Groningse koolstofdatering geeft debat over prehistorische grottekeningen
nieuwe impuls
Datum: 10 mei 2011
Grottekening beer
In 1994 ontdekte de Franse speleoloog Jean-Marie Chauvet in een grot
bij Vallon-Pont d'Arc (Ardèche) een verborgen kamer waarvan de wanden
bedekt waren met tekeningen van dieren. Prachtige prehistorische
grotschilderingen, maar toen ze gedateerd werden, ontstond er een
verhitte discussie tussen archeologen.
Koolstofdatering van de houtskooltekeningen door een Frans
onderzoekslaboratorium wees namelijk uit dat de afbeeldingen ongeveer
30.000 tot 32.000 oud moesten zijn; daarmee zijn het de oudst bekende
grotschilderingen, tweemaal zo oud als de tekeningen in de beroemde
grot van Lascaux.
Verfijnde stijl
'Onmogelijk,' stelde Paul Pettitt, een befaamde Britse specialist op
het gebied van grottekeningen, die verbonden is aan de University of
Sheffield. De zeer verfijnde stijl van tekenen wijst er volgens hem
onmiskenbaar op dat de tekeningen van veel recentere datum moeten zijn.
Anders is het, aldus Pettitt, alsof je claimt dat je 'een Renaissance
schilderij in een Romeinse villa' hebt aangetroffen.
Houtskool
Een uitgebreid onderzoek in 2001 (Nature, DOI: 10.1038/35097160) dat de
eerdere Franse datering bevestigde, liet Pettitt niet van standpunt
veranderen.
En ook een onderzoek naar houtskool, gevonden bij resten van vuurtjes
in de grot, hoogst waarschijnlijk gebruikt om de tekeningen te maken,
overtuigde hem niet. De datering, die werd uitgevoerd door prof.dr.ir.
Hans van der Plicht in het 14C-laboratorium van de Rijksuniversiteit
Groningen, kwam ook uit op een ouderdom van 30.000 jaar.
'Pettitt stelt echter dat de ouderdom van de houtskool niets zegt over
de ouderdom van de tekeningen,' licht de Groningse dateringsexpert de
mening van zijn Engelse collega toe. 'En daar zit wat in; je zou er
natuurlijk op dit moment nog steeds een tekening mee kunnen maken.'
Holenbeer
In een nieuwe poging om het pleit te beslechten heeft de Franse
paleogeneticus Jean-Marc Elalouf een onderzoek uitgevoerd naar de
botten van holenberen die zijn gevonden in de Chauvet-Pont d'Arc grot
en een grot bij het nabijgelegen Deux-Ouvertures. Ook aan dit
onderzoek, dat binnenkort gepubliceerd wordt in de Journal of
Archaelogical Science (nu al online, DOI: 10.1016/j.jas.2011.03.033),
werkte de Groningse fysicus Van der Plicht mee.
Naast afbeeldingen van holenberen op de grotwanden zijn er tal van
botten van deze reeds lang uitgestorven berensoort in de Chauvet-Pont
d'Arc grot aangetroffen. Sterker nog, de bodem ligt er mee bezaaid.
Elalouf liet de ouderdom van een aantal van die overblijfselen in
Groningen met de 14C-methode onderzoeken. Daarnaast werd mitochondriaal
DNA uit de botten geanalyseerd.
Het DNA-materiaal bleek weinig biologische variatie te vertonen - wat
suggeert dat de populatie klein, en dus kwetsbaar, was - en
de14C-datering laat zien dat overblijfselen van de holenberen 37.000
tot 29.000 jaar oud zijn.
Scepsis blijft
Ondanks deze nieuwe aanwijzingen blijft Pettitt sceptisch. Hij noemt
het onderzoek volgens het populair wetenschappelijk tijdschrift New
Scientist 'sloppy' en vraagt zich af of de getekende beren wel
holenberen zijn, of misschien toch gewone bruine beren die nog heel
lang in het gebied voorkwamen nadat de holenbeer daar was uitgestorven.
Elalouf stelt daar tegenover dat het laatste argument niet opgaat,
omdat de twee soorten gemakkelijk kunnen worden onderscheiden aan de
vorm van de kop. De grottekeningen beelden duidelijk holenberen af -
een stelling die door op dit gebied deskundige biologen wordt
bevestigd.
'En dan is er nog iets anders,' zegt Van der Plicht, die in het kader
van het onderzoek de voor het publiek hermetisch afgesloten grot
bezocht. 'Een van de tekeningen van een holenbeer is bekrast met een
holenbeerklauw. Je zou zeggen, dat kan alleen maar door zo'n beer zelf
zijn gedaan.'
Hoewel sluitend bewijs moeilijk is te geven, stapelen de aanwijzingen
zich op, meent Van der Plicht. Volgens hem nadert het punt waarop 'de
harde natuurwetenschapplijke methode voor datering van archeologische
vonsten een omslag in het denken van de archeologen noodzakelijk maakt.
En dat zou niet voor de eerste keer zijn.'
Rijksuniversiteit Groningen