1,4 -1,1 -0,1 -9,1 -59,4 -83,8 -333,4 -41,8 -136,1 -13,0 -36,9 -28,3 -26,9 -24,3 -2,9 -29,0 -64,9


-181,5 -1.074,6

De onderuitputting op alle (departementale) begrotingen tezamen bedraagt 1.083 miljoen euro. Dit is het saldo van de alle departementale onderuitputtingen en overschrijdingen. Alleen de onderuitputting tot aan de maximale eindejaarsmarge wordt bij Voorjaarsnota naar de desbetreffende departementale begroting overgeheveld. De definitieve omvang hiervan zal bij Slotwet vastgesteld worden. Om te voorkomen dat de uitkering van deze eindejaarsmarge het uitgavenkader en het EMU-saldo belast, wordt tegelijkertijd op de aanvullende post van het Rijk een taakstellende onderuitputting

(de zogenoemde ,,in=uittaakstelling) ingeboekt. Deze taakstelling is precies gelijk aan het totaal van de eindejaarsmarge dat in het voorjaar wordt uitgekeerd, omdat de ramingstechnische veronderstelling wordt gehanteerd dat de onderuitputting aan het einde van het jaar weer zal optreden.

Vraag 16 Is de onderuitputting die nu bij Voorlopige Rekening optreedt ook gebruikt voor het invullen van de resterende in=uittaakstelling voor het jaar 2010? Zo ja, voor welk deel? Zo nee, wat is dan de verklaring dat in de Najaarsnota 2010 de aanvullende post Algemeen nog een negatief saldo kende van minus 150 miljoen euro? Antwoord op vraag 16 De in=uittaakstelling op de Rijksbegroting middelen is reeds bij Najaarsnota 2010 volledig ingevuld. Het negatief saldo van 149,7 miljoen euro op de aanvullende post Algemeen bij Najaarsnota bevat de in=uittaakstelling op de niet-kaderrelevante middelen (144,5 miljoen euro) en op kader Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt middelen (5,2 miljoen euro).

Vraag 17 Kan de minister een overzicht geven van wat er voor het jaar 2010 in de aanvullende post als raming was opgenomen, wat er vervolgens in 2010 ten gunste en ten laste van de aanvullende post Algemeen is geboekt en wat nu, bij Voorlopige Rekening, het eindsaldo is? Antwoord op vraag 17 Op de aanvullende post staan naast de in=uittaakstellingen ook middelen tijdelijk gereserveerd, zoals middelen waarvan de precieze aanwending nog niet duidelijk is en/of waarvan nog niet bekend is voor welke begroting(en) deze middelen zijn. Denk hierbij aan enveloppenmiddelen, maar ook middelen voor de Schuldsanering Antillen. De middelen op de aanvullende posten worden gedurende het jaar overgeboekt naar de departementale begrotingen, omdat anders geen toestemming van het parlement kan worden verkregen om een verplichting aan te gaan. Het saldo op de aanvullende post bij Voorlopige Rekening is 0 euro.

Stand Miljoenennota 2010 Rijksbegroting in enge zin Diverse vrijval Doorschuif enveloppenmiddelen Invulling in=uit-taakstelling Ramingstechnische veronderstelling in=uit* Schuldsanering Antillen Sociaal flankerend beleid Vernieuwing rijksdienst Diversen Sociale zekerheid Invulling in=uit-taakstelling Ramingstechnische veronderstelling in=uit Diversen Zorg Diversen Niet tot een ijklijn behorend Invulling in=uit-taakstelling Ramingstechnische veronderstelling in=uit Diversen

2010 453,4


-30,4 -89,3 342,3 -291,4 -835,0 -28,6 -37,8 -6,6 54,2 -54,2 -6,9 -8,0 1.098,1 -550,0 -9,8

Totale mutaties sinds Miljoenennota 2010 -453,4 Stand na Voorlopige Rekening 2010 0,0 * De opboeking van de onderuitputting op de HGIS middelen kan over drie jaren worden uitgesmeerd en daardoor ook de hiermee samenhangende in=uittaakstelling. Hierdoor bedroeg de totale in=uittaakstelling in 2010 342,3 mln., waarvan 50,9 mln. in=uit over onderuitputting op HGIS middelen uit vorige jaren.

Vraag 18 Kan een overzicht gegeven worden van de totale onderuitputting op de rijksbegroting de afgelopen drie jaar waarin duidelijk wordt welk bedrag in welke budgettaire nota is gemeld en wanneer daarbij de in=uittaakstelling is ingevuld? Antwoord op vraag 18 Onderuitputting in mln. Miljoenennota Najaarsnota Voorlopige Rekening FJR Totale onderuitputting (excl. Infrastructuurfonds)
*

2008 -5 -298 -664 -88 -1.056 -806

2009 -12 -485 -615 18 -1.094 -722

2010 -1 -471 -611 -1.083* -729*

Onderuitputting t/m Voorlopige Rekening 2010.

In 2008 en 2009 is de in=uittaakstelling op de Rijksbegroting ingevuld bij Najaarsnota en Voorlopige Rekening. In 2010 is de gehele in=uit al bij Najaarsnota ingevuld.

Vraag 19 Bij zowel de winst van de Nederlandsche Bank (DNB) als bij de rentekosten voor de staatsschuld worden ,,rente-effecten genoemd als oorzaak voor de meevallers, kan de minister een overzicht geven van de rentewijzigingen waarmee het kabinet sinds de Najaarsnota 2010 is geconfronteerd? Antwoord op vraag 19 Zie antwoord op vraag 14.

Vraag 20 Kan de minister cijfermatig onderbouwen welk deel van de rentemeevallers wordt veroorzaakt door het rente-effect (bij zowel de winst DNB en als de rente voor de staatsschuld). Kan de minister het verband aangeven tussen de gewijzigde rentestand en de genoemde rentemeevallers? Antwoord op vraag 20 Zie antwoord op vraag 14.

Vraag 21 Over welke mogelijkheden beschikt de minister van Financiën als coördinerend minister voor de rijksuitgaven om de onderuitputting op de departementale begrotingen gedurende het jaar beter te monitoren? Antwoord op vraag 21 Zie antwoord op vraag 11.

Vraag 22 Is de minister bereid in de Najaarsnota 2011 te laten zien hoe de te verwachten onderuitputting op de departementale begrotingen in 2011 zich verhoudt tot het kasritme van de gerealiseerde onderuitputting in eerdere jaren? Antwoord vraag 22 In de Najaarsnota 2011 zal ik zoals gebruikelijk de Tweede Kamer op basis van de meest recente gegevens informeren over het beeld van de onderuitputting 2011.

Vraag 23 In het antwoord op vraag 9 bij de Najaarsnota (Kamerstukken II 2010-2011, 32565, nr. 2) heeft de minister van Financiën een tabel gepresenteerd met de onderuitputting per begroting, kan de minister deze tabel actualiseren voor de stand Voorlopige Rekening 2010? Antwoord op vraag 23 Zie antwoord op vraag 15.

Vraag 24 Zijn er begrotingen waarbij er in 2010 meer middelen onderbesteed zijn gebleven dan via de eindejaarsmarge meegenomen kunnen worden naar 2011? Zo ja, kunt u daarvan een overzicht geven met de bedragen waar het om gaat? Welke gevolgen heeft dit voor het beleid? Antwoord op vraag 24 Zie antwoord op vraag 6.

Vraag 25 Bij de Najaarsnota 2010 bedroeg de onderuitputting bij het Infrastructuurfonds reeds 209,5 miljoen euro. Hoe groot bedraagt de onderuitputting bij het Infrafonds tot en met de stand Voorlopige Rekening 2010? Antwoord op vraag 25 De onderuitputting bij het Infrafonds bedraagt in 2010 0,35 miljard euro.

Vraag 26 Welke projecten die voor 2010 geraamd waren, hebben geen doorgang kunnen vinden of zijn vertraagd? Antwoord op vraag 26 De lagere uitgaven hebben zich met name voorgedaan bij de begrotingsartikelen 11 Hoofdwatersystemen, 15 Hoofdvaarwegen en 14 Regionale Infrastructuur op het Infrafonds. Een uitgebreidere toelichting op projectbasis is te vinden in de Tweede Suppletoire begroting 2010 van Infrastructuur en Milieu. Bij de voorlopige rekening is de belangrijkste oorzaak van onderuitputting de vertraging van betalingen voor de HSL Zuid, die later zullen worden afgerekend.

Vraag 27 Hoe groot is de onderuitputting bij het Infrafonds de laatste 5 jaar geweest? Waarom lukt het niet de geraamde middelen voor infrastructuur volgens planning te besteden? Antwoord op vraag 27 Zie antwoord op vraag 12.

Vraag 28 Waardoor wordt de onderuitputting bij HGIS veroorzaakt? Welke projecten lopen vertraging op, of zullen geen doorgang meer vinden?Wat betekent dit voor het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid? Antwoord op vraag 28 De onderuitputting bij de HGIS doet zich voor op het non-ODA deel van de HGIS. Op ODA (ontwikkelingssamenwerkingbudget) doet zich een overschrijding voor. Per saldo is sprake van een onderuitputting van 169,3 miljoen euro. De onderuitputting doet zich met name voor bij de voorziening Uitvoeren Crisisbeheersingsoperaties op de begroting van Defensie en bij de klimaatinstrumenten Clean Development Mechanism (CDM) op de begroting van I&M en Joint Implementation (JI) op de begroting van EL&I. Dit wordt deels veroorzaakt door vertragingen in de kasbetalingen en deels door lagere verwachte uitgaven dan geraamd. De overschrijding op ODA wordt conform de bestaande eindejaarsmargesystematiek in mindering gebracht op het budget in latere jaren. De beleidsmatige consequenties daarvan maken al onderdeel uit van de op 18 maart jongstleden aan de Tweede Kamer gestuurde focusbrief ontwikkelingssamenwerking.

Vraag 29 Wordt er nog meer onderuitputting verwacht en hoe gaan deze ingezet worden? Antwoord op vraag 29 De Voorlopige Rekening vermeldt een onderuitputting bij de HGIS van 169,3 miljoen euro. Op basis van huidige inzichten bedraagt de onderuitputting voor het jaar 2010 een kleine 5 procent meer en dit wordt in de Slotwet verwerkt. Conform de reguliere eindejaarsmargesystematiek, wordt de onderuitputting meegenomen naar de volgende jaren. Dit betekent dat de suppletoire begrotingen met dit bedrag worden verhoogd en ter toestemming aan de Kamer worden gezonden.

