De Nederlandse Bank
DNBulletin
Interview met Paul Hilbers over gevolgen Bazel III voor Nederlandse banken
Datum 4 mei 2011
Thema Bazel III
Gevolgen Bazel III voor Nederlandse banken significant maar te overzien
Invoering van het nieuwe toezichtraamwerk voor banken (Bazel III) heeft
significante gevolgen voor het Nederlandse bankwezen, maar deze
gevolgen kunnen goed worden opgevangen.
Dat komt naar voren uit een kwantitatieve impactanalyse van de
gevolgen. Paul Hilbers, divisiedirecteur Toezicht Beleid bij de
Nederlandsche Bank (DNB) verschaft inzicht in de uitdaging die banken
voor zich hebben liggen. Hierbij zijn gedachten over de verschillende
onderdelen.
De Nederlandse grootbanken staan te boek als sterk gekapitaliseerd,
maar toch komt er uit de impactanalyse een grotere impact op de
kapitaalratio's naar voren dan wat sommige analistenrapporten laten
zien. Hoe kan dit verschil verklaard worden?
Ik zou graag willen benadrukken dat deze analyse een momentopname is.
Het betreft balansgegevens die betrekking hebben op december 2009. Veel
analistenrapporten vertegenwoordigen recentere gegevens. Als we de
impactstudie op dit moment zouden overdoen, dan zouden we zien dat
banken in de tussentijd kapitaal- en liquiditeitsbuffers hebben
opgespaard. Dat betekent ook dat de tekorten te overbruggen zijn. De
overgangsregeling naar Bazel III bepaalt namelijk dat de
kapitaaltargets tot aan 2019 in kleine stapjes worden verhoogd. In
bredere zin geldt dat banken door middel van aanpassingen in het
bedrijfsmodel, zoals afbouw van risicovolle activiteiten in het
handelsboek, eveneens stappen voorwaarts kunnen maken.
Portret Paul Hilbers
Paul Hilbers
Maar Nederland wijkt niet zoveel af van het gemiddelde voor de gehele
wereld. Hoe is dat mogelijk?
Voor wat betreft het Nederlands bankwezen valt het inderdaad op dat de
core Tier 1 ratio van 5,8% nauwelijks boven het internationale
gemiddelde van 5,7% uitstijgt. Deze cijfers geven echter een beeld dat
wat aan de negatieve kant is. Zo hebben wij juist in Nederland gezien
dat een deel van de aanwezige kapitaalbuffer soms net niet meer voldoet
aan de nieuwe kwaliteitscriteria en met betrekkelijk kleine
aanpassingen daaraan wel kunnen voldoen. Verder houdt de impactstudie
er nadrukkelijk geen rekening mee dat kapitaalselementen die niet meer
kwalificeren geleidelijk zullen worden uitgefaseerd. Tenslotte wil ik
erop wijzen dat vergeleken met onze Europese peergroep, waarbij het
gemiddelde kernkapitaal slechts 4,9% is, we het dan weer wel redelijk
goed doen.
De cijfers uit de analyse wijzen op een tekort aan kapitaal in de
bankensector. Wat voor gevolgen heeft dit voor de economie?
Het Bazels Comité heeft samen met de Financial Stability Board
onderzoek gedaan waaruit blijkt dat het wereldwijde tekort aan core
Tier 1 kapitaal naar schatting zou kunnen leiden tot een tijdelijke dip
van circa een kwart procent in termen van het bruto binnenlands product
(bbp). Dit effect zal, voor zover het plaatsvindt, na vermoedelijk
ongeveer acht jaar geheel zijn uitgewerkt, wat betekent dat het
jaarlijkse groeicijfer gemiddeld 0,03% lager zou liggen dan anders.
De daadwerkelijke impact zou groter kunnen zijn, bijvoorbeeld als de
banken zouden proberen om eerder aan de eisen te voldoen dan dat het
Bazels Comité voorschrijft. Dan zou de impact op het bbp iets hoger
zijn.
Maar de impact op het bbp zou ook kleiner kunnen zijn. Zoals gezegd
hebben banken in het afgelopen jaar hun kapitaalpositie versterkt door
winst in te houden en nieuw kapitaal aan te trekken. Dit betekent dat
het kapitaal dat de banken nog in de toekomst moeten opsparen minder is
dan aangenomen. Een andere reden kan zijn dat banken in reactie op de
strengere eisen proberen te snijden in operationele kosten,
personeelskosten of het verschuiven naar veiligere activa waartegenover
slechts lichte kapitaalseisen staan. Deze effecten zijn niet meegenomen
in die kwart procent van daarnet. Dit zal de noodzaak verkleinen om
leenrentes te verhogen of de kredietverlening af te remmen en zal dus
de impact op de reële economie beperken.
Verder is het zo dat natuurlijk ook rekening zou moeten worden gehouden
met de lange termijn voordelen van een kleinere kans op en verminderde
impact van een crisis. In een ander onderzoek van het Bazels Comité is
becijferd dat crises aanzienlijke verliezen meebrengen in procenten van
bbp. Het IMF heeft becijferd dat financiële crises wel zo'n 10 procent
van het nationaal inkomen kunnen kosten. Het gaat dan over miljarden
Euro. Het proberen te voorkomen van deze situaties is dus zeer lonend,
ook in de overgangsfase. Bazel III kan daarmee bijdragen aan het
herstel van vertrouwen in de financiële sector. DNB gaat dan ook met
elke bank het gesprek aan om een ambitieus en tegelijkertijd haalbaar
transitiepad vast te stellen. Banken moeten het opsparen van kapitaal
en liquide middelen niet onnodig uitstellen.
Er wordt de afgelopen tijd veel gesproken over een extra
kapitaalheffing voor systeemrelevante banken. Maakt die heffing
onderdeel uit van BazelIII?
Een dergelijke aanvullende heffing voor systeemrelevante banken maakt
geen expliciet onderdeel uit van het eind vorig jaar naar buiten
gebrachte Bazel III pakket, maar is een aanvulling daarop om
systeemrisico's van grote financiële instellingen te beperken. Er vindt
momenteel internationaal overleg plaats binnen de Financial Stability
Board en het Bazel's Comité over extra kapitaaleisen voor
systeemrelevante instellingen en hoe deze kunnen worden
geïdentificeerd.
De QIS uitkomsten wijzen er met een gemiddelde LCR van 81% en
gemiddelde NSFR van 90% op dat de Nederlandse grootbanken nog niet
voldoen op het gebied van liquiditeit. Is het voor banken mogelijk om
aan de nieuwe standaarden te voldoen?
Opnieuw gaat het natuurlijk om een momentopname van december 2009, en
zijn de balansen in de tussentijd alweer veranderd. Bovendien is het zo
dat het Comité lange transitiefases heeft uitgestippeld om voldoende
tijd te geven voor de aanpassingen en onbedoelde effecten te voorkomen,
de NSFR geldt bijvoorbeeld pas vanaf 2018 als een minimumstandaard.
Ten aanzien van de LCR zou ik willen benadrukken dat banken niet worden
verondersteld om uitsluitend aan de standaard te voldoen door middel
van het aantrekken van extra liquide activa. De bedoeling is juist
hoofdzakelijk dat banken hun afhankelijkheid van volatiele korte
termijn funding afbouwen. Banken zijn per slot van rekening voor het
uitbreken van de crisis te afhankelijk geworden van korte termijn
funding, bijvoorbeeld overnight interbancaire leningen. De LCR
stimuleert banken om de korte termijn risico's in het funding profiel
terug te brengen en doet in dit opzicht wat de NSFR met een 1 jaars
horizon doet.
Bovendien is het, zowel voor de LCR als de NSFR, belangrijk om te
begrijpen dat banken ruim de gelegenheid zullen krijgen om zich aan te
passen. Ze kunnen bijvoorbeeld de looptijd van hun funding verhogen
door de houders van wat nu korte termijn schuld is te motiveren om te
investeren in lange schuld. Verder kunnen banken ook als aanvullende
financieringsbron deposito's proberen te vergaren met een lange
looptijd. Tot slot is het zo dat de kapitaalbuffers die banken onder
Bazel III zullen opbouwen meetellen als lange termijn funding en
daarmee het NSFR gat helpen te verkleinen. Als blijkt dat onvoorziene
ongewenste effecten ontstaan dan kan de NSFR nog tot midden 2016 worden
gewijzigd. Bij de LCR is dit midden 2013.
De QIS resultaten wekken het vermoeden dat enkele banken nog wel moeite
zullen hebben met de 3% leverage ratio ondanks dat over het geheel
genomen het bankwezen wel voldoet. Betekent dit dat de leverage ratio
meer dan een backstop functie krijgt?
Gemiddeld komen de banken uit op een leverage ratio boven de 3%, maar
er zijn banken die dat niet halen. Ook hier baseren de QIS resultaten
zich op bancaire data van eind 2009, terwijl in de tussentijd banken
kapitaal hebben opgebouwd. Kapitaal dat ze mede aan het opbouwen zijn
om aan de hogere risicogewogen eisen te voldoen. Daarnaast moet je
rekening houden met de zeer geleidelijke invoering van de leverage
ratio. Deze houdt in dat tot aan 2017 een parallel run plaatsvindt,
waarin wordt gekeken of de leverage ratio een ongewenste invloed heeft
op `niche' bedrijfsmodellen en of de leverage ratio in zijn huidige
vorm op de gewenste manier interacteert met de risicogewogen eis. Voor
zover de risicometingen van een bank voldoende veelomvattend en
vooruitblikkend zijn, blijft de risicogewogen norm de belangrijkste
graadmeter in het toezicht. Overigens zal pas vanaf januari 2018 de
leverage ratio - dus mogelijk nog met een eventuele aanpassing - een
harde eis zijn. Banken moeten wel vanaf 1 januari 2015 hun leverage
ratio publiek maken.
In de Bazelse documenten die eind vorig jaar zijn gepubliceerd valt af
te lezen dat de contracyclische buffer in de afgelopen jaren in
Nederland wegens snelle kredietgroei zou hebben aangestaan. Betekent
dit dat de Nederlandse banken het beste rekening kunnen houden met een
opslag, van zoals in het uiterste geval 2,5%?
Dat vind ik moeilijk om te zeggen. Wat in ieder geval belangrijk is, is
dat banken zelf goed op macro economische onevenwichtigheden gaan
letten. Bijvoorbeeld op de krediet-ten-opzichte-van-BBP indicator die
het uitgangspunt vormt voor de contracyclische buffer en daarnaast ook
andere indicatoren die relevant kunnen zijn zoals bijvoorbeeld credit
spreads en ontwikkelingen in huizenprijzen. Deze factoren wegen per
slot van rekening ook mee bij de uiteindelijke buffervaststelling door
de autoriteiten. Verder zou ik willen benadrukken dat de
contracyclische buffer pas vanaf 2016 hoeft worden ingefaseerd en het
is denkbaar dat in de tussentijd, als gevolg van de matige kredietgroei
op dit moment, de contracyclische buffer weer op nul uitkomt.
Downloads
o Bijlage persbericht: Gevolgen Bazel III voor Nederlandse
banken significant maar te overzien (PDF: 25,3 Kb)
Zie het origineel