Rijksoverheid


10 mei 2011

Betreft vragen lid Veldhoven (D66) inzake verbod boomkorvisserij in N2000gebieden

Geachte Voorzitter, Hierbij treft u aan de antwoorden op de vragen van het lid Van Veldhoven (D66) over de mogelijkheden voor het verbieden van een boomkorvisserij in Natura 2000-gebieden (ingezonden 28 maart 2011) 1 Heeft u kennisgenomen van het boek `Het Dilemma van de Noordzee: intensief gebruik en het grootste natuurgebied van Nederland' en specifiek het hoofdstuk `Omploegen van Natura 2000-gebieden op de Noordzee is toegestaan'? Ja. 2 Deelt u de analyse dat er voldoende wetenschappelijke bewijs is waaruit blijkt dat de boomkorvisserij de beschermde habitats - met name de permanent overstroomde zandbanken (H1110B) en de daarin levende organismen ­ van de vier zeevogelsoorten aantast en dat er daarmee een voldoende reden is om boomkorvisserij in de Natura 2000 gebieden op de Noordzee per direct te verbieden? Al enige tientallen jaren wordt er onderzoek gedaan naar de effecten van de boomkorvisserij met wekkerkettingen (hierna: de boomkorvisserij) op de zee (bodem) en de daarin levende organismen. Hieruit blijkt dat deze vorm van visserij effecten heeft op de bodem en de daarin levende mariene organismen inclusief de schelpdieren. Fluctuaties in voedselbeschikbaarheid kunnen worden veroorzaakt door een combinatie van menselijk gebruik en bijvoorbeeld klimaatverandering, vervuiling, eutrofiering, concurrentie tussen schelpdiersoorten onderling of een nog onbegrepen natuurlijke populatiedynamiek.

Agroketens en Visserij Zeevisserij

Een verbod op de boomkorvisserij in de Natura 2000-gebieden zou alleen te rechtvaardigen zijn indien de negatieve effecten van die visserij niet kunnen worden ondervangen door maatregelen. De vraag of mitigatie mogelijk is en in welke vorm dat dient plaats te vinden, zal worden beantwoord in de passende beoordeling boomkorvisserij. Deze is nodig om een aanvraag voor een vergunning op basis van de Natuurbeschermingswet 1998 in te kunnen dienen. Zie in dit verband ook het antwoord op de samengevoegde vragen 3 en 7 hieronder. 3 Klopt het dat uw voorganger handhavingsverzoeken heeft afgewezen omdat zij niet bevoegd zou zijn geweest om tegen buitenlandse vissers op te treden? Zie het antwoord onder vraag 7. 4 Bent u niet op grond van artikel 9 van de Basisverordening Visserij ­ onderdeel van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid ­ bevoegd niet-discriminerende maatregelen te nemen binnen de 12-mijls-zone om `het effect van visserij op de instandhouding van mariene ecosystemen tot een min imum te beperken'? De hoofdregel is dat visserij beperkende maatregelen op Europees niveau worden vastgesteld. De Europese Commissie neemt het initiatief tot het doen van voorstellen. De verordening (Verordening (EG) nr. 2371/2002) voorziet in de mogelijkheid dat lidstaten nationale niet-discriminerende maatregelen treffen voor de instandhouding en het beheer van visbestanden, en om het effect van visserij op de instandhouding van natuurgebieden tot een minimum te beperken, binnen de 12-mijlszone. Dit onder voorwaarde dat er geen instandhoudings- en beheersmaatregelen zijn vastgesteld door de Gemeenschap en de maatregelen verenigbaar zijn met de doelstellingen van de Basisverordening. Wanneer de nationale maatregelen mogelijke gevolgen hebben voor buitenlandse vaartuigen, dient een notificatieprocedure te worden doorlopen. In het kader van deze notificatieprocedure kan de Europese Commissie de nationale maatregel bevestigen, intrekken of wijzigen. Deze wordt dientengevolge van toe passing op buitenlandse vaartuigen. Wanneer de maatregelen alleen van toepassing zijn op Nederlandse vaartuigen, is geen notificatieprocedure vereist. 5 Betekent dit niet dat u een dergelijke maatregel kunt nemen voor alle zware boomkorvissers in de territoriale zee liggende gebieden ­ de Voordelta en de Noordzeekustzone 2? Ja, ik kan dergelijke maatregelen treffen indien die voldoen aan de onder vraag 4 gegeven Europeesrechtelijke randvoorwaarden en indien daartoe een ecologische noodzaak is.

