Nederlands Instituut voor Ecologie


Persbericht, 10 mei 2011

Minileven verzet bergen (aan zee):

belang van patronen in Nederlandse natuur aangetoond

YERSEKE (Zld.) / NIJMEGEN - Kleine zeebodemdieren eten het landschap letterlijk op - en daarmee verdwijnt het mooie maar ook belangrijke berg-en-dal-patroon op de getijdenplaten, tot de volgende lente. Ellen Weerman van het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) promoveert woensdag 11 mei in Nijmegen op de oorsprong van zulke patronen en het nut voor de natuur. Ze heeft dat voor het eerst in het veld gemeten. Een uitzonderlijk mooi voorbeeld van zo'n natuurlijk mozaïekpatroon ligt in de Westerschelde, bedreigd door omstreden natuurcompensatieplannen.

patroonklein.jpg
Op dit moment zijn ze er: de mini-Alpen. Maar over een paar weken zijn ze weer verdwenen aan onze kust. Ieder voorjaar vormen eencellige kiezelwieren zelf een golvend patroon van heuvels en dalen op slikplaten. De hoogteverschillen zijn maar een centimeter of drie - weinig, maar wel vele malen groter dan de kiezelwieren. Op de verhogingen vind je een bruine mat van kiezelwieren: die vangen allerlei modderdeeltjes in en plakken ze aan elkaar. Zo wordt de heuvel steeds hoger, en steeds gunstiger voor de kiezelwieren. Ze hebben daar namelijk minder last van het water, dat hun lijm oplost. Het patroon is dus niet alleen maar mooi, maar ook heel belangrijk. "Op een plaat met heuveltjes groeit veel meer kiezelwier dan op een vlakke plaat, en dus valt er ook meer te eten voor allerlei dieren. De kiezelwieren vangen in het voorjaar ook veel slib weg uit het water. Dat wordt helder en daardoor kunnen de larven van de bodemdieren beter groeien. Het is een ware kraamkamer," vertelt bioloog Ellen Weerman van het NIOO. "De rol van zulke biobouwers, of ecosysteem-ingenieurs, is heel belangrijk. Het resultaat is namelijk een productiever ecosysteem."

Het geploeter van de onderzoekers in de modder bleek niet voor niets. Voor het eerst heeft Weerman met haar collega's het effect van regelmatige natuurlijke patronen zoals op de getijdenplaten met experimenten in het veld gemeten, in plaats van alleen maar met computermodellen berekend. Verder heeft ze de rol van (kleine) grazers onderzocht. Van de kleine kiezelwieren eet een hele schare aan dieren. Denk aan kleine wormen, slakjes en bergeenden. En dat is het begin van het einde van het berg-en-dal-patroon. De dieren eten het landschap eigenlijk op. Met hun 'slechte tafelmanieren' ploegen wadslakjes en vooral slijkgarnalen de bodem om. Hoe meer dieren van het voorjaarsfeestmaal profiteren, hoe meer het verval in zicht komt. En dan, aan het begin van de zomer, is het patroon (en de grote hoeveelheid voedsel) verrassend abrupt verdwenen. Het kan in één week tijd gebeurd zijn.

De 'gezondheid' van een landschap en een naderende omslag van een regelmatig patroon naar een andere situatie valt af te lezen aan dat patroon zelf. "Maar je moet je niet blindstaren op het patroon alleen," waarschuwt Weerman. "Je moet vooral kijken naar wie het patroon gemaakt heeft."

Gestreepte mosselbanken, gestippelde savannes: er zijn genoeg voorbeelden van natuurlijke patronen. Vergelijkbare patronen zijn dan ook wereldwijd te vinden, maar het golvende mozaïek op de getijdenplaten is maar op een paar plekken in Europa uitgebreid te zien. Ook in Nederland zijn er maar weinig plaatsen bekend. "Een zeldzaam mooi voorbeeld is de prachtige Kapellebank, in de Westerschelde," zegt NIOO-onderzoeker Johan van de Koppel, ook dagelijks begeleider van Weerman, enthousiast. Helaas is dat ook precies de locatie van een omstreden voorstel voor natuurcompensatie van de uitdieping van de Westerschelde. "Met het aanbrengen van een laag zware klei willen tegenstanders van ontpoldering hier een kunstmatig schor van proberen te maken, als alternatieve compensatie. Maar daarmee zien ze de waarde van het huidige gebied compleet over het hoofd."

De slikplaten hebben last van een imagoprobleem stellen de onderzoekers vast. "Het ziet eruit als een hoop modder zonder rijke plantengroei, maar het is een prachtig ecosysteem dat we nu pas beginnen te begrijpen. Mensen weten niet wat ze weggooien." Unieke natuur, zo'n twee tot drie maanden per jaar te zien. En hopelijk volgend jaar ook weer gewoon op de Kapellebank.

Het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) verdiept zich in de ecologie van land, zoet water en brak en zout water. Het Centrum voor Estuariene en Mariene Ecologie in Yerseke (Zld.) bestudeert het leven in de zee en in estuaria. Het is voortgekomen uit het Delta Instituut voor Hydrobiologisch Onderzoek, dat in 1957 werd gesticht om de ecologische effecten van het Delta Plan te onderzoeken. (Vanaf eind 2011 zal dit onderzoekscentrum onder het NIOZ vallen.) De andere NIOO-vestiging is te vinden in Wageningen. Het NIOO is met ongeveer 250 medewerkers het grootste onderzoeksinstituut van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW).