Rijksoverheid
Toespraak van de minister van Defensie voor de KBVK en de Atlantische
Commissie
Toespraak | 11-05-2011
Bijna tien jaar na de aanslagen in New York en Washington in 2011,
waarbij ruim 3.000 mensen om het leven kwamen, kwam Osama bin Laden
eveneens door gericht geweld om het leven. Al Qaeda maakte misbruik van
inherente zwakheden van onze open, genetwerkte wereld, de global
village. Het is ironisch dat de leefwereld van de terroristenleider
zelf jarenlang beperkt bleef tot enkele vertrekken in een ommuurde
vesting waar hij zich veilig waande.
Het is vooral veelzeggend dat er met alle hoogtechnologische
capaciteiten en het wereldomvattende inlichtingennetwerk die de
Verenigde Staten ten dienste staan tien jaren zijn heengegaan met de
speurtocht naar één persoon. Het illustreert wat mij betreft een feit
waar te veel mensen doorgaans te weinig oog voor hebben, namelijk dat
de uitvoering van militaire interventies in de hedendaagse, complexe
wereld veel meer voeten in de aarde heeft dan wij vooraf onderkennen.
Al Qaeda is een veelkoppig monster. We moeten dus niet de illusie
hebben dat we nu veilig zijn. Er zijn wel lichtpunten. Zo lijkt het
erop dat Al Qaeda een marginale rol speelt in de huidige onrust in de
Arabische wereld. Meer dan de terreurideologie van Al Qaeda is het de
drang naar vrijheid die gewone Arabieren bezielt.
De onrust in Noord-Afrika en het Midden-Oosten bevestigt eens te meer
dat de ontwikkelingen in de mondiale veiligheidssituatie onvoorspelbaar
zijn. Een half jaar geleden voorzag nog niemand de uitbarsting van
onvrede in deze strategisch belangrijke regio. Het onderstreept de
bevinding van het rapport van de Verkenningen dat de toekomst
onzekerder is dan sinds het einde van de Koude Oorlog.
Tal van veiligheidsuitdagingen zullen blijven vragen om een actieve
aanpak van de Nederlandse regering. Bijvoorbeeld om falende staten,
thuishavens voor terroristische en criminele organisaties, te voorkomen
of te stabiliseren. Om onze handelsroutes open te houden. Om dreigingen
- en dreigementen - met langeafstandsraketten vanuit vijandige staten
te weerstaan. Om ook in asymmetrische conflictsituaties effectief te
kunnen optreden.
We doen dit niet alleen. De veiligheid van Nederland is afhankelijk van
sterke internationale kaders. Bevordering van de internationale
rechtsorde staat niet voor niets in onze Grondwet. Een wereld waarin
recht overheerst, is immers in het belang van een handelsnatie als
Nederland.
Voor de uitvoering van ons veiligheidsbeleid werkt Nederland niet
alleen via de VN, maar vooral ook via de Europese Unie en de NAVO. De
EU en de NAVO zijn op hun beurt uiteraard afhankelijk van de politieke
wil en de militaire kracht van de lidstaten. En daar wringt soms de
schoen.
Laten we Libië als voorbeeld nemen. De crisis in Libië onderstreept het
belang van politieke gerichtheid in de EU en de NAVO. Eensgezindheid en
vastberadenheid - samen met de progressieve krachten in de Arabische
regio - zijn onze belangrijkste wapens tegen ontketend staatsgeweld
tegen eigen inwoners à la Gadaffi. Met Resolutie 1973 sprak de
internationale gemeenschap zich eendrachtig uit tegen de
gewelddadigheden van het regime van Gadaffi. De situatie op de grond in
Misrata en Benghazi bracht een aantal landen ertoe snel tot actie over
te gaan. Publieke verontwaardiging, boosheid en andere, min of meer
emotionele overwegingen hadden de overhand waar andere landen pleitten
voor zelfbeheersing. Ik wijs er slechts op dat er geen noodzakelijk
verband bestaat tussen dergelijke overwegingen en de effectiviteit van
de militaire operatie die nu acht weken onderweg is. Nu de emoties van
het eerste uur stilaan wegebben, voorzie ik dat de vragen over de
effectiviteit en de opportuniteit van het militaire ingrijpen
explicieter en nadrukkelijker zullen worden.
Er was, zo kan worden verondersteld, onder de omstandigheden in maart
onvoldoende gelegenheid om met alle bondgenoten gezamenlijk tot
conclusies te komen. Hierdoor kan de indruk zijn ontstaan van
overhaaste dadendrang bij een aantal landen. Toch was het, zeker in
vergelijking met eerdere situaties, indrukwekkend hoe snel de NAVO de
rijen heeft weten te sluiten. Niemand heeft uiteindelijk in de weg
gestaan van militaire actie onder de vlag van de NAVO.
Omdat de woelingen in de Arabische wereld nog niet ten einde zijn, is
het belangrijk tot meer gefundeerde gezamenlijkheid te komen. De NAVO
kan onmogelijk alle destabiliserende regimes tot de orde roepen en
overal de bevolking in nood te hulp komen. Daarom moet wat de NAVO
onderneemt doorslaggevend en gezaghebbend zijn. Zodat niet alleen de
concrete daad maar ook de gemeenschappelijk vastberadenheid effect kan
hebben.
Regeringen, ook de Nederlandse, staan voor de uitdaging in eigen land
daarvoor de benodigde steun te verwerven en te handhaven. Dit is
allerminst een vanzelfsprekendheid. Het draagvlak voor missies lijkt af
te kalven naarmate ze langer duren. De opening van NRC Handelsblad van
gisteren is in dit verband illustratief. "In Libië begint de tijd te
dringen", kopte de krant. En dat terwijl de operatie welgeteld 55 dagen
aan de gang is! Het heeft er alle schijn van dat vandaag de dag, in de
vluchtige wereld van sociale media, internet en YouTube, snelle
militaire successen bepalend zijn voor het draagvlak in onze
samenlevingen.
De realiteit is echter zoveel weerbarstiger, ervaren we keer op keer.
Het is aan de politiek die boodschap helder en overtuigend voor het
voetlicht te brengen. Verdeeldheid tussen bondgenoten blijft niet
onopgemerkt. Eensgezindheid is een voorwaarde om voldoende
maatschappelijke steun te kunnen genereren.
We moeten toewerken naar een gemeenschappelijke visie op de onrust in
de Arabische wereld. Dat is de enige manier waarop we politieke
wispelturigheid kunnen voorkomen en kunnen werken aan een weloverwogen
strategie die door alle bondgenoten wordt gedragen. Ik hoop dat de
Secretaris-generaal van de NAVO hierin voorop zal gaan.
De verantwoordelijkheid om de Arabische transformatie in goede banen te
leiden ligt eerst en vooral in de regio zelf, om te beginnen bij de
Arabische Liga. De Europese Unie werkt al jarenlang op tal van
terreinen samen met de regio en zoals minister Rosenthal al een aantal
malen kenbaar heeft gemaakt, kan de EU een belangrijke rol vervullen
bij het economische en politieke transformatieproces in deze regio,
onder meer door technische assistentie.
De NAVO kan een ondersteunende rol vervullen. Jarenlang is ervaring
opgedaan met de transformatie van de voormalie Oostbloklanden tot
nieuwe bondgenoten. Het beschikbaar stellen en benutten van die kennis
kan van grote toegevoegde waarde zijn voor een beheerste ontwikkeling
naar meer open Arabische samenlevingen. En naar stabiliteit aan de
grenzen van onze zuidelijke bondgenoten. Ik hoef slechts te wijzen op
de immigratiestroom naar Europa om duidelijk te maken dat het ook in
ons belang is.
Zoals ik net al opmerkte, bevestigt de Arabische onrust de
onvoorspelbaarheid van de wereld en de noodzaak tot waakzaamheid. De
financiële crisis en de toetstand van de rijksfinanciën nopen helaas
tegelijkertijd tot zeer ingrijpende bezuinigingen op defensiegebied.
Zie hier het dilemma waarvoor wij staan. Zie hier ook de uitdaging
waarvoor wij staan.