Vraag 30 Waarom is het kader SZA sinds de Najaarsnota opwaarts bijgesteld, als enerzijds de WWuitkeringen gemiddeld hoger waren maar anderzijds wordt verondersteld dat de volumeontwikkelingen over dezelfde periode zullen leiden tot een meevaller van dezelfde orde van grootte? Antwoord op vraag 30 Ten tijde van het opstellen van de Voorlopige Rekening was bekend dat de gemiddelde WWuitkering hoger uitviel, op basis van uitvoeringsinformatie van het UWV. Deze tegenvaller wordt echter naar verwachting weer ongedaan gemaakt door een lager volume van de WW-uitkeringen als gevolg van een lagere werkloosheid. Deze gegevens waren destijds nog niet beschikbaar. De tegenvaller in de WW is dus al verwerkt bij Voorlopige Rekening terwijl de verwachte meevaller in dezelfde orde van grootte pas wordt verwerkt in het Financieel Jaarverslag van het Rijk. Hiervoor wordt dan ook het kader neerwaarts bijgesteld.

Vraag 31 Waarom staat de overschrijding van 1,4 miljard euro binnen het Budgettair Kader Zorg niet nader gespecificeerd? Vraag 32 Waaruit bestaan de overschrijdingen van 1,4 miljard euro binnen het Budgettair Kader Zorg? Wat zijn de onderliggende oorzaken van deze overschrijdingen? Vraag 43 Welke zorguitgaven liggen ten grondslag aan de bijgestelde raming in de Voorlopige Rekening 2010? Antwoord op vraag 31, 32 en 43 Van de totale overschrijding van 1,4 miljard euro was 0,9 miljard euro reeds bij de Najaarsnota bekend. Deze overschrijding van 0,9 miljard euro is toegelicht in eerdere budgettaire notas. De belangrijkste overschrijdingen zijn te vinden bij: ziekenhuizen (361 miljoen euro), medisch specialisten (231 miljoen euro), ZBCs (197 miljoen euro), zorg in natura door instellingen (606 miljoen euro) en de persoonsgebonden budgetten (194 miljoen euro). Het totaal van deze mutaties is groter dan 0,9 miljard euro. Dit komt doordat het begrotingsjaar 2010 begonnen is met een onde rschrijding van het kader met 0,7 miljard euro. De extra overschrijding van 0,5 miljard euro bij de Voorlopige Rekening is niet nader gespecificeerd omdat de gegevens in februari geen eenduidig beeld gaven van de oorzaken van de overschrijding en verdeling over achterliggende sectoren. In het Financieel Jaarverslag van het Rijk 2010, dat op 18 mei 2011 aan de Staten-Generaal wordt aangeboden, zijn de cijfers op basis van meer recente realisaties bijgesteld en wordt de overschrijding verder toegelicht.

Vraag 32 Waaruit bestaan de overschrijdingen van 1,4 miljard euro binnen het Budgettair Kader Zorg? Wat zijn de onderliggende oorzaken van deze overschrijdingen? Antwoord op vraag 32 Zie antwoord op vraag 31.

Vraag 33 Welk deel van de overschrijdingen van 1,4 miljard euro binnen het Budgettair Kader Zorg is structureel te veronderstellen? Antwoord op vraag 33 Overschrijdingen in de zorg, voor zover voortvloeiend uit afrekencijfers over voorgaande jaren, zijn deels structureel van aard. Het structurele deel van de overschrijding zal worden betrokken bij de Voorjaarsnotabesluitvorming, waarover de Tweede Kamer voor 1 juni van dit jaar zal worden geïnformeerd.

Vraag 34 In de afgelopen 10 jaar, in welke jaren was sprake van een overschrijding, dan wel onderschrijding, binnen het Budgettair Kader Zorg? Tot welk bedrag tellen de overschrijdingen van de afgelopen 10 jaar cumulatief? Antwoord op vraag 34 Onderstaande tabel geeft de overschrijdingen van het Budgettair Kader Zorg in de afgelopen 10 jaren (in miljarden). De totale overschrijding uit de afgelopen 10 jaren telt op tot 9,5 miljard euro. De netto-uitgaven zoals weergegeven in onderstaande tabel wijken af van de netto-uitgaven zoals weergegeven in de verschillende jaarverslagen van VWS. Dit komt omdat na verschijning van het jaarverslag de uitgavencijfers nog bijgesteld worden.

Netto-uitgaven 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 Totaal 31,1 34,9 38,3 41,3 42,7 42,7 44,5 47,3 52,6 56,5

BKZ-kader 31,1 33,3 37,1 40,7 41,1 41,7 43,5 47,9 51,4 54,7

Kader overschrijding 0,0 1,6 1,2 0,6 1,6 1,0 1,0 -0,6 1,2 1,9 9,5

Vraag 35 Gegeven de overschrijdingen binnen het Budgettair Kader Zorg de afgelopen 10 jaar, hoe ziet de minister de beheersbaarheid van de zorguitgaven? Welke maatregelen heeft de minister genomen om de zorguitgaven beheersbaar te houden? Hoe beoordeelt de minister in dit kader de robuustheid van de genomen maatregelen? Tot welke beleidsmatige aanpassing van de beheersbaarheid van de zorguitgaven heeft de minister als gevolg hiervan besloten? Antwoord op vraag 35 De sterke groei van de zorguitgaven wordt onder meer veroorzaakt door: 1) demografische ontwikkelingen (vergrijzing), 2) medisch- technologische ontwikkelingen en kwaliteitsverbetering en 3) de wettelijke verankering van het ,,recht op zorg in Nederland sinds 2002. Daarnaast stellen patiënten steeds hogere eisen aan de beschikbaarheid en kwaliteit van zorg. Dit alles brengt kosten met zich mee, met als gevolg dat de zorguitgaven harder stijgen dan het bbp. De beheersbaarheid van de zorguitgaven hangt onder meer samen met de inrichting van het zorgstelsel. Het Rijk is hiervoor verantwoordelijk. De uitvoering van de Zvw en de AWBZ is grotendeels in handen van private partijen (zorgverzekeraars en zorgaanbieders). In dit stelsel moeten verzekeraars en zorgaanbieders onderhandelen over prijs en kwaliteit van het zorgaanbod, waardoor zorg van goede kwaliteit kan worden aangeboden tegen een zo laag mogelijke prijs. De keuze van dit kabinet om het belonen naar prestaties beter vorm te geven heeft onder meer geleid tot de beslissing om met ingang van 1 januari 2012 prestatiebekostiging in te voeren in de medisch specialistische zorg en de risicodragendheid van verzekeraars te vergroten (zie brief van de minister van VWS van 14 maart 2011, "Zorg die loont", Tweede Kamer 32620 nr. 6). Als lastresort instrument voor de beheersing van de zorgkosten wordt in de Wet Marktwerking Gezondheidszorg voorzien in een Macro Beheersingsinstrument. Hiermee kunnen overschrijdingen worden geredresseerd bij instellingen vo or medisch specialistische zorg bij overschrijding van het vooraf vastgestelde macrokader. Ook in de AWBZ worden stappen gezet naar vraagsturing, waarbij beoogd wordt om een betere klantgerichtheid te combineren met een goede beheersbaarheid. Te denken valt aan uitvoering van de AWBZ door zorgverzekeraars, integrale tarieven en scheiden van wonen en zorg en het overhevelen van de extramurale begeleiding naar het gemeentelijk domein. Zowel in de curatieve zorg als in de care wordt daarmee op ,,stelselniveau invulling gegeven aan de verantwoordelijkheid van het Rijk om de ,,prikkels in het systeem goed te zetten en daarmee een bijdrage te leveren aan de beheersing van de zorguitgaven. Gegeven de inrichting van het stelsel heeft het Rijk invloed op: 1) de omvang en samenstelling van het collectief verzekerd basispakket, 2) de hoogte van het verplicht eigen risico en eigen betalingen en

3) de hoogte van maximumtarieven in die delen van de zorg waarvoor geen vrije prijzen gelden. Binnen deze mogelijkheden zijn in de afgelopen jaren verschillende maatregelen getroffen om de sterke stijging van de zorguitgaven om te buigen. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan het verhogen van het eigen risico met 40 euro (Regeerakkoord), het pas vergoeden van fysiotherapie bij meer dan 15 behandelingen (Regeerakkoord) en tariefs- en budgetkortingen bij ziekenhuizen en medisch specialisten (maatregelen uit 2009 en 2010). Uiteraard laat dit alles onverlet dat ook elke burger zelf een eigen verantwoordelijkheid heeft. Een schier onuitputtelijke vraag naar zorg en steeds hogere kwaliteitseisen brengen immers ook kosten met zich mee. De toegankelijkheid, kwaliteit en betaalbaarheid van de noodzakelijke zorg is gewaarborgd op basis van de in het zorgstelsel ingebedde solidariteit tussen ziek en gezond. Dit betekent: geen premiedifferentiatie en een acceptatieplicht voor zorgverzekera ars. Om deze solidariteit ook in de toekomst te kunnen handhaven en de noodzakelijke zorg voor iedereen toegankelijk en betaalbaar te houden ligt het in de rede om een bijdrage te vragen van hen die ook direct profiteren van het beschikbare zorgaanbod.

Vraag 36 Waarom is het aantal uitkeringen in de Ziektewet hoger uitgekomen? Antwoord op vraag 36 In 2010 is de raming voor het volume van vangnet Ziektewet naar boven bijgesteld. Dit komt voornamelijk doordat de groep einde-dienstverbanders was gestegen. Einde-dienstverbanders zijn werknemers die voor het aflopen van het dienstverband ziek worden; zij komen na afloop van het dienstverband in aanmerking voor een ZW-uitkering. Deze groep reageerde vertraagd op de economische crisis en bleef sinds het begin van de crisis toenemen. Samen met de groep uitzendkrachten behelsde deze groep ongeveer de helft van het ZW-volume.

Vraag 37 Kan er een overzicht gegeven worden van de mee- en tegenvallers voor het Budgettair Kader Zorg die in de afgelopen jaren pas zijn opgetreden bij Voorlopige Rekening of het Financieel Jaarverslag? Vraag 42 Kan de minister een overzicht geven (over de laatste vijf jaar) van de mee- en tegenvallers in de Zorg die op basis van cijfers van het CVZ en de NZa pas in de Voorlopige Rekening en/of het Financieel Jaarverslag aan het Tweede Kamer zijn gemeld? Antwoord op vraag 37 en 42 Onderstaande tabel geeft de totale overschrijding van het Budgettair Kader Zorg in de afgelopen vijf jaren (in miljarden euros). In de tweede kolom wordt aangegeven welk deel van de overschrijding pas bij Voorlopige Rekening / Financieel Jaarverslag bekend is geworden.