6 Is het niet zo dat Nederland op grond van de gemeenschapstrouw (artikel 4, derde lid Verdrag betreffende de Europese Unie) zelfs de plicht heeft, om op grond van de Habitatrichtlijn visserijmaatregelen te nemen, aangezien in het Gemeenschappelijk Visserijbeleid de natuurbeschermingsverplichtingen van de Habitatrichtlijn niet uitputtend geregeld zijn? Binnen de kaders zoals geschetst in de antwoorden op vragen 4 en 5 ben ik mede op grond van het beginsel van gemeenschaptrouw gehouden visserijmaatregelen te treffen om aan de verplichtingen van het Gemeenschapsrecht, i,.c. de Habitatrichtlijn en Gemeenschappelijk Visserijbeleid, te voldoen. Om aan deze plicht invulling te geven, worden de nodige stappen gezet. Zie hiervoor de antwoorden op vragen 3 en 7, en met name de onderdelen die betrekking hebben op de NB-vergunningplicht en de passende beoordeling boomkorvisserij. 3 Klopt het dat uw voorganger handhavingsverzoeken heeft afgewezen omdat zij niet bevoegd zou zijn geweest om te gen buitenlandse vissers op te treden? 7 Kunnen we van u handhaving verwachten nu ook uit een recent openbaar gemaakte brief van de Europese Commissie van 23 juli 2010 blijkt dat nationale maatregelen mogelijk zijn? De toenmalige minister van LNV heeft in 2009 inderdaad afwijzend beslist op toen ingediende verzoeken tot handhaving van de Natuurbeschermingswet 1998. Zij heeft deze verzoeken afgewezen mede gelet op de onmogelijkheid om handhavend op te treden tegen buitenlandse vissers. Wel optreden tegen Nederlandse vissers en niet tegen buitenlandse vaartuigen is in strijd met het beginsel van level playing field. De beslissing om niet handhavend op te treden is momenteel onderwerp van geschil in een beroepsprocedure bij de Raad van State. Om die reden ga ik daar hier niet verder op in. In de bedoelde brief van de Europese Commissie heeft de EC aangegeven dat het mogelijk is om onder bepaalde omstandigheden de vergunningplicht van de Natuurbeschermingswet 1998 op te leggen aan bui tenlandse vaartuigen. Dit is een beleidswijziging van de EC die in een eerder geval (Voordelta, 2008) nog heeft aangegeven een vergunningplicht voor buitenlandse vaartuigen in de 12 mijlszone niet te accepteren. Een van de bijkomende voorwaarden is notificatie van visserijbeperkende maatregelen onder Verordening 2371/2002 aan de EC. Om te komen tot een vergunning voor Nederlandse en buitenlandse vaartuigen zijn Imares en HWE bezig om ten spoedigste een zgn. passende beoordeling op te zetten voor de boomkorvisserij. Het doel van deze passende beoordeling is om te dienen als ecologische onderbouwing voor een vergunningaanvraag die naar alle waarschijnlijkheid in mei aanstaande door het bedrijfsleven zal worden ingediend.

Ik zal daarop een besluit nemen dat gebaseerd is op de inhoud van de passende beoordeling en op de vraag of het aangeboden maatregelenpakket voldoende is om de negatieve effecten van de boomkorvisserij weg te nemen. Ik meen dat met deze gang van zaken de afronding van een vergunningprocedure onder de Natuurbeschermingswet 1998 nabij is en dat dan handhaving kan plaatsvinden t.o.v. Nederlandse en buitenlandse vaartuigen.

Hoogachtend,

dr. Henk Bleker

Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie