Rechtbank 's-Hertogenbosch


Veroordelingen vechtpartij met dodelijke afloop in wijk Kruiskamp

's-Hertogenbosch , 27-4-2011

De rechtbank 's-Hertogenbosch heeft vandaag vier mannen veroordeeld voor hun aandeel in de massale vechtpartij met dodelijke afloop in de wijk Kruiskamp in 's-Hertogenbosch. Een vijfde man is vrijgesproken.

De massale vechtpartij had plaats in de avond van 8 april 2009. Er is door een grote groep personen gevochten op de Churchillaan in 's-Hertogenbosch en er was een schietincident in de Egbert Kortenaerstraat waardoor een 25-jarige man gewond raakte. Het slachtoffer is een dag later overleden. Er waren die avond tussen verschillende groepen meerdere incidenten die direct of indirect betrekking hadden op het schietincident. In de nabijheid van een buurthuis aan de Kooikersweg en bij de Oranjemarkt op de Churchillaan vonden vechtpartijen plaats en er was een steekpartij in de E. Kortenaerstraat waar op enig moment ongeveer zestig personen aanwezig waren.

Schietincident
De rechtbank stelt op grond van het technisch sporenonderzoek, de verklaringen van een van de verdachten en de getuigenverklaringen vast dat er in de E. Kortenaerstraat driemaal is geschoten. Een 24-jarige man heeft verklaard dat hij twee keer heeft geschoten. De rechtbank gaat ervan uit dat het eerste schot een waarschuwingsschot in de lucht was. De verdachte loste vervolgens een tweede schot waarbij hij het vuurwapen met gestrekte armen gericht hield op de groep omstanders. De rechtbank stelt vast dat meerdere getuigen hebben verklaard dat een andere 29-jarige verdachte eenmaal schuin omhoog in de lucht heeft geschoten. Op grond van getuigenverklaringen, de bevindingen uit het forensisch onderzoek en de conclusies van twee deskundigen van het NFI en het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie uit Brussel verwerpt de rechtbank het verweer dat er sprake kan zijn van een derde schutter.

Bewezenverklaring doodslag
De rechtbank acht bewezen dat de 24-jarige man heeft geschoten waardoor het slachtoffer in het hoofd werd geraakt en is overleden. Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is niet komen vast te staan dat de verdachte betrokken was bij een vooraf gemaakte afspraak om iemand van het leven te beroven of dat was gepland om met een vuurwapen te gaan schieten. De rechtbank maakt onder meer uit verklaringen van buurtbewoners op dat er sprake was van een grote groep personen waarin agressiviteit heerste, waar werd geschreeuwd en waarin op een gegeven moment paniek ontstond. Na het eerste schot heeft de verdachte de groep gewaarschuwd `op te rotten'. Op grond van de wettige bewijsmiddelen is de rechtbank niet tot de overtuiging gekomen dat hij handelde met de voorbedachte raad om het slachtoffer van het leven te beroven. Volgens de rechtbank is echter geen sprake van de door de verdachte geschetste ongelukkige samenloop van omstandigheden waardoor het wapen per ongeluk afging. Door het wapen met zijn vinger aan de trekker te richten op de groep waarin het slachtoffer zich bevond, moet de verdachte zich op zijn minst ervan bewust zijn geweest dat er een grote kans bestond dat het wapen zou afgaan en de man dodelijk zou kunnen worden getroffen. De rechtbank verwerpt verder het verweer van de verdediging dat er sprake zou zijn geweest van noodweer.
Bij het opleggen van de straf heeft de rechtbank er onder meer rekening meegehouden dat de verdachte door zijn handelen op de meest grove en onomkeerbare wijze inbreuk heeft gemaakt op het leven van een jonge man. Daardoor is onherstelbaar leed toegebracht aan de nabestaanden van het slachtoffer, wat treffend tot uitdrukking is gebracht in de schriftelijke slachtofferverklaring. Door in de avonduren op straat in een woonwijk gericht op de aanwezige omstanders te schieten heeft de man een grove inbreuk gemaakt op de veiligheid van deze personen. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaren voor doodslag, een poging tot doodslag op de groep omstanders en vuurwapenbezit. De opgelegde celstraf is lager dan de eis van de officier van justitie, omdat de rechtbank de man vrijspreekt van moord.

Celstraffen voor drie andere verdachten
De rechtbank heeft drie andere mannen veroordeeld voor hun aandeel in de massale vechtpartij. Met betrekking tot de 29-jarige verdachte is de rechtbank met de officier van justitie van mening dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt van een samenwerking tussen hem en de 24-jarige schutter. Door zijn vuurwapen schuin omhoog te richten en eenmaal in de lucht te schieten is er niet zonder meer een aanmerkelijke kans dat hij iemand dodelijk zou raken. De rechtbank spreekt de 29-jarige man dan ook vrij van het medeplegen van doodslag en de poging tot doodslag. Wel heeft de verdachte volgens de rechtbank een wezenlijke bijdrage geleverd aan het openlijk geweld tegen de aanwezige omstanders. Hij was met een zichtbaar wapen aanwezig bij de vechtpartij bij de Oranjemarkt en heeft geschoten in de E. Kortenaerstraat. De man is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaren voor openlijk geweld en vuurwapenbezit.
Een 21-jarige man wordt - net zoals de officier van justitie vorderde - vrijgesproken van het medeplegen van doodslag en een poging tot doodslag. Ook wordt hij vrijgesproken van vuurwapenbezit. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een celstraf van tien maanden voor het meermalen plegen van openlijk geweld. De verdachte heeft samen met anderen bewust de confrontatie gezocht, heeft onder meer een man belaagd, een man met een boksbeugel tegen het hoofd geslagen en tegen anderen geroepen versterking te gaan halen. Hoewel de man niet direct betrokken was bij het schietincident rekent de rechtbank hem zwaar aan dat hij een initiërende rol heeft gehad in het openlijk geweld dat eraan voorafging.
De rechtbank spreekt een andere 21-jarige man - eveneens overeenkomstig de officier van justitie - vrij van het medeplegen van doodslag, een poging tot doodslag, bedreiging en vuurwapenbezit. Wel is de man veroordeeld voor het plegen van openlijk geweld. Hij heeft onder meer samen met de andere 21-jarige verdachte enkele mannen opgewacht, een van hen geschopt en om versterking geroepen. Tijdens het opsporingsonderzoek heeft de verdachte getuigen benaderd die in het onderzoek naar de schietpartij zijn of zouden worden gehoord. Hij heeft een getuige mishandeld en de vrijheid van een andere getuige om een verklaring bij de politie af te leggen beïnvloed. Volgens de rechtbank heeft de man hiermee bijgedragen aan het frustreren van een omvangrijk onderzoek naar het tragische voorval waarbij een slachtoffer is overleden. De rechtbank heeft deze verdachte een gevangenisstraf opgelegd van tien maanden.
Een 27-jarige man is vrijgesproken voor het steekincident dat aan de schietpartij voorafging vanwege het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.

Ontvankelijkheid openbaar ministerie
De verdediging heeft betoogd dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk verklaard zou moeten worden, omdat er in het onderzoek sprake zou zijn geweest van vormverzuimen. Daarbij is onder meer aangevoerd dat er in het onderzoek sprake zou zijn geweest van een tunnelvisie en schending van het raadkamergeheim door een griffier. Op het eerste verweer heeft de officier van justitie betwist dat er sprake is van een traag en vooringenomen onderzoek. Uit het onderzoek dat is ingesteld naar het handelen van de betrokken griffier is volgens de officier van justitie niet gebleken van enige objectieve omstandigheid waaruit kan worden afgeleid dat op ongeoorloofde wijze inhoudelijke informatie over de strafzaak is gedeeld en/of naar buiten is gebracht, laat staan dat daardoor verklaringen van getuigen in het dossier op enigerlei wijze zouden zijn beïnvloed.

De rechtbank verwerpt beide verweren. Het betreft een grootschalig onderzoek naar drie geweldsincidenten op 8 april 2009 en op geen enkele wijze is naar voren gekomen dat dit niet voortvarend is verricht. Naast het horen van getuigen heeft volgens de rechtbank uitgebreid technisch en forensisch onderzoek plaatsgevonden. De griffier is door de rechter-commissaris gehoord naar aanleiding van een tapverslag van een telefoongesprek tussen een van de verdachten en een onbekende vrouw. Uit de stukken blijkt dat de griffier alleen betrokken is geweest bij de behandeling van de bezwaarschriften van twee verdachten tegen hun beperkingen. "Met de officier van justitie moet voorts worden vastgesteld dat noch uit de taps noch uit de verhoren bij de rechter-commissaris van 28 januari 2011 is gebleken dat door deze of een andere griffier inhoudelijke informatie over de strafzaak is gedeeld en/of naar buiten is gebracht die van concrete invloed is geweest op (de inhoud dan wel het verloop van) het onderzoek in de zaak van de verdachte en of zijn medeverdachten of die overigens van belang is geweest voor enige door de rechtbank te nemen beslissing in deze zaak. De raadsman heeft daarvan ook geen voorbeeld gegeven," zo blijkt uit het vonnis. De rechtbank heeft het beroep van de verdediging op de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie dan ook verworpen. Uitspraken:BQ2544, BQ2705, BQ2258, BQ2575, BQ2707