Stand Najaarsnota

Deel overschrijding na Najaarsnota 0,1 0,1 -0,4 0,4 1,2

2005 2006 2007 2008 2009

0,5 0,8 0,0 0,0 0,5

Totale overschrijding bekend bij Jaarverslag 0,6 0,9 -0,4 0,4 1,7

Vraag 38 Hoe kan voorkomen worden dat deze tegenvallers zich zullen voordoen in een volgend begrotingsjaar? Antwoord op vraag 38 De tegenvallers worden jaarlijks, achteraf vastgesteld bij de actualisatie van de zorguitgaven op basis van cijfers van de NZa en het CVZ. De voorlopige overschrijding 2010 zoals opgenomen in de Voorlopige Rekening is gebaseerd op voorlopige realisatiecijfers over 2010 en, afhankelijk van de sector, de doorwerking van realisatiecijfers 2009. Om te voorkomen dat overschrijdingen zich in volgende begrotingsjaren voordoen worden doorgaans maatregelen getroffen. Met kortingsmaatregelen worden overschrijdingen ook in toekomstige jaren geredresseerd. Verschillende factoren (bijvoorbeeld de volumeontwikkeling) kunnen er echter toe bijdragen dat na afloop van een begrotingsjaar alsnog geconstateerd moet worden dat zich opnieuw een overschrijding heeft voorgedaan. Dit maakt het lastig tegenvallers te voorkomen.

Vraag 39 De tegenvaller bij het SZA-kader wordt voornamelijk verklaard door tegenvallers in de Ziektewet, hoe komt het dat de gemiddelde daguitkering hoger uitgevallen is dan geraamd? Antwoord op vraag 39 De gemiddelde daguitkering Ziektewet is in 2010 opwaarts bijgesteld op basis van uitvoeringsnotas. Oorzaak van de opwaartse bijstelling van de prijs was dat de relatief dure groep zieke werklozen een groter aandeel in het ZW-volume voor rekening nam dan eerder was verwacht.

Vraag 40 Hoe verklaart u dat dergelijke mutaties pas in de Voorlopige Rekening zichtbaar worden? Betreft de mutatie uitsluitend aanpassingen voor de maanden november en december 2010? Waren de realisaties tot en met oktober 2010 nog niet definitief? Antwoord op vraag 40 Het betreft mutaties ten opzichte van de Najaarsnota. Bij Najaarsnota zijn enkele kleinere mutaties in prijs en volume verwerkt op basis van uitvoeringsinformatie over de maanden januari tot en met juni. De mutaties bij Voorlopige Rekening zijn gebaseerd op realisatiegegevens tot en met oktober.

Vraag 41 Welke SZA-tegenvallers hebben een structurele doorwerking naar latere jaren? Antwoord op vraag 41 Op dit moment wordt bezien in hoeverre de tegenvallers binnen het kader SZA een structurele doorwerking hebben naar latere jaren. U wordt hierover in de Voorjaarsnota geïnformeerd.

Vraag 42 Kan de minister een overzicht geven (over de laatste vijf jaar) van de mee- en tegenvallers in de Zorg die op basis van cijfers van het CVZ en de NZa pas in de Voorlopige Rekening en/of het Financieel Jaarverslag aan het Tweede Kamer zijn gemeld? Antwoord op vraag 42 Zie antwoord op vraag 37.

Vraag 43 Welke zorguitgaven liggen ten grondslag aan de bijgestelde raming in de Voorlopige Rekening 2010? Antwoord op vraag 43 Zie antwoord op vraag 31.

Vraag 44 Welke maatregelen gaat u nemen om te voorkomen dat zich in 2011 wederom dergelijke tegenvallers zullen voordoen? Dit mede in het licht van het bericht op de weblog van de minister, waaruit blijkt dat de tussenstand aan problemen en tegenvallers voor het lopende jaar 2 miljard euro bedraagt. Antwoord op vraag 44 Zoals de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de Kamer op 29 maart jongstleden heeft laten weten (Tweede Kamer, Vergaderjaar 2010­2011, 32 500 XVI, nr. 128) wordt momenteel door VWS een analyse gemaakt van de realisatiecijfers over het jaar 2009 en de voorlopige cijfers voor 2010 alsmede de structurele doorwerking daarvan. Met het Jaarverslag 2010, dat u de derde woensdag in mei aanstaande ontvangt, ontvangt u een eerste beeld over de omvang van de overschrijdingen. In de Voorjaarsnota 2011 wordt de tegenvaller voor 2011 met u gedeeld. Een deel van de maatregelen waarvoor een voorhangprocedure geldt, zal voor het zomerreces uw Kamer bereiken. De overige maatregelen worden in de begroting 2012 gecommuniceerd.