De bespiegelingen tot dusver geven de strategische context weer
waarbinnen het kabinet keuzes heeft moeten maken over de toekomst van
de Nederlandse krijgsmacht. Het gaat om scherpe en pijnlijke keuzes
vanwege de noodzaak tot omvangrijke bezuinigingen om de
overheidsfinanciën weer op orde te brengen. Binnen de financiële
mogelijkheden hebben we gedaan wat we konden om de operationele
capaciteiten van de Nederlandse krijgsmacht in stand te houden. We zijn
daarin niet volledig geslaagd, wat op zichzelf geen verrassing was.
Niettemin zullen de maatregelen die in de Beleidsbrief van 8 april jl.
zijn gepresenteerd naar mijn overtuiging wel resulteren in een
effectieve en kwalitatief nog altijd hoogstaande krijgsmacht. Een
kleinere krijgsmacht die we ons kunnen veroorloven en die over enige
tijd weer op orde is.
Ik kom nu op de belangrijkste overwegingen die ten grondslag hebben
gelegen aan de moeilijke keuzes in de beleidsbrief. Dat zijn er vijf. U
mag zelf beoordelen of er sprake is van een visie. Ik hoop u er in
ieder geval van te overtuigen dat wij weloverwogen te werk zijn gegaan.
Onzekerheid is de rode draad in het eindrapport van de Verkenningen.
Dat rapport stelt immers vast dat het potentieel voor conflicten groeit
en het palet van veiligheidsrisico's en kwetsbaarheden zich verbreedt.
Nederland dient hierop te zijn voorbereid en dat kan het beste met een
veelzijdige en flexibele krijgsmacht.
Bovendien weerspiegelt de keuze voor een veelzijdig inzetbare
krijgsmacht het brede beroep dat de politiek in de praktijk op de
krijgsmacht doet. Loopt u alleen al de huidige inzet maar eens in
gedachten langs: de politiemissie in Kunduz en de F-16's die zo
waardevol zijn voor de veiligheid van onze militairen,
piraterijbestrijding voor de kust van Somalië, het Navo-luchtoptreden
en de mijnenbestrijding voor de kust van Libië, de grensbewaking op de
Nederlandse luchthavens, de blushelikopters voor de branden bij
Schoorl.
Ik verklap geen geheim als ik u zeg dat ik vind dat onze militairen
niet genoeg maatschappelijke waardering genieten. Weliswaar is er steun
voor hun inzet en krijgen veteranen erkenning, maar voor de feitelijke
taakvervulling krijgen militairen bij lange na niet de waardering die
ze verdienen! In de periode dat ik minister ben, ben ik steeds meer
onder de indruk geraakt van de mensen in de krijgsmacht. Werkbezoeken
in binnen- en buitenland sterken mij in die overtuiging. Militairen
analyseren hun taken vanuit een oprechte belangstelling voor de
omgeving waarin ze die moeten uitvoeren. Hun werkwijzen zijn goed
doordacht en oplossingsgericht. Als je een militair vraagt een probleem
in een failed state op te lossen, vraagt hij nooit om meer vuurwapens,
tanks of raketten. Het gesprek draait dan om analyses over economische
ongelijkheid of rechtsongelijkheid en ontwikkelingsaspecten zoals
scholing en gezondheidszorg. Militairen zijn wat mij betreft de beste
ontwikkelingswerkers die we hebben. Het is jammer dat het schort aan de
beeldvorming.
Dan naar de hardware. De in het regeerakkoord vastgelegde wens om te
blijven beschikken over een veelzijdig inzetbare krijgsmacht is leidend
geweest. Zoals de beleidsbrief echter duidelijk maakt, strookt deze
wens niet volledig met de financiële kaders van het regeerakkoord.
Moeilijke keuzes waren mede daardoor onvermijdelijk. Denk maar aan de
opheffing van de twee tankbataljons van de landstrijdkrachten. De
laatste jaren is de rol van de gevechtstank afgenomen en in een
expeditionaire krijgsmacht kunnen andere wapensystemen, zoals de Apache
gevechtshelikopter en het CV-90 pantserinfanterievoertuig, het verlies
aan vuurkracht grotendeels opvangen. Onder druk van de bezuinigingen is
de tank het symbool van de innovatie van de krijgsmacht geworden. Aan
de achterkant verdwijnt vuurkracht maar aan de voorkant komen daar
toekomstgerichte capaciteiten, zoals cyber en UAV's, voor in de plaats.
Ook de afstoting van de Cougar helikopters is een vergaande maatregel.
Er bestaat in het kader van operaties immers een grote behoefte aan
transporthelikopters. De krijgsmacht zal op dit punt tijdelijk met een
capaciteitstekort worden geconfronteerd. Ik streef ernaar dit zo snel
mogelijk op te lossen met meer Chinooks en NH90's.
Ondanks deze ingrepen staat het streven naar een veelzijdige inzetbare
krijgsmacht recht overeind. We leveren weliswaar in aan
voortzettingsvermogen, maar we houden drie brigades, negen
infanteriebataljons, vier squadrons, zes fregatten, vier onderzeeërs,
commando's, mariniers en meer. De Nederlandse krijgsmacht kan ook de
komende jaren uiteenlopende militaire bijdragen blijven leveren in
uiteenlopende conflicten, op zee, te land en in de lucht. Het is geen
luxe maar bittere noodzaak in het licht van de grote mate van
onzekerheid over onze toekomstige veiligheid.
De tweede overweging betreft internationale samenwerking. Europa moet
over de middelen blijven beschikken voor een krachtige bijdrage aan
zijn veiligheid, in bondgenootschappelijk verband of zelfstandig. We
kunnen niet altijd aan de hand lopen van onze grote Amerikaanse broer.
We moeten investeren in de blijvende betrokkenheid van de Verenigde
Staten bij de Europese veiligheid. Een Europa dat in de lasten kan
delen, blijft een relevante veiligheidspartner voor de Verenigde
Staten. We kunnen bovendien onze ogen niet sluiten voor het feit dat
andere mogendheden wel blijven investeren in hun krijgsmachten. We
kunnen ook de veranderingen in de mondiale krachtsverhoudingen niet
negeren die hiervan het gevolg zullen zijn. De geschiedenis wijst uit
dat dergelijke veranderingen niet zonder risico zijn en dat zij
doorgaans de kans op militair conflict verhogen.
Als Europese partners hebben we dus een dringend gemeenschappelijk
belang bij de verdieping van multinationale defensiesamenwerking. De
belangrijkste drijfveer daarvoor is mijns inziens gelegen in de
verbetering van de militaire effectiviteit. Het gaat mij niet in de
eerste plaats om meer kosteneffectiviteit. Het zou een zwaktebod zijn
als we alleen maar proberen onze dalende defensie-uitgaven te
compenseren door een betere benutting van de slinkende middelen. Als we
daarin blijven hangen, maken we hooguit kleine stapjes vooruit. Dat is
niet het aansprekende perspectief dat we nodig hebben om werkelijk de
benodigde vooruitgang te boeken. We moeten ambitieuzer durven zijn, we
moeten toonaangevend willen zijn.
Versterking van de internationale defensiesamenwerking was een volgende
belangrijke overweging bij de totstandkoming van de Beleidsbrief.
Voorkomen moet worden dat de kredietcrisis een renationalisatie van de
defensie-inspanningen op gang brengt. De kredietcrisis moet Europa -
Nederland incluis - juist aansporen tot meer samenwerking. Om die reden
heb ik de militaire samenwerkingsverbanden waarin Nederland ertoe doet
nadrukkelijk willen behouden. Dat geldt bijvoorbeeld voor de
samenwerking in het kader van het snel inzetbare Duits-Nederlandse
legerkorps¬hoofdkwartier, al wordt in overleg met Duitsland naar
besparings¬mogelijkheden gezocht.