Vraag 45 Wat is inmiddels bekend over de effectiviteit van het stimuleringspakket ten opzichte van het beoogde doel? Hoe beoordeelt de minister de effectiviteit van het stimuleringspakket? Welke beleidsmatige lessen trekt de minister hieruit? Vraag 46 Wat zijn de baten (in termen van economische groei) van het stimuleringspakket in relatie tot de kosten (extra rentelasten) van het stimuleringspakket? Hoe beoordeelt de minister het nettoresultaat? Antwoord op vraag 45 en 46 In het Centraal Economisch Plan 2010 heeft het CPB effecten van het stimuleringspakket doorgerekend. Het kabinet stuurt bovendien dit jaar een evaluatie van de stimuleringsmaatregelen naar uw Kamer. Het beoordelen van de effectiviteit van de maatregelen, in de uitzonderlijke omstandigheden van de crisis, is overigens geen eenvoudige opgave. Dit komt omdat de effecten niet gemakkelijk los kunnen worden gezien van alle overige effecten in de economie die de groei beïnvloeden. Te denken valt bijvoorbeeld aan het v ertrouwen op financiële markten of de invloed van de wereldhandel op de Nederlandse uitvoer en de economische groei. Ook hangen veel maatregelen met elkaar samen. Het kabinet zal op basis van de evaluatie van de stimuleringsmaatregelen lessen formuleren voor de toekomst.

Vraag 46 Wat zijn de baten (in termen van economische groei) van het stimuleringspakket in relatie tot de kosten (extra rentelasten) van het stimuleringspakket? Hoe beoordeelt de minister het nettoresultaat? Antwoord op vraag 46 Zie antwoord op vraag 45.

Vraag 47 Waaraan zijn de tegenvallende inkomsten in de inkomensheffing en de overdrachtsbelasting te wijten? Antwoord op vraag 47 De tegenvaller bij de overdrachtsbelasting bedraagt een kleine 0,1 miljard euro. Deze relatief bescheiden tegenvaller kan worden gerelateerd aan een ten opzichte van in Najaarsnota veronderstelde nog iets negatievere marktontwikkeling woningen. Bij Najaarsnota is de raming van de ontvangsten uit de inkomensheffing al flink neerwaarts bijgesteld met 0,7 miljard euro. Deze bijstelling was gebaseerd op de gerealiseerde kasontvangsten over 2010 tot en met oktober die volgen uit de aangiftes over het jaar 2009. Deze blijven sinds de tweede helft van dit jaar achter in vergelijking met andere jaren. Dit kan worden verklaard uit het feit dat achteraf bezien de voorlopige inkomensheffingsaanslagen over 2009 met betrekking tot zelfstandige ondernemers vrij hoog zijn vastgesteld in relatie tot de winsten van zelfstandigen over 2009. Het niveau van de aanslagople gging in 2009 lag vrijwel op het hoge niveau van die over 2008. Te hoge voorlopige aanslagen waarop betaling hebben plaatsgevonden leiden bij nadere voorlopige aanslagen of aangifte tot teruggaven. In 2010 zijn de teruggaven met betrekking tot het winstjaar 2009 hoger uitgekomen dan verwacht. Ten opzichte van de Najaarsnota komen de ontvangsten uit de inkomensheffing nu 0,2 miljard euro lager uit. Dat betekent dat de teruggaven met betrekking tot het winstjaar 2009 nog iets hoger zijn uitgevallen dan bij Najaarsnota verondersteld.

Vraag 48 Er wordt een overzicht gegeven van mee- en tegenvallers aan de inkomstenkant. Welke van deze mee- en tegenvallers kunnen gezien worden als structureel en welke als incidenteel? Antwoord op vraag 48 Het grootste gedeelte van de per saldo meevaller van 2,0 miljard euro bij de belastingen- en premieontvangsten is structureel. Van de meevaller bij de loonheffing (0,8 miljard euro) kan 0,3 miljard euro als incidenteel worden beschouwd. Dit betreft een boekhoudkundige verrekening met de premies werknemersverzekeringen als gevolg van een nacalculatie van het belasting- en premiedeel van de ontvangsten over het transactiejaar 2008. Evenzo kan de tegenvaller bij de premies werknemersverzekeringen van 0,3 miljard euro als incidenteel worden bestempeld. Zonder de bovengenoemde nacalculatie is er geen sprake van een mee- of tegenvaller bij de premieontvangsten werknemersverzekeringen. Ten slotte kan van de totale meevaller van 1,1 miljard euro bij de btw-ontvangsten circa 0,5 miljar d euro als incidenteel worden beschouwd als gevolg van een kasschuif in de btw-ontvangsten van 2009 naar 2010. Per saldo kan 1,5 miljard euro van de totale 2,0 miljard euro meevaller bij de belastingen- en premieontvangsten als structureel worden beschouwd.

Vraag 49 Kan de minister per belastingsoort aangeven wat de achterliggende oorzaken van de mee- en tegenvallers zijn? Antwoord op vraag 49 De meevaller bij de belasting- en premieontvangsten van 2,0 miljard euro betreft het saldo van enkele grote meevallers en enkele kleine tegenvallers. De grote meevallers betreffen de grote drie belastingsoorten, de loonheffing (lh), de omzetbelasting (btw) en de vennootschapsbelasting (vpb). Bij Najaarsnota is de raming van de loonheffing op basis van de tot dan toe bekende realisaties over 2010 naar boven bijgesteld. In de laatste maanden van 2010 zijn de lh-ontvangsten over 2010 nog weer hoger uitgevallen dan verondersteld bij Najaarsnota. Zoals in antwoord op vraag 48 is toegelicht is 0,3 miljard euro van de totale meevaller bij de lh van 0,8 miljard euro puur boekhoudkundig. Blijft 0,5 miljard euro over als "echte" meevaller. Op een bedrag van 87,8 miljard euro is dat een relatief beperkte meevaller. Mogelijke verklaringen zijn nog een iet s gunstiger werkgelegenheid en/of hogere incidentele lonen dan bij Najaarsnota verondersteld. Van de meevaller bij de btw (1,1 miljard euro) kan zoals toegelicht in antwoord op vraag 48 ook een deel (0,5 miljard euro) als incidenteel worden. Blijft 0,6 miljard euro over als "echte" meevaller. Mogelijk kan deze meevaller worden verklaard door een wat hogere volume- en/of prijsontwikkeling van de consumptie over 2010. De meevaller bij de Vpb-ontvangsten van 0,8 miljard euro laat zich lastig verklaren. De meevaller betreft de kasontvangsten over Vpb-aanslagen en aangiften over zowel 2010 als eerdere jaren. De kasstromen die volgen uit aanslagen en aangiften laten zich lastig voorspellen, vooral kasontvangsten die volgen uit een positieve aanslag en op een later moment weer (deels) de kas kunnen uitvloeien omdat een nadere voorlopige aanslag heeft geleid tot een vermindering op de vorige aanslag. Daarnaast speelt de mogelijkheid van de (achterwaartse en voorwaartse) verliesverrekening een belangrijke rol. We kunnen in elk geval constateren dat in de laatste maanden van 2010 per saldo meer is betaald op aanslagen en aangiften dan verondersteld bij Najaarsnota. Naast genoemde meevallers zijn er nog bescheiden meevallers bij de BPM (0,1 miljard euro) en de accijnzen (0,1 miljard euro). Deze meevallers volgen geheel uit de gerealiseerde kasontvangsten die uiteindelijk iets gunstiger zijn uitgekomen dan geraamd. Bij vraag 47 is reeds antwoord gegeven op de relatief bescheiden tegenvallers bij de inkomensheffing en de overdrachtsbelasting. In het Financieel Jaarverslag 2010 zal de ontwikkeling van de diverse belasting- en premieontvangsten ten opzichte van de oorspronkelijke Miljoenennotaraming 2010 nader worden toegelicht.

Vraag 50 Kan de minister de ontwikkeling van de EMU-schuld 2010 per mutatie weergeven ten opzichte van de Najaarsnota 2010, cf. tabel 4.1 in de Voorlopige Rekening 2010 (EMU-saldo ten opzichte van Najaarsnota 2010). Antwoord op vraag 50 In onderstaande tabel is de zogenoemde "verticale toelichting" opgenomen, de toelichting op de ontwikkeling van de EMU-schuld tussen de Najaarsnota 2010 en de Voorlopige Rekening 2010. Tabel: Verticale toelichting EMU-schuld (in procenten bbp) EMU-schuld Najaarsnota 2010 EMU-saldo collectieve sector Lening Griekenland en EFSF Verkoop Strukton en overige mutaties EMU-schuld Voorlopige Rekening 2010

64% -0,6% -0,1% -0,1% 63%

De verbetering van de EMU-schuld wordt voornamelijk verklaard door de verbetering van het EMUsaldo. Daarnaast wordt de derde tranche van de lening aan Griekenland niet in 2010 maar in 2011 voldaan; ook is een kleiner deel van het geautoriseerd kapitaal van het Europese noodfonds EFSF opgevraagd. Tot slot heeft de NS Strukton verkocht en de middelen aan de Staat uitgekeerd en doen zich nog enkele overige mutaties voor.

Vraag 51 Waarom loopt het verlies op financiële interventies verder op ten opzichte van de Najaarsnota? Wat zijn in dit licht de inschattingen voor de komende jaren? Vraag 52 Wat is de verklaring voor het feit dat het verlies op de interventies in de financiële sector in 2010 verder oploopt van 416 miljoen euro (stand Najaarsnota) naar 580 miljoen euro (stand Voorlopige Rekening)? Antwoord op vraag 51 en 52 De verslechtering van het resultaat hangt grotendeels samen met de aangepaste voorwaarden op de lening aan IJsland. Ten opzichte van de oorspronkelijke situatie, wordt per saldo ongeveer 100 miljoen euro minder aan rentebaten geraamd. Daarnaast vond een neerwaartse bijstelling plaats op de geraamde renteontvangsten op de lening aan Griekenland, en is de toegerekende rente op interventies gestegen. Al deze mutaties werken door in het resultaat voor 2010, maar vormen geen aanleiding om de inschatting voor de komende jaren te wijzigen.

Vraag 52 Wat is de verklaring voor het feit dat het verlies op de interventies in de financiële sector in 2010 verder oploopt van 416 miljoen euro (stand Najaarsnota) naar 580 miljoen euro (stand Voorlopige Rekening)? Antwoord op vraag 52 Zie antwoord op vraag 51.

Vraag 53 Hoe verhoudt dit negatieve resultaat (verlies op interventies financiële sector) over 2010 zich tot de positieve resultaten over de jaren 2008 en 2009? Wat zijn de inschattingen voor 2011 en 2012? Geven de cijfers aanleiding tot maatregelen? Vraag 54 Geven de cijfers aanleiding tot maatregelen? Antwoord op vraag 53 en 54 Tussen het resultaat van 2008 en 2009 en het negatieve resultaat van 2010 bestaat geen verband. Bij Voorjaarsnota zal een eerste inschatting worden gemaakt van het resultaat in 2011. Over 2012 zal later een schatting worden gegeven.