Om de wens dergelijke samenwerkingsverbanden verder te versterken
kracht bij te zetten, heb ik na mijn aantreden diverse malen overleg
gevoerd met mijn collega's van Duitsland, België en het Verenigd
Koninkrijk. Gisteren sprak ik in Berlijn nog mijn Duitse ambtgenoot De
Maizière en vorige week had ik in Londen een ontmoeting met mijn Britse
ambtgenoot Fox. In Benelux-verband en met Duitsland zijn
samenwerkingsagenda's opgesteld die in de beleidsbrief kort zijn
weergegeven. Zij worden op hoogambtelijk niveau verder uitgewerkt.
Initiatieven met een beperkt aantal partners zijn doorgaans effectiever
dan brede samenwerkings¬verbanden. Ik zie liever dat landen zich uit
belangstelling bij kleinere verbanden aansluiten dan dat waardevolle
ideeën verzanden in te vrijblijvende vergaderingen van te veel landen.
Daarom ben ik blij dat Nederland zich heeft aangesloten bij de Northern
Group die nu bestaat uit onder meer Denemarken, Duitsland, Noorwegen en
het Verenigd Koninkrijk. Samen met die landen gaan we op zoek naar
antwoorden op de vragen van deze tijd. En als we aanzetten voor
oplossingen denken te hebben gevonden, kunnen we het op de agenda van
de NAVO plaatsen om te zien wie er nog meer geïnteresseerd is.
Vernieuwingsimpulsen, zoals cyber, UAV's en de verdediging tegen
ballistische raketten, zijn belangrijk voor de krijgsmacht en
verschaffen ons personeel perspectief op vooruitgang en modernisering.
Dit is de derde overweging die ten grondslag heeft gelegen aan de
besluiten in de beleidsbrief. In dit verband is het ook van groot
belang dat de basis van de krijgsmacht aan het einde van de
kabinetsperiode weer gezond is. Op het defensiepersoneel wordt al jaren
een zware wissel getrokken. De uitzenddruk was lange tijd hoog.
Tegelijk volgt de ene reorganisatie op de andere en is de ene
bezuiniging nog niet verwerkt als de volgende zich alweer aandient.
Jarenlange structurele onderfinanciering gecombineerd met de
omvangrijke missie in Uruzgan heeft geresulteerd in achterstanden in
voorraden, onderdelen en oefenmogelijkheden. Daarom heb ik tevens
structureel 175 miljoen extra omgebogen om dit achterstallige onderhoud
weg te werken.
De krijgsmacht moet zo snel mogelijk weer geheel op orde zijn. Tegen
het einde van de kabinetsperiode, in 2014, moeten alle achterstanden
zijn weggewerkt en moeten de financiën weer op orde zijn. De komende
jaren zal het investeringsvolume sterk afnemen. Een doel in de
beleidsbrief is echter wel het investeringspercentage gaandeweg te
herstellen tot boven de 20. Nederland zal kunnen beschikken over een
kleinere krijgsmacht in goede conditie, gericht op vernieuwing en
gereed voor inzet binnen haar mogelijkheden.
De vierde overweging was dat er fors moest worden bespaard op het
bestuur en de bedrijfsvoering om ingrepen in het operationele domein
zoveel mogelijk te vermijden. Het gaat om een groot aantal grote en
kleine maatregelen. De trap wordt daarbij van boven schoon geveegd. In
de bestuursstaven komt een op drie functies te vervallen, in de totale
defensieorganisatie ruim een op zes. Het aantal topfunctionarissen
wordt verminderd. En voor de goede orde: ook hier gaat het om mensen
die Defensie vele jaren naar eer en geweten en naar beste kunnen hebben
gediend.
Het materieellogistieke domein wordt opnieuw ingericht, waarbij de
operationele commandanten de zeggenschap over de instandhouding
herkrijgen. Het betekent niet het herstel van de koninkrijkjes die de
krijgsmachtdelen tien jaar geleden nog waren. De rol van de CDS is
namelijk nog verder versterkt, waardoor de centrale aansturing
gegarandeerd is. Binnen de kaders van de opdrachten van de CDS krijgen
de operationele commandanten wel meer vrijheid en zeggenschap in de
uitvoering.
De vijfde overweging waaraan ik tot slot enige woorden wil wijden, is
de noodzakelijke aanpassing van ons personeelssysteem. De tijd dat een
life time career bij Defensie een vanzelfsprekendheid was, is voorbij.