Vraag 54 Geven de cijfers aanleiding tot maatregelen? Antwoord op vraag 54 Zie antwoord op vraag 53.

Vraag 55 Hoe realistisch acht de minister het dat de vorderingen op IJsland en Griekenland (incl. de opgebouwde rente) volledig terugkomen? Antwoord op vraag 55 IJsland De minister van Financiën heeft er alle vertrouwen in dat we het geld uiteindelijk terug zullen krijgen. Los van de financiële implicaties voor het Verenigd Koninkrijk en Nederland kan het Icesave dossier ook verstrekkende gevolgen hebben voor het functioneren van de interne markt voor financiële diensten. Als IJsland zijn verplichtingen niet hoeft na te komen, schept dit immers een zeer gevaarlijk precedent. De minister van Financiën vertrouwt er daarom op dat zowel de ESA als de Europese Commissie zich tot het uiterste zullen inspannen om tot een goede oplossing voor deze zaak te komen. Daarnaast is het zo dat de uitkomst van het referendum geen invloed heeft op de uitbetaling van gelden uit de boedel van Landsbanki aan prioritaire schuldeisers (waaronder het Verenigd Koninkrijk, Nederland, de lagere overheden e n de 100.000+ groep). De IJslandse regering verwacht dat later dit jaar een eerste uitkering gedaan kan worden, die 30 procent van het bedrag dat de prioritaire schuldeisers tegoed hebben, dekt. Volgens de laatste schattingen zouden de curatoren uiteindelijk 90 procent van de claims van prioritaire schuldeisers uit de boedel kunnen betalen. Via de boedel komt dus waarschijnlijk hoe dan ook het grootste deel van het geld terug. Griekenland Het hervormingsprogramma van Griekenland is tot stand gekomen op basis van een analyse van het IMF, de Europese Commissie en de ECB. Door middel van evaluaties van het programma houden zij een constante vinger aan de pols. Samen met hen, gaat de minister van Financiën uit dat het EU/IMF hervormingsprogramma succesvol zal blijken en dat de leningen aan Griekenland terugbetaald zullen worden. Verder zijn de leningen van Nederland aan Griekenland zogeheten sovereign-to-sovereign leningen die, mocht het zover komen, in de Club van Parijs zouden worde n behandeld. De geschiedenis van soevereine schuldherstructureringen in de Club van Parijs laat zien dat kwijtscheldingen voor schuld voor hoge inkomenslanden, zoals Griekenland, ongebruikelijk en onwaarschijnlijk zijn.

Vraag 56 Kunt u het overzicht van alle stimuleringsmiddelen, dat in de Voorlopige Rekening is opgenomen, ook aanvullen met de bedragen die nu nog voor 2011 en latere jaren geraamd worden? Vraag 57 Is er in het licht van de uitspraak van de minister bij het Najaarsnotadebat - dat het geen tijd meer is om te stimuleren en het tijd wordt om te consolideren - denkbaar dat er ook na 2010 nog stimuleringsmiddelen vrijvallen of anders ingezet zullen worden? Antwoord op vraag 56 en 57 Zoals in het debat bij de Najaarsnota is aangegeven zijn de middelen die aan het eind van 2010 zijn overgebleven vrijgevallen, tenzij er sprake was van een overlopende verplichting, of als er sprake was van projecten die uiteindelijk in mindere mate versneld zijn. Deze laatste categorie middelen, die al voor het Aanvullend Beleidsakkoord in de meerjarenramingen stonden, zijn niet vrijgevallen. In het geval van overlopende verplichtingen, ligt het niet voor de hand dat hier nog middelen vrijvallen. De overig e middelen (1,2 miljard euro) die nu nog in 2011 en verder staan, zijn vanaf de Startnota weer onderdeel van de reguliere kaderrelevante begrotingsmiddelen. Zo zijn zij ook op de begrotingsartikelen verwerkt. Voor eventuele vrijval of herprioritering van deze middelen gelden de reguliere begrotingsregels.

Vraag 57 Is er in het licht van de uitspraak van de minister bij het Najaarsnotadebat - dat het geen tijd meer is om te stimuleren en het tijd wordt om te consolideren - denkbaar dat er ook na 2010 nog stimuleringsmiddelen vrijvallen of anders ingezet zullen worden? Antwoord op vraag 57 Zie antwoord op vraag 56.

Vraag 58 Kan er een toelichting komen waarom er binnen het stimuleringspakket minder is uitgegeven dan in de Najaarsnota was voorzien? Hoe groot is het totaalbedrag dat niet ten goede gekomen is aan het stimuleringspakket in 2010? Antwoord op vraag 58 Ten opzichten van de raming bij Najaarsnota is bij Voorlopige Rekening in totaal 46 miljoen euro minder uitgegeven dan voorzien. Hiervan schuift 10 miljoen euro door naar 2011. De onderuitputting is onder andere ontstaan doordat er minder beroep is gedaan op de deeltijd-WW en innovatiekredieten. Ten opzichte van de raming bij Miljoenennota 2010 is er in 2010 201 miljoen euro minder uitgeven dan verwacht.

---- --