De organisatie moet zo worden ingericht dat het personeelsbestand veel
eenvoudiger dan nu kan worden aangepast aan veranderende
omstandigheden. Dit vergt een grotere mate van flexibiliteit, die op
niet al te lange termijn voor iedereen de gewoonste zaak van de wereld
moet zijn. De rechtspositie van defensiepersoneel moet in de toekomst
zijn gericht op individuele kansen en, als die kansen zich bij Defensie
niet aandienen, op de overgang naar werk buiten Defensie.
Onder de noemer numerus fixus gaan we de aantallen medewerkers per rang
en schaal vaststellen om zo de organisatie- en personeelsopbouw te
kunnen reguleren. Deze keuze laat niemand ongemoeid. Gedwongen
ontslagen zijn onvermijdelijk. Als gevolg van de
bezuinigingsmaatregelen in combinatie met de keuze voor de numerus
fixus zullen uiteindelijk naar schatting 6.000 medewerkers worden
getroffen door 'harde' overtolligheid en in het traject terechtkomen
van externe herplaatsing en de bemiddeling naar ander werk. Ik houd er
rekening mee dat uiteindelijk zo'n 2.000 medewerkers gedwongen afscheid
moeten nemen van Defensie - en niet omdat zij niet goed zouden
functioneren.
Het lijdt al met al geen twijfel dat de bezuinigingen
defensie¬medewerkers rauw op het dak zijn gevallen. Eenheden
verdwijnen, materieel wordt afgestoten en de toekomst van
defensielocaties is ongewis. Op veel terreinen is niet alleen sprake
van verkleining, maar ook van de herordening en samenvoeging van
eenheden. Ook deze maatregelen zijn ingrijpend. Veel toekomstplannen
hebben we moeten beperken, uitstellen of schrappen. De krijgsmacht boet
dan ook onvermijdelijk aan gevechtskracht in, kwalitatief en
kwantitatief, en de inzetbaarheid zal afnemen.
De keuzes in de beleidsbrief treffen alle defensiemedewerkers. Zij
hebben zich met hart en ziel ingezet voor het mooie bedrijf dat
krijgsmacht heet. Velen van hen zijn ook op missie in het buitenland
geweest. Dat gaat mij als minister van Defensie aan het hart.
Tegelijkertijd is de noodzaak van de maatregelen onomstreden en ik neem
daarvoor dan ook de volle verantwoordelijkheid.
Ik ben geen verzekeringsdeskundige. Wel meen ik langzamerhand iets te
weten over Defensie en over veiligheid. Als Kamerlid was ik jarenlang
defensiewoordvoerder en in 2007 was ik voorzitter van een CDA-commissie
die een rapport over de toekomst van de krijgsmacht heeft opgesteld. Ik
heb altijd veel contacten in de militaire wereld onderhouden en voel
mij ten nauwste betrokken bij de krijgsmacht. Op grond daarvan heb ik
eerder verzucht dat Nederland "onderverzekerd" dreigt te raken.
Het gaat niet om de woorden. Het gaat erom dat wij in ons land niet
achteloos moeten omgaan met zoiets wezenlijks als de krijgsmacht. Wij
moeten de bereidheid blijven tonen te investeren in een krijgsmacht die
ertoe doet. Omdat bij een krachtig en welvarend land als Nederland een
professionele en capabele krijgsmacht hoort. Een moderne krijgsmacht
die onze burgers bescherming biedt en onze belangen veilig stelt, juist
als het moeilijk wordt. De bevordering van de internationale rechtsorde
hoort daarbij. Een krijgsmacht die schouder aan schouder met onze
bondgenoten kan meevechten als het erop aankomt. Een krijgsmacht die
het verschil maakt door haar kwaliteit en professionaliteit. Een
krijgsmacht waarop Nederlanders trots kunnen zijn. Een krijgsmacht die
ons belastinggeld dubbel en dwars waard is.
De ontwikkelingen in de wereld vragen om weerbaarheid. Daarvoor
aandacht vragen, dat is mijn missie. Ik hoop dat u mij daarin wilt
steunen.